• No results found

Leesstrategie: Bronnen en wijze van bronvermelding

Doel en functie

3. Leesstrategie: Bronnen en wijze van bronvermelding

De Reflective-Revision en de Elaborative schrijvers worden gezien als uitgebreide schrijversbenaderingen en deze schrijvers richten zich op thema, toon en publiek van de tekst terwijl de Procedural, Spontaneous-Impulsive en Low-Self-Efficacy schrijvers zich meer richten op woordgebruik, syntaxis, en interpunctie en het schrijfproces hebben op microniveau en oppervlakkiger benaderen. Op basis van deze inzichten kan een analyse-instrument, een set aan interviewvragen worden opgesteld en kunnen de uitkomsten daarvan inzicht geven in kwaliteit van een tekst en hoe de kwaliteit van de tekst samenhangt met het schrijfproces van de schrijver. De kenmerken van Lavelle& Zuercher (2002) kunnen daarbij als analyse-instrument worden gebruikt

6. Als je je tekst herschrijft wat verander je dan precies? Zijn de veranderingen ook bepalend geweest voor je samenvatting? Verandert daardoor ook de samenvatting en dus strekking van de tekst?

7. Als je reviseert, wat verander je dan het vaakst? De formuleringen van zinnen of de plaats van de alinea’s? En waarom? Hieruit kan worden afgeleid of de student vooral oppervlakkig of

diep reviseert

( Naar aanleiding van de antwoorden op de vragen wil ik de schrijvers indelen in: - schrijvers die surface changes aanbrengen; - en/of schrijvers die meaning changes aanbrengen in de tekst.

Surface Changes

- zijn revisies van spelling, hoofdletters, tijd/getal (enkelvoud/meervoud) modaliteit (hulpwerkwoorden veranderen), verkorten, interpunctie, en

- Vorm en/of Meaning-Preserving Changes zoals een woord toevoegen zonder dat de betekenis verandert, een woord verwijderen

en of veranderen zonder dat de betekenis verandert, vervangen (synoniem voor een woord, verwisselen (woorden bijvoorbeeld), verspreiden (één zin wordt in twee zinnen gezet, zonder dat de betekenis verandert), Samenvoegen (twee zinnen worden in één zin samengevoegd, zonder betekenisverandering).

Microstructure Changes en Macrostructure Changes bevatten dezelfde aspecten als de bovenstaande 6 punten onder

‘Meaning-Preserving’ changes alleen nu verandert door deze punten wel de betekenis.

- Macrostructure Change verandert de samenvatting van de tekst;

- Microstructure Change doet dit niet, maar verandert wel de concepten in de tekst (Faigley n Whyte, 1981).

2d. Wat was de rol van de afstudeerbegeleider in dit proces? Wat was de rol van de opdrachtgever?

2e. Hoe werd er feedback gegeven?(Op micro- en of macroniveau? surface zoals spelling, zinsniveau zonder de betekenis veranderde of op structuurniveau)

2f. Hoe heb je de feedback verwerkt?

2f. Paste de wijze van feedback van je procesbegeleider bij jouw manier van schrijven? Waarom wel? Waarom niet? Licht je antwoord toe.

3. Leesstrategie: Bronnen en wijze van bronvermelding

3a. Hoe ben je gekomen tot de auteurs die je hebt gebruikt in je theoretisch kader en waarom heb je deze teksten gebruikt?

3b. Welke auteurs en teksten waren volgens jou van eminent belang voor het schrijven van je afstudeeropdracht?

3c. In hoeverre sluiten de teksten en auteurs aan op de kennis die je al hebt? Heb je gebruik gemaakt van auteurs die je al kende?

3d. Als je relevante informatie hebt gevonden in een tekst hoe verwerk je die dan?

3e. Hoe zou jij je zoek-en leesstrategie willen omschrijven? ( Je leest een tekst, zoekt naar de belangrijkste punten en vindt een term en/of een idee die verbanden legt en gebruikt deze om een tekst te organiseren? Of word je lezen bepaald door jou zelf en zoek je naar

aanknopingspunten die jouw idee bevestigen? )

De antwoorden die gegeven worden wil ik in verband brengen met Flower in Jakobs (2003, p901 e.v.) onderscheidt die drie leesstrategieën onderscheidt, te weten

1. ‘gist and list’ strategy , deze houdt in dat schrijvers een tekst lezen, zoeken naar de belangrijkste punten, een idee of term vinden die verbanden legt en deze gebruiken om de tekst te organiseren;

2. True, Important and I Agree (TIA), deze is sterk lezergericht, het lezen wordt bepaald door de lezer en niet zozeer door de tekst zelf, TIA is een effectieve methode om ideeën te selecteren die je leuk vindt, al wat over weet en over kan schrijven, terwijl je de

rest weglaat;

3. ‘dialogue’ in deze strategie is er sprake van werkelijke groei in kennis omdat het de twee andere strategieën combineert en de schrijver zich door begrippen en ideeën af te wegen komt tot een gekwalificeerd, afgewogen begrip van ideeën.

65

Bijlage 2: Vragenlijst opdrachtgever

Opdrachtgever

Wat zijn vanuit de opdrachtgever de eisen en verwachtingen ten aanzien van de functies en doelen van de afstudeeropdracht?

Tekst

1a. Wat is volgens jou het doel van deze tekst? Welke functie vervult de tekst in jouw ogen?

( is het een onderzoeksrapport en/of een adviesrapport en/of blijk van competenties geven.?)

1b. Wat voor soort tekst is dit? (Een onderzoeksrapport of een adviesrapport?) 1c. Wat is volgens jou de functie van de tekst?

1d. Wat waren jouw verwachtingen over de tekst?

1e. In hoeverre komen die overeen met de tekst die voor je ligt?

1d. Welke componenten van het rapport droegen bij aan jouw verwachting en doelstelling van de tekst? Welke niet? Licht toe.

1f. Hoe zou de tekst er idealiter volgens jou uit moeten zien? (Als de schrijver geen rekening had hoeven houden met het instituut als lezer, hoe had idealiter volgens u de tekst er dan uit gezien. Welke componenten waren van belang en/of hadden meer aandacht mogen krijgen.)

1g. Wat zijn de eisen die je stelt aan de tekst?

1h Komen deze eisen overeen met de eisen die door de opleiding gesteld worden?

1i. Wat gebeurt er met de tekst? Wat gebeurt er met het onderzoek? Wat gebeurt er met het advies? Relevantie voor de opdrachtgever?

1j. Hoe wordt het vervolg teruggekoppeld aan de schrijver?

1k. Is de schrijver volgens de opdrachtgever geslaagd in de intentie van de schrijver? Is de schrijver volgens de opdrachtgever geslaagd in de intentie van de opdrachtgever?

Relatie schrijver

2a. Bij wie lag het initiatief van de opdracht?( Hoe zijn de schrijver en opdrachtgever met elkaar in contact gekomen?) Hoe is de opdracht tot stand gekomen?

2b. Kun je de relatie met de schrijver beschrijven?

2c. Hoe beschouwde je de schrijver: als student, adviseur of als onderzoeker?

2d. Wat waren de verwachtingen over de schrijver? In hoeverre zijn die wel/niet uitgekomen? 2e. Wat moet volgens jou een schrijver voor een dergelijke tekst kunnen?

2f. Wat voor kennis en vaardigheden had deze schrijver volgens jou (nodig) om deze tekst te kunnen schrijven?

2f. Wat heb je voor de schrijver betekend in het schrijfproces?

2g. Wat heb je voor hem betekend in het onderzoeks-en adviestraject?

Bronnen en bronvermelding

De schrijver heeft een aantal auteurs en artikelen gebruikt voor de afstudeeropdracht. 3a. Welke auteurs en artikelen kent de afstudeerbegeleider/opdrachtgever?

3b. In hoeverre kenmerkt de lezer dit als belangrijke tekst voor het genre/ de discourse van de

discourse community?

3c. In hoeverre zijn de artikelen en de auteurs volgens de opdrachtgever relevant?

3d. Wat waren de verwachtingen van de lezer over het theoretisch kader en organisatieanalyse mbt de opdracht?

66

Bijlage 3: Vragenlijst afstudeerbegeleider

Afstudeerbegeleider: Wat zijn vanuit de afstudeerbegeleider de eisen en verwachtingen ten aanzien van de functies en doelen van de afstudeeropdracht?

Tekst

1a. Wat is volgens jou het doel van deze tekst? Welke functie vervult de tekst in jouw ogen?

( is het een onderzoeksrapport en/of een adviesrapport en/of blijk van competenties geven.?)

1b. Wat voor soort tekst is dit? (Een onderzoeksrapport en/of een adviesrapport en/of een proeve van bekwaamheid?)

1c. Wat versta jij onder een onderzoeksrapport/ adviesrapport/ meesterproef? 1d. Wat zijn jouw verwachtingen over dit type tekst?

1e. In hoeverre komen die overeen met de tekst die voor je ligt?

1f. Welke componenten van het rapport droegen bij aan jouw verwachting en doelstelling van een dergelijke tekst? Welke niet? Licht toe.

1g Hoe zou de tekst er idealiter volgens jou uit moeten zien? 1h. Wat zijn de eisen die jij stelt aan de tekst?

1i. Komen deze eisen overeen met de eisen die door de opleiding gesteld worden? 1j. Heb je andere of extra eisen die niet genoemd zijn in de opleidingseisen?

1k. Wat is voor jou belangrijk: opvatting instituut, opvatting opdrachtgever? Wat geeft bij jou de doorslag als het gaat om de kwaliteit van de tekst.

1l. Is de schrijver volgens de afstudeerbegeleider geslaagd in de uitvoering en het doel van de tekst?

1m. Is de schrijver volgens de afstudeerbegeleider geslaagd in de intentie van de opdrachtgever? 1n. Hoe is de schrijver met de meerdere functies van de tekst omgegaan?

1o. De tekst is hybride, er zijn dus meerdere doelen en functies van de tekst: hoe ga jij daar als afstudeerbegeleider mee om en waar komt bij jou de focus te liggen?

1p. Als je uiteindelijk de tekst beoordeelt, wat weegt dan het zwaarst voor jou in de beoordeling?

Relatie afstudeerder

2b. Hoe is de uiteindelijke formulering van de opdracht tot stand gekomen? En wat was jouw rol in dit proces?

2c. Hoe beschrijf je de relatie met de afstudeerder?

2d. Hoe beschouwde je de afstudeerder: als student, junior-adviseur, onderzoeker, (leraar-gezel)? 2e. Wat waren de verwachtingen over deze afstudeerder? In hoeverre zijn die wel/niet

uitgekomen?

2f. Wat moet volgens jou een afstudeerder kunnen om een dergelijke tekst te kunnen produceren? 2g. Wat voor kennis en vaardigheden had deze afstudeerder volgens jou (nodig) om dit proces naar behoren af te ronden en te komen tot deze tekst?

2h. In hoeverre beheerste de afstudeerder het wel of niet?

2i. Hoe zou je jouw rol als afstudeerbegeleider in dit proces willen omschrijven? Is dit je reguliere werkwijze of wordt die bepaald door het contact met de afstudeerder? 2k. Welke afspraken hebben jullie gemaakt over de wijze van begeleiding?

2l. Welke afspraken hebben jullie gemaakt over de wijze van feedback? 2m. Waaruit bestond jouw feedback? Op welke wijze heb je feedback gegeven? 2n. Hoe waardeerde de afstudeerder je input?

2n. Op welke wijze is je feedback volgens jou verwerkt? En hoe ga je ermee om als het niet het gewenste resultaat oplevert?

2o. Wat heb je voor de schrijver betekend in het onderzoeks-en adviestraject?

2p. Hoe zag de schrijver jou in dit proces? Als sparringspartner, begeleider, beoordelaar, expert? 2q. Hoe zie jij jezelf in dit proces? Als expert? Als sparringspartner, als beoordelaar? Op wat voor wijze is je rol tijdens het proces naar voren gekomen?

67

Schrijfvaardigheden

3a. Voordat je begint met schrijven waar denk je dan over na?

3b. Als je nagedacht hebt over (antwoord bovenstaande) wat doe je dan?

3c. Tijdens: Hoe schrijf je een eerste versie? (gelijk doorschrijven, herlezen, herschrijven)

3d. Tijdens het schrijven waar ben je dan het meest mee bezig: structuur, planning, zinsbouw, interpunctie of spelling? Wat doe je dan precies?

3e. Wat gebeurt er met het onderwerp tijdens het schrijven?

Lavelle & Zuercher j hebben vijf typen schrijvers gedefinieerd: 1. de elaborative schrijver:

schrijver die hecht aan de persoonlijke betekenis van een tekst en ziet schrijven als een symbolische persoonlijke investering. Kenmerkende uitspraken van elaborative schrijvers zijn: van schrijven krijg ik een goed gevoel, ik leg veel van mezelf in de tekst. 2. de reflective revision :

schrijvers die het schrijfproces baseren op een verfijnde wijze van revisie waarbij iemands denken wordt her-en overdacht. Schrijven wordt gezien als een grondig schrijfproces waarbij er thematisch en algemeen wordt gedacht en dat schrijven wordt beschouwd om eigen en andermans ideeën te kunnen beschrijven. Nadruk lig niet op revisie en op het telkens reviseren van een tekst.

3. de low self efficacy schrijvers:

een laag zelfbeeld en zien schrijven als een pijnlijk taak. Deze schrijvers hebben het idee dat grammatica en spelling hen veel zal helpen tijdens het schrijven. Zij zien schrijven niet als een manier om betekenis te geven aan een mening of iemands persoonlijke mening. 4. spontaneous-impulsive schrijvers:

schrijven impulsief en ongepland. Ze overschatten hun eigen schrijfvaardigheid en de benadering is defensief. De revisie van deze schrijver is gefocused op het surface-level, waarbij verandering op microniveau worden gemaakt. Typerende uitspraken zijn dat ‘deze schrijvers net zo schrijven als ze spreken’.

5.de procedural schrijver:

is een schrijver die methodisch schrijft en zich oriënteert op zijn schrijftaak, waarbij niet zozeer hij, alswel de docent uitgangspunt van schrijven is, ze houden zich aan regels die gesteld worden en laten zien dat ze veelal doen wat de docent vraagt in plaats van er zelf over na te denken of over te communiceren.

De Reflective-Revision en de Elaborative schrijvers worden gezien als uitgebreide schrijversbenaderingen en deze schrijvers richten zich op thema, toon en publiek van de tekst terwijl de Procedural, Spontaneous-Impulsive en Low-Self-Efficacy schrijvers zich meer richten op woordgebruik, syntaxis, en interpunctie en het schrijfproces hebben op microniveau en oppervlakkiger benaderen. Op basis van deze inzichten kan een analyse-instrument, een set aan interviewvragen worden opgesteld en kunnen de uitkomsten daarvan inzicht geven in kwaliteit van een tekst en hoe de kwaliteit van de tekst samenhangt met het schrijfproces van de schrijver. De kenmerken van Lavelle& Zuercher (2002) kunnen daarbij als analyse-instrument worden gebruikt

3f. Als je je tekst herschrijft wat verander je dan precies? Zijn de veranderingen ook bepalend geweest voor je samenvatting? Verandert daardoor ook de samenvatting en dus strekking van de tekst?

3g. Als je reviseert, wat verander je dan het vaakst? De formuleringen van zinnen of de plaats van de alinea’s? En waarom?

( Naar aanleiding van de antwoorden op de vragen wil ik de schrijvers indelen in: - schrijvers die surface changes aanbrengen; - en/of schrijvers die meaning changes aanbrengen in de tekst.

Surface Changes

- zijn revisies van spelling, hoofdletters, tijd/getal (enkelvoud/meervoud) modaliteit (hulpwerkwoorden veranderen), verkorten, interpunctie, en

- Vorm en/of Meaning-Preserving Changes zoals een woord toevoegen zonder dat de betekenis verandert, een woord verwijderen en of

veranderen zonder dat de betekenis verandert, vervangen (synoniem voor een woord, verwisselen (woorden bijvoorbeeld), verspreiden (één zin wordt in twee zinnen gezet, zonder dat de betekenis verandert), Samenvoegen (twee zinnen worden in één zin samengevoegd, zonder betekenisverandering).

Microstructure Changes en Macrostructure Changes bevatten dezelfde aspecten als de bovenstaande 6 punten onder ‘Meaning-Preserving’

changes alleen nu verandert door deze punten wel de betekenis.

- Macrostructure Change verandert de samenvatting van de tekst;

- Microstructure Change doet dit niet, maar verandert wel de concepten in de tekst (Faigley n Whyte, 1981).

Bronnen en bronvermelding

De schrijver heeft een aantal auteurs en artikelen gebruikt voor de afstudeeropdracht. 4a. Welke auteurs en artikelen kent de afstudeerbegeleider/opdrachtgever?

4b. In hoeverre kenmerk je dit als belangrijke tekst voor de tekst, en/of de opleiding (en het genre/

de discourse van de discourse community?)

4c. In hoeverre zijn de artikelen en de auteurs volgens de afstudeerbegeleider relevant? 4d. Wat zijn jouw eisen mbt theoretisch kader en organisatieanalyse?

4e. In hoeverre komen die overeen met de eisen van het instituut?

4f. In hoeverre is de afstudeerder geslaagd in het formuleren van het theoretisch kader en de organisatieanalyse? In hoeverre zijn die verwachtingen uitgekomen?

68

Bijlage 4: Beoordelingsformulier afstudeeropdracht SICM

Verantwoording van onderzoek 20 punten Criteria

Briefing 1 punt

Duidelijke en volledige beschrijving van de opdracht en het doel van de opdracht vanuit het perspectief van de opdrachtgever

Organisatie en context 4 punten

Relevante beschrijving van de organisatie en de interne /externe communicatie - Interne analyse van de organisatie:

A. de analyse is gebaseerd op onderzoek B. de analyse is voldoende breed en diep

c. de analyse beperkt zich tot de relevante thema’s voor de opdracht - Externe analyse voor de organisatie

A. de analyse is gebaseerd op onderzoek B. de analyse is voldoende breed en diep

c. de analyse beperkt zich tot de relevante thema’s voor de opdracht Theoretisch kader

4 punten

- Beschrijving van de relevante onderzoeksgebieden

- Toepassing en beschrijving van beschikbare relevante(wetenschappelijke) inzichten, theorieën, concepten en modellen

- De theoretische concepten en modellen zijn relevant en up to date

- Elke theoretisch concept en/of model is expliciet gerelateerd aan het hoofd-en of een of meer van de subdoelen

Debriefing vanuit studentperspectief 4 punten

- De student heeft de opdracht zelfstandig ge(her)definieerd, vertaald in hoofd- en subdoelen en geanalyseerd op basis van relevante kennis en (theoretische inzichten)

- De analyses met betrekking tot de opdracht geven blijk van onafhankelijk oordeelsvorming en het in perspectief zien van de opdracht

- Het verband tussen hoofd -en subdoelen en de context van de organisatie is duidelijk - Het verband tussen hoofd- en subdoelen en het theoretisch kader is duidelijk en correct - Het hoofddoel en de subdoelen betreffen een concreet, praktijkgeoriënteerd en resultaatgericht

onderzoeksproject

- De opdracht heeft heldere en realistische grenzen Onderzoeksvragen

4 punten

- De vraagstelling is duidelijk geformuleerd - De vraagstelling volgt logisch uit het hoofddoel - Hoofd- en deelvragen zijn helder geformuleerd

- Onderzoeksvragen reflecteren de diepte en de breedte van de hoofd- en subdoelen

- Het is van iedere onderzoeksvraag duidelijk wat de bijdrage daarvan is voor de beantwoording van de hoofdvraag

- Iedere hoofdvraag is logisch verbonden met de hoofdvraag Methodologie

4 punten

- Voor elke onderzoeksvraag is bepaald welke onderzoeksmethode het meest geschikt is - Van iedere onderzoeksmethode is beschreven en aangegeven wat daarvan de onderbouwing is - Beschrijving en rechtvaardiging van de steekproefbepaling

Uitvoering onderzoek en analyse 40 punten Criteria

Uitvoering van de onderzoeksopzet

- Kwaliteit van de gebruikte onderzoeksmethoden om tot relevante antwoorden te komen - Kwaliteit van de verwerking om tot valide antwoorden te komen

Resultaten van het onderzoek

- Representativiteit - Compleet en bondig - Overzichtelijk - Feitelijke weergave Conclusies Zijn gebaseerd op:

- Analyse van onderzoeksresultaten in relatie tot elkaar - Relatie van onderzoeksresultaten tot hoofdvraag/-vragen - Integrale benadering van de hoofdvraag/-vragen - Theoretisch kader

Vertaalslag onderzoek, analyse naar advies

- Er is een logische en beredeneerde relatie tussen de conclusies en het advies

Advies 20 punten Criteria

Kwaliteit 10 punten

- Beargumenteerd

- Onderbouwd met onderzoek en theorie - Met toegevoegde waarde voor de opdrachtgever Acceptatie

5 punten

- Verwachte en/of gebleken acceptatie van het advies door de opdrachtgever?

Uitvoerbaarheid - Mate waarin rekening is gehouden met randvoorwaarden als tijd, budget, menskracht, procedures, cultuur, etc

- Anticipatie op effecten en consequenties

Professioneel functioneren (20 punten)

Schriftelijke communicatie 10 punten

- Omvang van het rapport: passend, kernachtig, efficiënt

- Taalgebruik rapport: correct voor wat betreft spelling, grammatica, stijl, sequentiële opbouw

- Verzorging rapport: zakelijk en representatief

69

Competenties 10 punten

- Zelfsturing, proactief handelen - Samenwerken

- Planmatig werken - Resultaatgerichtheid - Oordeelsvorming

- Probleemoplossend vermogen

- Creativiteit, originaliteit, gevoel voor innovatie

70

Bijlage 5: Bronnen en bronverwerking

Tekst 1 Voorwoord Inleiding Geen bronvermelding 1. Globale Opdrachtomschrijving Geen bronvermelding 2. Organisatie-analyse

11. Provincie Overijssel (2011). Inwoneraantal en oppervlakte. Geraadpleegd op 8 januari 2012, van http://www.overijssel.nl/overijssel/cijfers-kaarten/inwoneraantal/

12. Provincie Overijssel (2010). Missie van de provincie Overijssel. Geraadpleegd op 30 september 2011, van http://www.overijssel.nl/overijssel/organisatie/missie/.

13. Provincie Overijssel (2010). Ambtelijke organisatie. Geraadpleegd op 30 september 2011, van http://www.overijssel.nl/overijssel/organisatie/. 14. Provincie Overijssel (2011). Organogram Overijssel. Geraadpleegd op 30 september 2011, van

http://www.overijssel.nl/overijssel/organisatie/organogram/. (3) informeren

15. Provincie Overijssel (2011). Richtlijnen Sociale Media. Geraadpleegd op 30 september 2011, van http://www.overijssel.nl/overijssel/huisstijl-overijssel/bouwstenen/richtlijnen-social/.

16. Provincie Overijssel (2011). De kracht van Overijssel. Inspireren, innoveren en investeren. Hoofdlijnenakkoord 2011-2015. Zwolle: Provincie Overijssel.

19. Team Communicatie (2011). Communicatieplan collegeperiode 2011-2015. Zwolle: Provincie Overijssel. 1

Hoofdstuk 3: Theoretisch kader

1.Aalberts, C. & Kreijveld, M. (2011) Veel gekwetter, weinig wol. De inzet van sociale media door overheid, politiek en burgers. Den Haag: Sdu Uitgevers.

2.Aarts, N (2011) Sociale media, hoe mensen daarmee communiceren. In D. van Osch & R. van Zijl (Ed.), Basisboek social media (45 – 69). Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

3. Compton, J.R. & Benedetti, P. (2010) Labour, new media and the institutional restructuring of journalism. Journalism Studies, 11, 487-499 [elektronische versie].

4.Dijk, J. van (2011) Sociale media, hoe mensen daarmee communiceren. In D. van Osch & R. van Zijl (Ed.), Basisboek social media (13 – 43). Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Evers,1997

European Communication Monitor 2011

5. Gerbner, G. (1956) Toward a general model of communication. Audio-Visual Communication Review, 4, 171-199.

8. Kussendrager, N. & van der Lugt, D. (2005) Basisboek Journalistiek. Achtergronden, genres, vaardigheden. Groningen: Wolters Noordhoff. (pag 140-150)

Marc Chavannes (2007)

10.Proefschrift over de toekomstige taak van de journalistiek (1997, 20 juni) NRC Handelsblad, p. 8 [elektronische versie]. 22. Quadrant Communications (2009). Whitepaper journalistenenquête. Gent: Quadrant Communications. [elektronische versie]

23. Brunswick Research (2011). Use of social media among business journalists. [elektronische versie]

20. Twitter, een revolutionaire babbelbox (2011, 2 april) Trouw, p. 23. [elektronische versie]

21. Vijanden die snel bevriend raken (2011, 28 april) De Volkskrant, p.22. [elektronische versie]

Rapport commissie Brinkman (2009) Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet

7. Kaap, G. van der (2008) Toegepast Communicatieonderzoek. Den Haag: Boom Onderwijs

Hoofdstuk 5: Resultaten