• No results found

Uit de verdiepende analyses blijkt dus dat mensen die schade krijgen vervolgens een minder goede gezondheid hebben: hieruit wordt duidelijk dat het krijgen van schade en het doorlopen van schadeprocedures onder respondenten tot een mindere gezondheid leidt, mogelijk omdat dit gepaard gaat met stress.

Tegelijkertijd laten onze resultaten zien dat juist het hebben van meervoudige schade een grote impact heeft op gezondheid. We vermoeden dat vooral komt doordat

sommige respondenten al lang te maken hebben met (veel) gedoe omtrent schade en schadeafhandeling. In dit stuk gaan we daarom in op de volgende vraag: ​wat is de

impact​ ​van langdurige schadetrajecten op gezondheid?​ Ook hier geldt: mogelijk is

de impact van meervoudige schade op gezondheid minder groot als men inmiddels niet meer veel met schadeprocedures te maken heeft.

Om deze reden hebben we analyses gedaan waarin we onderscheid maken in

schadetrajecten: bij welke instantie hebben bewoners hun eerste schade gemeld (NAM, CVW, IMG) en hebben ze nog recent een schademelding gedaan bij IMG.

In Figuur 5.3 A en B is te zien dat de gezondheid van respondenten verschilt voor hen die schade hebben gemeld ten tijde van het regime van NAM, CVW en IMG. Uit de

resultaten blijkt dat de minst goede gezondheid te vinden is onder respondenten die hun eerste schade meldden bij NAM ​en​ die bovendien ook recent nog nieuwe schade meldden bij IMG. Respondenten die hun eerste schade pas hebben gemeld bij CVW of IMG en die dus recenter in aanraking kwamen met de gevolgen van de gaswinning, zijn significant gezonder. Daarnaast zien we ook dat respondenten die hun eerste schade bij NAM hebben gemeld, maar die vervolgens geen schade meer hebben gemeld bij IMG, een significant betere gezondheid rapporteren dan respondenten die nog steeds met (nieuwe) schade kampen. Deze resultaten tezamen maken duidelijk dat ​met name respondenten die al lang te maken hebben met schades, gemiddeld een hoger risico lopen op een slechtere gezondheid​. Belangrijk ook om op te merken dat het hierbij om een aanzienlijke groep gaat: ​8,6% van de respondenten (N=3458) die de vragenlijst

invulden heeft langdurige schade​. Het is hierbij goed om te melden dat we in de

analyses “controleren” voor leeftijd (met andere woorden: dit komt niet omdat deze mensen ouder zijn). Wel zien we dat als deze trajecten afgerond zijn of men in ieder geval geen schade meer meldt, gezondheid weer lijkt te herstellen.

Figuur 5.2: (A) ​Geestelijke gezondheid (MHI-5) op een schaal van 0 tot 100. Een hogere

MHI-5 score betekent een betere gezondheid. (​B) ​gezondheidsklachten op een schaal van 4 tot 24 voor respondenten met schade (N=1564) uitgesplitst naar de instantie waar zij het eerst schade meldden en of zij wel of niet recent schade hebben gemeld bij IMG.

Deze effecten van langdurige schade op gezondheid, waarbij juist respondenten die al lang schade melden en dat nog steeds doen gemiddeld een significant slechtere gezondheid hebben dan andere respondenten, zien we niet alleen in de cijfers terug. Ook uit de periodieke interviews die worden afgenomen bij een deel van de

respondenten wordt dit zeer duidelijk.

Interviewer Wat is er veranderd rondom de gaswinningsproblematiek in uw leven? Respondent Nou niks, want we zitten er nog steeds mee en ik heb voor de vierde keer nu

schade, dus daar ben ik nu in afwachting van, van de afwikkeling van die schade dus. Vanaf 2014 heb ik nu de vierde schade. Ja, en dat wordt wel frustrerend natuurlijk omdat je dingen laat repareren en ja, dan komen er bevingen dan komt de schade opnieuw terug.

[...]Het is gewoon een lange tijd geweest dat je dan zonder behang op de muur zit, en ja, daar word je gewoon niet vrolijk van, je woont bijna in een soort kraakpand. Nou, dat is niet leuk.

[...]Nou ja, een beetje stressvol en een beetje verdrietig word je er wel van omdat je gewoon niet kan genieten van je huis.

Conclusie

Op het eerste oog lijkt het erop dat de gemiddelde gezondheidsachterstand van respondenten met (meervoudige) schade snel wordt ingelopen. Maar dat is een

overhaaste conclusie. Door het slepende karakter van deze ramp, komen er steeds meer nieuwe mensen bij die voor het eerst een of meerdere schademeldingen doen. Het totaal aantal schademeldingen is daardoor steeds minder relevant om te bepalen wat de impact van schade ​op dit moment​ is.

Als we specifiek inzoomen op respondenten die recentelijk schade kregen en er nieuwe schade bij kregen, zien we dat ook tijdens de laatste drie metingen, het optreden van nieuwe schade wel degelijk een negatief effect heeft op​ alle​ gezondheidsmaten. Daarbij is ook de ervaren tijdsinvestering van schadeafhandeling van belang. Respondenten die de schadeprocedure als een grote tijdsinvestering zien, hebben een slechtere

gezondheid. De schadeafhandeling door IMG lijkt dus in allerlei opzichten beter dan voorheen, maar schade gaat nog steeds gepaard met risico’s voor de gezondheid. Daarnaast laten de resultaten óók heel duidelijk zien dat de gezondheidsachterstand met name fors is onder de respondenten die al langer te maken hadden met de

schadeafhandeling en die nu nog steeds schademeldingen doen. Vooral respondenten die ten tijde van de schadeafhandeling door NAM​​al te maken hadden met de schades aan hun woning en nog steeds in deze procedures zitten doordat zij schade bij IMG hebben gemeld, hebben een slechtere geestelijke gezondheid en rapporteren meer gezondheidsklachten. Deze bevindingen benadrukken dat er positieve signalen zijn over het grote geheel, maar dat de meest kwetsbare groep op achterstand blijft. Er is

aanleiding om mensen met meervoudige schade die hier al lang mee te maken hebben extra goed in de gaten te houden.

6. Versterking

De Nationaal Coördinator Groningen is in 2016 gestart met de versterkingsoperatie in delen van de provincie Groningen. Bij het versterken van gebouwen worden vier stappen doorlopen: opname van de staat van het gebouw; beoordeling van mogelijke risico’s en maatregelen; vaststelling van plan van aanpak; en uitvoering. Wanneer een huis versterkt wordt, betekent dit dat het huis uiteindelijk (ingrijpend) aangepast wordt of dat er sloop/nieuwbouw plaatsvindt.

In dit hoofdstuk onderzoeken we wat de impact is van de versterking op bewoners die ermee te maken krijgen. We hebben daarvoor om te beginnen in de vragenlijst enkele vragen opgenomen om na te gaan welk deel van de respondenten uit het panel te maken

Samenvatting

- Er is maar weinig overlap tussen het versterkingsregister en antwoorden van respondenten over de versterking op de vragenlijst. Dat komt deels doordat respondenten de schadeafhandeling en de versterking met elkaar verwarren. - 16% van de respondenten denkt dat het nodig is dat hun huis versterkt wordt.

Dit zijn vooral respondenten met meervoudige schade.

- Ruim de helft van de mensen die het nodig vinden dat hun huis versterkt wordt, vindt de versterking van hun woning enigszins, erg of heel erg dringend. In toelichting noemen zij vaak de onveiligheid van de woning als reden.

- Van de respondenten die het nodig vinden dat hun huis versterkt wordt, verwacht 38% dat dit ook zal gebeuren, terwijl 33% denkt dat het niet zal gebeuren. De overige 30% weet het niet.

- 70% van de 243 respondenten die voorkomen in het versterkingsregister en die de vraag over communicatie met instanties hebben ingevuld oordeelt hierover negatief. Veel genoemde redenen zijn het gebrek aan informatie en de traagheid/stroperigheid. Over het contact met contactpersonen van betrokken instanties oordelen respondenten aanzienlijk positiever.

- Respondenten die (nog) niet voorkomen in de werkvoorraad van de NCG maar wel in de kern van het aardbevingsgebied wonen, hebben wél behoefte aan (meer) informatie over de versterkingsoperatie.

- Over het geheel genomen zien we dat respondenten die te maken hebben met versterking (a) minder vertrouwen hebben in veel instanties en in het rijk, maar niet minder vertrouwen in NCG, (b) meer risico’s waarnemen en zich minder veilig voelen, met name tijdens de planvorming en uitvoering, en (d) een groter risico lopen op gezondheidsklachten, met name als ze ouder zijn. Al deze effecten komen bovenop de al bestaande effecten van schade.

heeft met de versterking. We stelden daarover de volgende vragen: ​Is uw woning versterkt? Zijn er plannen om uw woning te versterken? Wilt u dat uw woning versterkt wordt? Is het nodig dat uw woning versterkt wordt?​ De analyses van deze vragen zijn opgenomen in paragraaf 1. In de tweede paragraaf gaan we in op de ervaringen van respondenten met communicatie van instanties rond versterking. In de derde paragraaf bespreken we de samenhang tussen versterking en de kernvariabelen van Gronings Perspectief (risicoperceptie, ervaren veiligheid, vertrouwen, emoties en gezondheid). Data verstekingsregister

Uit de meting van april 2017, toen we ook vragen stelden over de versterking, bleek dat er veel verwarring en onduidelijkheid was over het begrip versterking en hoe zich dat verhoudt tot de de schadeafhandeling en de aanpak van onveilige bouwelementen (Postmes et al., 2017). Om het begrip versterking voor de respondenten te

verduidelijken, hebben we tijdens de meting van juni 2019 en de meting van september 2020 een verduidelijkende tekst toegevoegd (Stroebe et al., 2019a). Het is echter nog steeds mogelijk dat respondenten het begrip versterking verschillend interpreteren. Om dit verder te onderzoeken hebben we de antwoorden op de vragenlijst van september 2020 gekoppeld aan het versterkingsregister van NCG, waarin hun werkvoorraad is opgenomen. Voor de adressen van respondenten die ons daar

toestemming voor hebben gegeven, hebben wij aan ons databestand gegevens van NCG over het risicoprofiel van de woning (Normaal, Licht verhoogd en Verhoogd ) en de fase 7 van de versterkingsoperatie (Nog niet gestart, Opname, Beoordeling, Planvorming, Uitvoering, Afgerond) toegevoegd. 8

Uit de vergelijking tussen het versterkingsregister van NCG en de antwoorden van respondenten over de versterking van hun woning, blijkt dat er maar weinig verband is tussen de twee. Enerzijds komt dit doordat respondenten de schadeafhandeling en de versterking met elkaar verwarren, doordat ‘versterken’ een onduidelijk begrip is. Dit geldt vooral voor respondenten die nog niet met de versterking te maken hebben gehad. Anderzijds vult een deel van de respondenten pas op de vragenlijst in dat er plannen zijn om te gaan versterken als zij er zeker van zijn dat hun woning inderdaad versterkt wordt (na de beoordelingsfase). Bijlage 3 geeft een uitgebreid overzicht van deze overeenkomsten en verschillen.

Gezien de verschillen tussen de zelfrapportage van respondenten en het versterkingsregister kiezen we ervoor om bij de analyses van de vragen over communicatie rond versterking (paragraaf 2) en bij de analyse van de samenhang

7 Het risicoprofiel van een woning wordt berekend op basis van de HRA-methode (Hazard and Risk

Assessment). Een computermodel bepaalt op basis van de kans op grondbeweging en eigenschappen van de woning welk risicoprofiel bij de woning hoort. Voor meer informatie zie:

https://www.nationaalcoordinatorgroningen.nl/onderwerpen/risico-van-gebouwen

8 In het inleidende hoofdstuk wordt de afspraken en procedures rondom de gegevensoverdracht met NCG

tussen versterking en kernvariabelen (paragraaf 3) uit te gaan van de data van het versterkingsregister. We nemen in deze analyses dus alleen die respondenten mee die voorkomen in het versterkingsregister en die dus zelf rechtstreeks te maken hebben met de versterkingsoperatie.