• No results found

schijngrondwaterspiegelvennen

Deze kleine ecotoop bevindt zich binnen de omgrenzing van “veentje met schijnspiegel”. Het omvat de zone waar instromend water van invloed is. De zone ligt binnen het deel van het ven waar de slecht doorlatende laag aanwezig is.

Er bestaat veelal verwarring over het verschil tussen een schijnspiegelven en een stagnatielaagte. Everts e.a. (1984) en Bakker e a. (1986) geven aan dat daarin een wezenlijk onderscheid aanwezig is Het schijnspiegelven kent een grondwaterregime met een veel minder sterke schommelende

grondwaterstand dan een stagnatielaagte omdat de slecht doorlatende laag van een schijnspiegelven veel minder permeabel is dan die van een

stagnatielaagte. Bij een stagnatielaagte schommelt de grondwaterstand (gedempt) mee met die van de omgeving.

De omvang van de kwelzone van een schijnspiegelven is afhankelijk van de hoeveelheid water die instroomt. De hoeveelheid en samenstelling van het instromend water wordt op haar beurt bepaald door zowel de omvang en

bodemkundige opbouw alsook het reliëf in het intrekgebied. Hierbij speelt een aantal landschapsecologische factoren een rol. Dit type veentje met

kwelzones is veelal gebonden aan geulsystemen in het landschap waarin slecht doorlatende lagen aanwezig zijn in de vorm van (kei)leem veelal in combinatie met organische lagen. Ook (ijzer)oerbanken, verkitte podzolen of gliedelagen kunnen deze slechte doorlatendheid veroorzaken. Deze zorgen vooral in natte perioden voor een horizontale grondwaterstroom in het zandpakket van het (geul)systeem (Figuur 6.2). Ook de chemische samenstelling van het water is hier vermoedelijk anders omdat de aangrenzende stuwwal een andere geologische en mineralogische samenstelling heeft dan dekzand.

Toestroming van grondwater treedt in de regel gedurende korte tijd op in neerslagrijke perioden wanneer de waterstand in het freatische pakket het reliëf gaat volgen (Figuur 6.1). Ook de bodem van het ven ligt dan in het freatische grondwater, echter zonder dat het water van onderen het ven kan binnendringen. Dat is beperkt tot plaatsen waar het freatische grondwater over de rand van de slecht doorlatende gliedelaag kan stromen, de kwelzone.

Figuur 6.1: Schematische weergave van twee typen kwelzones in situaties met een schijngrondwaterspiegel. Aangegeven zijn de hoogste en gemiddelde laagste stand van het grondwater in de omliggende zandgronden (blauwe stippellijn) de waterstand in de schijnspiegelvennen (blauwe lijn), neerslag (blauwe pijl) en relevante grondwaterstroom (zwarte pijl).

Figure 6.1: Diagram of two types of seepage zones with a perched water table. Seasonable high and low water tables are indicated by a blue dotted line. The perched water table of fens is indicated with a blue line. Precipitation is indicated by a blue arrow, ground water flows by a black arrow.

1

2

Kwelzone fig 1

1

2

Kwelzone fig 1

88 O+BN kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

Figuur 6.2: Verschillende kwelzones met Beenbreek nabij de Davidsplassen op het Dwingelderveld. De kwelzones met Beenbreek (rode cirkels) zijn

gerelateerd aan een rugsysteem, ten noorden van de plassen Linksonder in de figuur weerspiegelt Beenbreek eerder een lekzone Door omkering in reliëf , weerspiegelt de rug één van de keileemslenken van het veld. (Naar Verschoor e.a., 2004; Everts e.a., 2006).

Figure 6.2: Different seepage zones with Narthecium ossifragum nearby the Davidsplassen

situated in the Dwingelderveld. The seepage zones with Narthecium ossifragum (red circles) are related to a ridge system. On the left side of the figure Narthecium ossifragum indicates a leakage zone. The ridge is reflecting a boulder clay (till) trench because of reversed relief.

(Verschoor e.a., 2004; Everts e.a., 2006).

Figuur 6.3: Kwelzones waarschijnlijk gestuurd door reliëf in de vennen in de Boswachterij Ommen. Veenbloembies komt voornamelijk voor in de zones waar langs het ven hogere ruggen liggen, een indicatie van toestromend grondwater (pijlen). De Besthmenerberg is een stuwwal. Rood:

dominant/abundant; blauw: frequent; groen: hier en daar (naar Everts e.a., 2011).

Figure 6.4: Seepage zones formed by relief in fens at Boswachterij Ommen. Scheuchzeria

palustris occurs in areas where fens are situated next to high ridges, an indication of ground

water flows (arrows). De Besthmenerberg is a moraine till. Abundancy of Scheuchzeria palustris Red: abundant; blue: frequent; green: occasional (Everts e.a., 2011).

De aanwezige kwelzone is in het algemeen klein en varieert van enkele vierkante meters tot één of enkele ares. Het is een bijzondere kleine ecotoop (KE) met een kenmerkende vegetatie en speciale plantensoorten. De

kwelzone kan zowel bestaan uit initiaalfasen van de hoogveenverlanding als latere fasen met hoogveenbult- en hoogveenslenk vegetaties. Ze onderscheidt zich van de overige delen van het ven of veentje door de aanwezigheid van een aantal bijzondere plantensoorten. In wat minder natte situaties kan ook meteen een terrestrische fase aanwezig zijn, met Wilde gagel (Myrica gale) en/of een veenmosrijke vochtige heide. De verschillende stadia van de verlanding kunnen daarbij tevens een mozaïek vormen. Het bijzondere kwelkarakter komt tot uitdrukking in een aantal soorten die een licht verhoogde pH (en deels daarmee verhoogde trofie) of stroming van water indiceren zoals Beenbreek (Narthecium ossifragum), Wilde gagel, Draadzegge (Carex lasiocarpa), Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata) en (in het verleden) ook Veenmosorchis (Hammarbya paludosa). Het toestromende water is daarbij jong, ondiep freatisch water en relatief basenarm. Behoud en goed beheer van de kleine ecotoop is niet alleen van belang voor het behoud van de kenmerkende soorten maar ook van dat van het veentje zelf waarmee ze

90 O+BN kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

onlosmakelijk is verbonden. Bovendien zien we vaak dat de kenmerkende soorten ook buiten de zone meer verspreid voorkomen en soms overgaan in de lekzone.

Aansluiting bij andere indelingen

De kleine ecotoop is nauw verwant aan het KE chijngrondwaterspiegelveentje en is verwant met de kleine ecotoop Lekzones van schijnspiegelvennen.

Plantengemeenschappen

De vegetatie van de kwelzones bestaat zowel uit initiaalfasen als latere fasen van de hoogveenverlanding die boven het waterniveau. Vaak kan additioneel een al dan niet vegetatievormend dek van een aantal bijzondere

plantensoorten voorkomen (zie o.m. Bakker et al., 1986; Everts & de Vries, 1984; Verschoor et al., 2004; Dierssen, 1982; Schaminée e.a., 1995). In de kwelzone kunnen verschillende successiestadia worden aangetroffen, beginnend met een pionierstadium van Waterveenmos-associatie [10Aa1 Sphagnetum cuspidato-obesi]. In de kwelzone wordt deze gemeenschap vaak begeleid door Drijvende egelskop (Sparganium angustifolium) en vormt zo een aparte subassociatie [10Aa1b Sphagnetum cuspidato-obesi

sparganietosum angustifolii]. In deze fase vinden we ook de

rompgemeenschap met Snavelzegge [10-RG2-[10] RG Carex rostrata- [Scheuchzerietea]] en de specifiek voor de kwelzone de Associatie van Draadzegge en Veenpluis [10Ab1 Eriophoro-Caricetum lasiocarpae]. Op de randen van het ven zien we bovendien vaak Gagelstruweel:

Rompgemeenschap met Wilde gagel [11-RG3-[11] RG Myrica gale-[Oxycocco- Sphagnetea]]. In de volgende verlandingsfase is Veenpluis aspectbepalend: Rompgemeenschap met Veenpluis en Veenmos [10-RG3-[10] RG Eriophorum angustifolium-Sphagnum-[Scheuchzerietea]]. Daarna vormen zich

slenkvegetaties van de Associatie van Veenmos en Snavelbies [10Aa2b Sphagno-Rynchosporetum] waarin Slank veenmos (Sphagnum recurvum) vaak het aspect bepaalt naast Witte snavelbies (Rhynchospora alba). Bij toestroom van relatief basenhoudend grondwater treffen we in deze zone ook de Veenbloembies-associatie [10Aa3 Caricetum limosae]. De slenkvegetaties vormen veelal een mozaïek met de latere hoogveenverlandingsfase met hoogveenbulten [Associatie van Gewone dophei en Veenmos 11Ba1 Erico- Sphagnetum magellanici]. Deze fase wordt gekenmerkt door soorten als Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum), Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccus), Lavendelhei (Andromeda polifolia), Hoogveenveenmos

(Sphagnum magellanicum) en Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum). Op de hoogste bulten zijn tevens Gewone dophei (Erica tetralix), Struikhei

(Calluna vulgaris) en Kraaihei (Empetrum nigrum) aanwezig.

Natuurwaarden van de kleine ecotoop