• No results found

Herstelmaatregelen Wilgenstruweel

Een stapsgewijs aanpak voor nader onderzoek zou als volgt kunnen zijn:

7.6 Herstelmaatregelen Wilgenstruweel

De meeste wilgenstruwelen in (voormalige) heidegebieden zijn ontstaan nadat de mens zich heeft teruggetrokken waardoor maatregelen als maaien en begrazen achter wegen bleven. Struweel van de Associatie van Grauwe wilg kan zich goed ontwikkelen wanneer de juiste hydrologische condities

aanwezig zijn, er geen sterke vermesting via (grond-)water optreedt en de invloed van kappen of begrazing beperkt of afwezig is. Voor de Associatie van Geoorde wilg is de landschappelijke context ook van belang, aangezien zij thuishoort op de overgang van hoogveen naar berkenbroekbos. Herstel van deze gradiënt via hoogveenherstelmaatregelen verloopt langzaam. Het is daarom verstandig om voorzichtig om te springen met het kappen van bestaande struwelen van deze associatie en daarmee te wachten tot de

gradiëntzone zich voldoende ontwikkeld heeft. Uit de beheerpraktijk is bekend dat bij de juiste hydrologische omstandigheden wilgen massaal kiemen na plaggen. De ontwikkeling van wilgenstruwelen is als deze locaties met rust gelaten worden een kwestie van tijd.

Al hoewel P vermesting kan leiden tot ontwikkeling van wilgenstruweel, zorgt sterke eutrofiëring voor een afname van de kwaliteit van het struweel.

Mogelijkheden om vermesting tegen te gaan zijn afhankelijk van de oorsprong van de nutriënten, bijvoorbeeld grote aantallen ganzen of meeuwen en

aanvoer van met fosfaat of sulfaat verrijkt water. Momenteel worden ganzen bestreden door het verstoren van adulten, vernietigen van nesten en afschot. Deze maatregelen zijn echter niet duurzaam, aangezien populaties zich snel kunnen herstellen. Alternatieve meer natuurlijke beheersmaatregelen zijn momenteel echter niet voorhanden.

Verdroging van struwelen kan worden aangepakt door ontwatering te verminderen, aanvoer van water te vergroten en door vanuit de

voedingsgebieden de toestroom van freatisch grondwater te herstellen. Dat kan door het dichten van ontwateringsloten, rabattenstelsels, begreppeling e.d., zowel in het terrein zelf als in het omliggende gebied en door

verwijderen van bos in het inzijggebied. Overigens kan een te intensieve verdrogingsbestrijding ook leiden tot sterfte van struweel, indien dat te snel gebeurt.

Bestrijding van wilgenstruweel, moet weloverwogen plaatsvinden. Ze vormen namelijk een belangrijke voedselbron voor ongewervelden uit het omliggende landschap. Veel van de kruiden, die een natuurlijke nectarbron vormen, zijn verdwenen of schaars geworden in het landschap. Wilgen vormen daarmee een laatste alternatief voor veel bloembezoekende insecten. Daarnaast zijn deze struwelen een waardevol biotoop voor paddenstoelen, korstmossen en mossen. Een positief punt is het recente herstel van de epifytische mosflora in wilgenbroek. Vermoed wordt dat dit samenhangt met de verbetering van de luchtkwaliteit (van Tooren & Sparrius, 2007).

Gagelstruweel

Er is weinig ervaring met herstelbeheer van gagelstruweel. Nadruk in het beheer hiervan ligt namelijk op het behoud en uitbreiding in plaats van op herstel. Verdroging van gagelstruweel kan verschillende oorzaken hebben, waaronder bebossing van het inzijggebied, ontwatering in omliggend terrein en waterstanddaling in aangelegen vennen en hoogveen. Maatregelen als het verwijderen van bos en dempen van ontwateringstelsels kunnen worden genomen, om de verdroging tegen te gaan. Ook kunnen slechtdoorlatende lagen waarover water toestroomt lek raken en leiden tot verdroging. Het is

148 O+BN kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

echter niet bekend onder welke omstandigheden (met uitzondering van fysieke verstoring) dat gebeurt en hoe deze hersteld kunnen worden.

Vermesting van gagelstruwelen treedt op als er aanvoer is van fosfaatverrijkt water, bijvoorbeeld doordat het aangrenzende ven of hoogveen gekoloniseerd is door ganzen. Naast het verschralen van aangrenzende voedselrijkere gronden, verwijderen of loskoppelen van de vermestingsbron kan het nodig zijn om de fosfaatverrijkte toplaag van de bodem oppervlakkig af te plaggen tot op de laag waarbij minder invloed is van fosfaat in de bodem, dit echter nooit zo diep dat een waterbak ontstaat. Ook mag nooit zo diep geplagd geworden dat dit negatieve invloed heeft op lokale grondwaterstromen. Daarbij is het van belang dat daarbij de aanwezige slecht doorlatende lagen niet worden beschadigd. Uit de beheerpraktijk is bekend dat Wilde gagel zich massaal kan verjongen op recent geplagde locaties, met name als er op enige afstand gagelstruwelen aanwezig zijn. De ontwikkeling van struwelen is hier slechts een kwestie van tijd. Het niet bekend of andere maatregelen, zoals drukbegrazing, geschikt zijn om vermesting van gagelstruweel te herstellen. Vroeger werden gagelstruwelen sterk door mensen beïnvloed, omdat de gagel regelmatig werd geoogst. Vaak blijken kleinschalige mens-natuur systemen bijzondere natuurwaarden te bezitten. Bekende voorbeelden zijn kleinschalige akkertjes op de heide, viskweek in vennen en het wassen van schapen. Het is echter niet bekend of van het snijden van gagel ook bijzondere

natuurwaarden kunnen profiteren, bijvoorbeeld door verjonging van de planten en bijbehorende plant-dier interacties of het vergroten van de heterogeniteit van gagelstruwelen.

Een andere kennislacune is of en hoe met beheer de ontwikkeling van gagelstruweel op drijftillen gestuurd kan worden.

Kennislacunes

 De bovengrondse fauna van zowel wilgen- als gagelstruweel is goed bekend. Echter in bossen en struwelen bevindt zich de meeste fauna meestal in de bodem. Vreemd genoeg is deze bij beide typen struweel zeer slecht bekend en het is ook niet duidelijk hoe deze bodemsoorten reageren op veranderingen in hydrologie en nutriëntenhuishouding.  Er is weinig bekend over de sleutelfactoren in het voorkomen van

gagelstruweel op drijftillen in laag- en hoogveen. Dat maakt het moeilijk om daarvoor adequate beheersmaatregelen te formuleren.  De gevoeligheid van wilgen- en gagelstruweel voor stikstofdepositie is

niet bekend.

 Een kennislacune is hoe vermestende ganzen duurzaam en adequaat bestreden kunnen worden.

 Er is weinig ervaring met herstel van gagelstruwelen. Enkele voorbeeldprojecten met een goede monitoring kunnen deze kennislacune opvullen. Vooral maatregelen ter bestrijding van vermesting zijn onvoldoende bekend.

 Er is weinig kennis over het lek raken en herstel van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Meer inzicht in de betrokken processen is nodig om deze te kunnen beheren.

 Rol van nutriënten en basen/buffering in toestromend water in relatie tot natuurlijke standplaatsen voor wilgenstruweel in nat zandlandschap en door verstoring (eutrofiëring) ontstane standplaatsen.

7.7 Slot