• No results found

3. Onderzoeksmethode

3.3 De kwaliteit van het onderzoek

Zoals in ieder onderzoek dient de kwaliteit van het onderzoek gewaarborgd te worden. Een belangrijk criteria voor de onderzoekskwaliteit die vaak genomen wordt, is de intersubjectieve navolgbaarheid (Van IJzendoorn & Miedema, 1986). Intersubjectieve navolgbaarheid houdt concreet in dat de onderzoeker zijn activiteiten, keuzes en beslissingen zo helder en uitvoerig mogelijk omschrijft, zodat anderen het hele onderzoeksproces in principe stap voor stap kunnen reconstrueren (Kelchtermans, 1999). In dit onderzoek werd dit gedaan door allereerst de methodologie, onderzoeksprocedure en data-analyse die gevolgd werden uitvoerig te beschrijven. Daarnaast werd een onderzoekslogboek bijgehouden om de eigen subjectiviteit te controleren. De kwaliteitscriteria betrouwbaarheid en validiteit worden als verbijzonderingen opgevat van het omvattende criterium ‘intersubjectieve navolgbaarheid’ (Van IJzendoorn & Miedema, 1986). In deze paragraaf zal verder besproken worden hoe in dit onderzoek geprobeerd werd om tegemoet te komen aan de specificaties ‘betrouwbaarheid’ en ‘validiteit’.

3.3.1 Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid in kwalitatief onderzoek is de mate waarin de resultaten de interpretatie van de respondenten goed weergeven (Wardekker, 1999). Een onderzoek kan betrouwbaar genoemd worden als het herhaald en geconstrueerd kan worden (Maso & Smaling, 1998). Onderscheid kan worden gemaakt tussen interne- en externe betrouwbaarheid (zie o.a. Maso & Smaling, 1998; Wiersma, 1995).

Met interne betrouwbaarheid wordt de controleerbaarheid van het onderzoek bedoeld. Interne betrouwbaarheid verwijst naar een zekere consistentie van een onderzoeker of tussen verschillende methoden (Maso & Smaling, 1996). In dit onderzoek werd geprobeerd aan deze betrouwbaarheid te voldoen door allereerst de interviews op te nemen en te transcriberen zodat deze, indien gewenst, nogmaals beluisterd en ingekeken konden worden. Daarnaast was er tijdens het onderzoek intensief contact met de afstudeerbegeleiders en medestudenten die een parallel onderzoek deden. Gedurende

40 collectieve bijeenkomsten werden belangrijke stappen in het onderzoek (bijvoorbeeld het opstellen van het interviewleidraad en het codeerschema) met elkaar besproken. Deze reflectieve momenten droegen bij aan een consistente manier van werken en daarmee aan de interne betrouwbaarheid.

Met externe betrouwbaarheid wordt de herhaalbaarheid van het onderzoek, of de mate waarin onafhankelijke onderzoekers het onderzoek in dezelfde omstandigheden kunnen repliceren, bedoeld (Wiersma, 1995). Hoewel in kwalitatief onderzoek een exacte herhaling meestal niet haalbaar zal zijn, is het wel belangrijk om inzichtelijk te maken op welke manier het onderzoek precies is uitgevoerd (Plogh, Juttmann, & Klazinga, 2012). In dit onderzoek werd geprobeerd de externe betrouwbaarheid te waarborgen door een medestudent een aantal interviews (10% van het totaal) te laten coderen met het vooraf opgestelde codeerschema. Op deze manier kon de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bepaald worden. Er werd een overeenkomstige percentage van 80% behaald waardoor deze interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bevestigd werd (Creswell, 2012).

3.3.2 Validiteit

De validiteit in kwalitatief onderzoek kan opgevat worden als de aan- of afwezigheid van systematische vertekeningen en zegt iets over de deugdelijke opzet van het onderzoek (Van Zwieten & Willems, 2004). Validiteit verwijst dus naar de mate van overeenstemming tussen de verzamelde data en de sociale werkelijkheid (Wardekker, 1999). Ook de validiteit van een onderzoek kan worden onderverdeeld in een interne en externe variant (Plochg et al., 2012).

De interne validiteit gaat over de vraag of de interpretaties van een onderzoeker gerechtvaardigd zijn en of de geproduceerde kennis de werkelijkheid juist weergeeft (Wardekker, 1999). In dit onderzoek is op verschillende manieren getracht tegemoet te komen aan dit criterium van validiteit. Allereerst werden de respondenten vooraf geïnformeerd over de bedoeling van het onderzoek en de onderzoeksprocedure. Daarnaast werd er gebruikgemaakt van een onderzoekslogboek. Hierdoor kon de mogelijke invloed van de onderzoeker en/of de relatie tussen de onderzoeker en respondenten op de onderzoeksresultaten tegengegaan worden. Ook werd tijdens het schrijven van de syntheseteksten gebruik gemaakt van thick descriptions (rijke interpretaties) en letterlijke interviewfragmenten. Hiermee werd geprobeerd zo dicht mogelijk bij de beschrijvingen van de respondent te blijven (Kelchtermans, 1999a). Een andere manier om de interne validiteit te verhogen was door gebruik te maken van member checks. Door een member check kan gecontroleerd worden of het standpunt van de respondenten concreet begrepen wordt door de onderzoeker (Ghesquière & Staessens, 1999). Na de analysefase werd naar elke respondent een samenvatting van het interview gestuurd zodat de respondent kon controleren of alles op de juiste manier geïnterpreteerd was. Naar aanleiding van de samenvatting antwoordden elf van de achttien respondenten, waarvan vier inhoudelijk. Deze vier respondenten deden aanvullingen over hoe de schoolorganisatorische rol nog meer door de opleiding wordt vormgegeven. Deze extra informatie was in andere interviewgesprekken of de curriculumanalyse al naar voren gekomen waardoor dit alleen een extra bevestiging gaf van de

41 geschetste schoolportretten. De andere zeven respondenten gingen akkoord met de samenvatting. Voor de respondenten waarvan geen reactie kwam, werd verwacht dat zij akkoord zijn gegaan aangezien in de email aangegeven werd dat zij enkel hoefden te reageren als ze het niet eens waren met de tekst. Tot slot werd getracht de interne validiteit te bevorderen door triangulatie. Naast dat de interviewteksten geanalyseerd werden, werden ook de curriculumdocumenten van elke lerarenopleiding onderzocht.

De externe validiteit heeft betrekking op de generaliseerbaarheid of verplaatsbaarheid van de conclusies van het onderzoek naar andere, vergelijkbare settingen (Plochg et al., 2004). In kwalitatief onderzoek is, in tegenstelling tot veel kwantitatief onderzoek, de generaliseerbaarheid geen doel op zich. Waar in dit onderzoek wel naar gestreefd werd, was de ‘theoretische’ of ‘inhoudelijke generalisatie’ (Boeije, 2005). Dit betekent dat theoretische inzichten die in dit onderzoek ontwikkeld werden, toegepast kunnen worden in soortgelijke situaties die nog niet onderzocht zijn (Boeije, 2005). De externe validiteit werd in dit onderzoek bevorderd door de selectie van de doelgroep en de context van het onderzoek te expliciteren. Hierdoor kan de lezer zelf vergelijkingen maken en kunnen verbanden naar andere situaties makkelijk gelegd worden (Ghesquière & Staessens, 1999). Tot slot moet opgemerkt worden dat ook de instrumenten werden getest op validiteit. Pilotinterviews werden gehouden waarnaar het onderzoekinstrument aangescherpt werd.

42