• No results found

Kostendeling binnen strategische gasallianties

HOOFDSTUK II STRATEGISCHE ALLIANTIE VOOR LEVERINGSZEKERHEID VAN

2.2 Strategische alliantie voor leveringszekerheid van gas

2.2.4 Kostendeling binnen strategische gasallianties

Omdat veiligheid van gasvoorziening eenzelfde (onzuiver) publiek-goedkarakter heeft als militaire veiligheid, zijn de theorieën over free-ridergedrag en disproportionaliteit van kostendeling (de exploitation thesis) van overeenkomstige toepassing op gasallianties. Waar een alliantie op het gebied van leveringszekerheid van gas voornamelijk gericht is op het voorkomen van verstoringen in gaslevering, een zuiver publiek goed, daar voorspelt het publiek-goedmodel van Olson en Zeckhauser een disproportionele last gedragen door grote staten. Dit effect is groter naarmate het lidmaatschap van de alliantie toeneemt. Het joint-productmodel van Sandler en Hartley voorspelt in aanvulling daarop dat de disproportionaliteit afneemt naarmate de gasalliantie meer gericht is op bevordering van veiligheid ter beperking van de gevolgen van een verstoring in de gaslevering, een onzuiver publiek of zelfs privaat goed.

Beide modellen kunnen worden getoetst door de methodes van ability-to-pay en

benefits-received. De eerstgenoemde methode correleert de grootte van een land, gemeten in BNP (of BBP), aan de bijdrage in de kosten van de alliantie, gemeten in het percentage van het BNP (of BBP) dat wordt besteed aan de productie van het (deels) publieke goed.179 Volgens de theorie van Olson en Zeckhauser leveren staten met een hoger percentage aan productie van het publieke goed een disproportionele bijdrage ten opzichte van staten met een lager percentage. Door de positieve correlatie met BNP constateren zij dat het vooral economisch machtige staten zijn die disproportioneel veel betalen aan de productie van het publieke goed. Toespitsing van deze methodologie op kostendeling binnen een gasalliantie resulteert in een correlatie tussen de grootte van een staat en de bijdrage in kosten of productie van de gasalliantie. Idealiter wordt de bijdrage gemeten in het percentage van het BNP dat wordt besteed aan leveringszekerheid van gas. Deze cijfers zijn echter niet algemeen beschikbaar noch adequaat benaderbaar. De bestaande standaard van leveringszekerheid van gas biedt een alternatieve methode om de bijdrage aan de alliantie te meten. Hoe beter de bestaande nationale gaszekerheid, hoe groter de bijdrage van een staat aan de totale leveringszekerheid van de alliantie. De beste methode om de standaard van gaszekerheid van gas te meten is de n-1 methode. Hierbij wordt de reservecapaciteit in productie, import en opslag gemeten bij een maximale vraag naar gas en uitval van de belangrijkste aanvoerlijn. Net als de procentuele defensiebesteding bij de ability-to-paymethode, verdisconteert het n-1 getal de (economische)

179

Olson en Zeckhauser gebruiken het BNP, terwijl Sandler en Hartley gebruik maken van het BBP. Mancur Olson Jr. en Richard Zeckhauser. ‘An economic theory of alliances’, 267 en Todd Sandler en Keith Hartley. ‘Economics of alliances’, 884.

grootte van een staat.180 Correlatie tussen de bijdrage in de alliantie, gemeten in nationale gaszekerheid, en de grootte van een staat, gemeten in BNP, toont aan in hoeverre economisch machtige staten een disproportionele bijdrage leveren aan de gasveiligheid. Een correlatie tussen de bijdrage en de grootte van de gasmarkt van een staat is echter veel relevanter en sluit beter aan op de theorie.181 Hiermee kan worden aangetoond in hoeverre staten met een grote gasconsumptie disproportioneel bijdragen aan de kosten van een strategische gasalliantie.

De benefits-receivedmethode correleert grootte van een staat aan eventuele disproportionaliteit van de bijdrage in de kosten ten opzichte van het aandeel in de opbrengsten. Net als onder de ability-to-paymethode zal voor toepassing op kostendeling binnen een gasalliantie de grootte van een staat worden gemeten in totale gasconsumptie in plaats van BNP en zal de bijdrage in de kosten worden afgeleid van de n-1 standaard voor gaszekerheid. Sandler en Hartley gebruiken voor de berekening van de verdeling van de opbrengsten van een militaire veiligheidsalliantie de factoren bevolking, BBP en blootgestelde grenzen.182 Deze factoren zijn representatief voor de mate van kwetsbaarheid per staat ten behoeve waarvan door de alliantie veiligheid wordt geboden. De door een gasalliantie gegenereerde veiligheid komt ten goede aan de kwetsbaarheid van staten voor een verstoring van de levering van gas. Een goede standaard voor de berekening van deze kwetsbaarheid is ontwikkeld door de Wereldbank.183 Het betreft een gasimport/BBP ratio, die tot stand komt op basis van drie aparte ratio’s: (1) een gasimport/gasgebruik ratio, om de importafhankelijkheid te meten, (2) een totaal gasgebruik/totaal energiegebruik ratio, om de afhankelijkheid van gas vast te stellen en (3) een totaal energiegebruik/BBP ratio, om de energie-intensiteit of energie-efficiëntie te bepalen.

180 Bij het n-1 concept gaat het namelijk niet om absolute (reserve)capaciteit, maar om relatieve reservecapaciteit op basis van de eigen vraagmarktgrootte.

181

Het publieke-goedmodel stelt date en (economisch) grotere staat meer absolute waarde hecht aan defensie. Het is echter niet gegeven dat een (economisch) grotere staat meer absolute waarde hecht aan leveringszekerheid van gas. Die waarde zal namelijk laag zijn als gas maar een zeer klein deel van de energy

mix van de staat voor zijn rekening neemt. Staten kunnen daarom beter op de grootte van hun gasmarkten, of

gasconsumptie, worden vergeleken. Staten met een grotere gasconsumptie zullen een grotere absolute waarde hechten aan leveringszekerheid van gas.

182 De aandelen op het NAVO-totaal van elk van deze drie factoren zijn per staat vastgesteld en gemiddeld om

het aandeel in de opbrengsten van de alliantie te benaderen. Todd Sandler en Keith Hartley. ‘Economics of alliances’, 884.

183

Deze standaard werd toegepast op de kwetsbaarheid van een verstoring van olietoevoer, maar kan naar analogie worden toegepast op gastoevoer. United Nations Development Program [UNDP]/World Bank Energy Sector Management Assistance Programme [ESMAP]. The impact of higher oil prices on low income

countries and on the poor, Washington: The International Bank for Reconstruction and

Development/Wereldbank, mart 2005, 3. ESMAP website <http://www.esmap.org/filez/pubs

/29905HigherOilPricesBacon.pdf> (geraadpleegd op 22 juli 2010). De relevantie wordt bevestigd door Chevalier. Jean-Marie Chevalier. ‘Security of energy supply for the European Union’, 10.

Zowel de eerste als de tweede methode zullen in het volgende hoofdstuk gebruikt worden om de disproportionaliteit van de kostendeling in de Europese gasalliantie, voor zover je daarvan kan spreken, te meten.

2.3 VOORLOPIGE CONCLUSIE

Aan de hand van de strategische-alliantietheorieën van onder meer Liska, Walt, Snyder, Olson en Zeckhauser, en Sandler en Hartley is in dit hoofdstuk een methodologie ontwikkeld waarmee in het volgende hoofdstuk getoetst kan worden in hoeverre in Europa sprake is van een strategische gasalliantie, in hoeverre de ontwikkeling in alliantievorming kan worden verklaard door bestaan alliantietheorieën en, ten slotte, in hoeverre de kostendeling binnen die, al dan niet als ‘alliantie’ te bestempelen, samenwerking consistent is met de voorspellingen van de publiek-goed- en joint-productmodellen. Allereerst is vastgesteld dat er slechts bij een intensieve, geïnstitutionaliseerde samenwerking gericht tegen externe dreiging van de gasveiligheid sprake is van een ‘gasalliantie’. Daarna is aangetoond dat de totstandkoming van een gasalliantie afhangt van een kosten-batenanalyse van enerzijds veiligheid en anderzijds de verplichting tot bijstand van een alliantiegenoot. Een staat zal geneigd zijn een alliantie te sluiten wanneer alliantiegenoten en/of de alliantie als geheel minder kwetsbaar is/zijn voor gasverstoringen. Ook is vastgesteld dat de hechtheid van een gasalliantie wordt bepaald door de mate van non-exclusiviteit van de gaszekerheid. Vervolgens zijn de ability-to-pay- en benefits-receivedmethodes zodanig aangepast op de kenmerken van gasallianties dat op gelijke wijze de (dis)proportionaliteit van kostendeling verklaard en voorspeld kan worden.

In het volgende hoofdstuk zal de operationalisering van dit hoofdstuk worden toegepast op de Europese samenwerking inzake leveringszekerheid van gas. Achtereenvolgens wordt benaderd of er sprake is van een strategische gasalliantie, welke ontwikkeling er plaats zal vinden binnen de Europese samenwerking/de alliantie en ten slotte hoe de kosten worden verdeeld.