• No results found

Benefits-receivedberekening

HOOFDSTUK III STRATEGISCHE ALLIANTIE OP DE EUROPESE GASMARKT

3.4 Kostendeling binnen de europese gasalliantie

3.4.2 Benefits-receivedberekening

De benefits-receivedmethode relateert de grootte van de gasmarkt van een lidstaat aan de disproportionaliteit van zijn aandeel in de alliantiekosten ten opzichte van zijn aandeel in de alliantieopbrengsten. De bijdrage in de alliantiekosten is net als hierboven berekend aan de hand van het bestaande gaszekerheidniveau. De bijdragen in alliantieopbrengsten zijn afgeleid

266 Een score hoger dan 0,337 is significant in geval van een eenzijdige toetsing bij een 5 procent significantieniveau.

van de gasimport/gasgebruik, gasgebruik/energiegebruik en energiegebruik/BBP ratio’s.267 De hypothese volgens verwachting van Olson en Zeckhauser (en omgekeerd van Sandler en Hartley) luidt:

H0 – In de Europese gasalliantie bestaat geen significante positieve correlatie tussen de grootte van de gasmarkt van een lidstaat en de disproportionaliteit van zijn bijdrage in de alliantiekosten ten opzichte van zijn bijdrage in de alliantieopbrengsten.

H2 – Er bestaat een significante positieve correlatie tussen de variabelen genoemd in H0.

Voor de benefits-receivedmethode is enkel gebruik gemaakt van Spearman’s rangcorrelatiecoëfficiënt. De combinatie van positieve en negatieve uitkomsten van de berekening van de disproportionaliteit van kostendeling maken het gebruik van de Pearson test namelijk voor de schrijver niet mogelijk. Aangezien zowel Olson en Zeckhauser, en Sandler en Hartley ook volledig vertrouwen op de rangcorrelatietesten dient dit geen grote beperking te vormen voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. De gebruikte gegevens voor de benefits-receivedmethode staan in Tabel 2.

De eerste reeks getallen komt overeen met de eerste reeks uit Tabel 1 en toont de relatieve omvang van de gasmarkt per lidstaat. De tweede reeks getallen komt tevens overeen met de tweede reeks uit Tabel 1. Deze reeks weerspiegelt de relatieve bijdrage in de kosten van Europa’s gasveiligheid aan de hand van de relatieve n-1 scores. De derde reeks is zoals gezegd samengesteld aan de hand van de gasimport/gasgebruik, gasgebruik/energiegebruik en energiegebruik/BBP ratio’s. De individuele ratio’s zijn wederom gedeeld door de cumulatieve scores voor de EU om zo relatieve cijfers te krijgen die gemakkelijk zijn te vergelijken met de andere twee relatieve cijfers voor marktgrootte en bijdrage in alliantiekosten. Het gemiddelde van de drie relatieve ratio’s geeft weer in welke mate een lidstaat afhankelijk is van gasimport en ook wat het belang van deze gasimport is voor de totale energievoorziening en voor de economie. Het geeft zo een betrouwbaarder beeld van het belang van gasimport dan een enkele vergelijking van de relatieve importcijfers. Een lidstaat kan relatief meer gas moeten importeren om aan de gasvraag te voldoen, maar wanneer gasgebruik slechts een klein percentage vormt van het energieverbruik (bijvoorbeeld omdat een lidstaat meer gericht is op steenkool, nucleaire energie of waterkracht) is het belang van deze import gering. Het is

267

Voor de statistische berekening is voor elk van de drie ratio’s vastgesteld hoe groot het aandeel per lidstaat is ten opzichte van het totaal. Het gemiddelde van de drie daaruit voorkomende percentages is genomen als cijfer voor de bijdrage in de alliantieopbrengsten.

belangrijk om het belang van gasimport vast te stellen omdat aan de hand daarvan de behoefte van een lidstaat aan een veilige gasvoorziening kan worden afgeleid. Een lidstaat met een lage gasimport/BBP ratio zal minder geneigd zijn te investeren in een verbetering van de gaszekerheid dan een lidstaat met een hoge gasimport/BBP ratio. Verwacht wordt dat hoe groter de behoefte aan gasveiligheid, hoe groter de eigen bijdrage aan de bevordering van gasveiligheid. Ook hebben lidstaten met een grotere behoefte aan gasveiligheid meer belang bij een verhoogde Europese gasveiligheid dan lidstaten met een kleine behoefte.268 Vandaar dat de getallen representatief zijn voor de relatieve bijdrage in de alliantieopbrengsten. De derde reeks getallen is daarmee analoog aan de getallen die Sandler en Hartley hanteren voor de behoefte aan militaire veiligheid binnen de NAVO. Ook zij bepalen aan de hand van enkele relevante kenmerken (blootgestelde grenzen, BBP en bevolking) de behoefte aan het goed dat door de alliantie wordt geproduceerd en de relatieve opbrengsten (benefits) die een lidstaat met de alliantie verkrijgt.

TABEL 2

Aandeel van lidstaten in de kosten en opbrengsten van Europa's gasalliantie afgezet tegen de relatieve grootte van de gasmarkt, gebruik makend van het bestaande leveringszekerheidniveau

volgens de n-1 methode en het kwetsbaarheidniveau voor een gasverstoring aan de hand van de gasimport/BBP ratio’s per lidstaat.

Aandeel van Aandeel in Aandeel in

Europa's alliantie- alliantie- EU-lidstaat Gasmarkt kosten opbrengsten

Verenigd Koninkrijk 18,42 4,06 3,18 Duitsland 18,23 8,72 3,37 Italië 15,8 4,41 4,35 Nederland 9,02 5,87 3,16 Frankrijk 8,58 3,67 3,21 Spanje 7,11 4,41 3,76 België 3,26 7,01 4,04 Polen 3,03 4,77 3,61 Roemenië 2,98 3,38 5,2 Hongarije 2,43 2,88 5,44 Tsjechië 1,62 5,2 4,97 Oostenrijk 1,62 5,16 3,21 Slowakije 1,12 4,2 5,65 Ierland 0,97 0,64 3,61 Finland 0,87 0 3,24

TABEL 2 (VERVOLG) Portugal 0,87 3,74 3,4 Denemarken 0,86 2,6 1,66 Griekenland 0,78 8,37 3,04 Bulgarije 0,67 1,03 7 Litouwen 0,6 2,03 5,42 Letland 0,32 5,8 4,67 Luxemburg 0,24 3,81 3,97 Slovenië 0,2 2,71 3,5 Estland 0,19 5,13 4,89 Zweden 0,17 0,36 2,46

Bron: De relatieve marktgrootte is berekend aan de hand van de cijfers uit 2008 voor absolute vraag naar gas per lidstaat volgens het IEA. De relatieve bijdragen in de kosten van de alliantie is berekend aan de hand van de n-1 scores gepubliceerd door de Europese Commissie in 2009. Het aandeel in de alliantieopbrengsten is berekend aan de hand van cijfers voor importafhankelijkheid per lidstaat uit 2008 van het IEA, cijfers voor het percentage van gasgebruik ten opzichte van het gehele primaire energiegebruik (total primary energy supply [TPES]) per lidstaat uit 2008 van het IEA en cijfers voor het totale energiegebruik per lidstaat ten opzichte van het BBP van die lidstaat uit 2007 afkomstig van de

Key World Energy Statistics 2009 van het IEA.

Toelichting: De eerste datareeks toont het percentage van de nationale gasmarkt ten opzichte van de totale gasmarkt van de EU, gemeten in vraag naar gas. De tweede datareeks toont de bijdrage aan de alliantiekosten aan de hand van het bestaande gaszekerheidniveau per lidstaat. De getallen zijn tot stand gekomen door de nationale n-1 score te delen door het geheel van n-1 scores van de EU-lidstaten. De derde datareeks bestaat uit het gemiddelde van de drie percentages die het aandeel per lidstaat ten opzichte van de gehele EU aantonen van de getallen voor de kwetsbaarheid van gasverstoring. Laatstgenoemde getallen vertegenwoordigen (1) gasimport ten opzicht van totale gasconsumptie, (2) gasgebruik ten opzichte van totaal primair energiegebruik en (3) totaal primair energiegebruik ten opzichte van het BBP van de desbetreffende lidstaat. Lidstaten Malta en Cyprus zijn weggelaten uit de tabel vanwege onvoldoende data.

Tabel 2 geeft relevante informatie over de verhouding tussen de relatieve alliantieopbrengsten en de relatieve alliantiekosten per lidstaat. Zo valt af te lezen dat Bulgarije met 7 procent relatief het meeste baat heeft bij de Europese gasalliantie, terwijl het slechts iets meer dan 1 procent van de kosten van deze alliantie draagt. Daarentegen draagt Duitsland met iets minder dan 9 procent een groot deel van de alliantiekosten op zich, terwijl het daar maar ruim 3 procent van de alliantieopbrengsten voor terug krijgt. Op het eerste gezicht is er in elk geval bij enkele lidstaten sprake van disproportionaliteit tussen de relatieve opbrengsten en de relatieve baten. Om de hypothese te toetsen, dient vastgesteld te worden of de lidstaten met een relatief grote gasmarkt vaker een disproportioneel grote bijdrage in de alliantiekosten leveren in vergelijking tot hun aandeel in de baten. De statistische rangcorrelatieberekening toont aan of dit het geval is.

De uitkomst van de Spearman test geeft een significante positieve correlatie van 0,426923.269 Dit betekent dat H0 wordt verworpen enH2 kan worden aangenomen. Daarmee is aangetoond dat naarmate lidstaten een grotere gasmarkt hebben zij inderdaad een disproportioneel grote bijdrage leveren in de alliantiekosten ten opzicht van hun bijdrage in de alliantieopbrengsten. Anders geformuleerd zijn het de kleinere lidstaten die meer baat hebben bij de Europese gasalliantie, terwijl zij hiervoor geen proportioneel deel van de kosten op zich nemen. Dit geeft het bewijs voor het free-ridergedrag van deze staten. De significantie van de correlatie is bij de benefits-receivedmethode nog hoger dan bij de ability-to-paymethode, wat aangeeft dat het free-ridergedrag nog beter kan worden aangetoond wanneer ook de verkregen voordelen worden meegenomen in de analyse.

Evenals bij de ability-to-paymethode dient gewezen te worden op de enigszins beperkte waarde van de statistische berekening vanwege de kleine reeksomvang van 25 getallen. Desondanks kan gesteld worden dat de betrouwbaarheid groter is dan bij de berekeningen van Olson en Zeckhauser (14 getallen) en Sandler en Hartley (15 getallen).