• No results found

7. Resultaten glasgroenteketen

8.2 Kosten en baten van MVO

Definitie van MVO

Om aan te kunnen geven welke kosten en baten toegerekend kunnen worden aan MVO, is het gewenst om een helder beeld te hebben van wat MVO nu eigenlijk is. Getuige de grote variatie aan MVO-definities die er in omloop zijn (voor een overzicht, zie hoofdstuk 2 in

1 Na overleg met de opdrachtgever is besloten om het onderdeel literatuurstudie en ontwikkelen theoretisch

kader wat verder uit te werken dan op basis van de (eerdere) formulering van de doelstellingen de bedoeling was.

Van der Schans et al., 2002), is dit geen sinecure. Ook uit de algemene MVO-literatuur kwam naar voren dat de operationalisering van MVO tussen studies erg verschilde (Wad- dock en Graves, 1997). De Kabinetsdefinitie gaat uit van het 'vrijwillige' en 'bovenwettelijke' karakter van MVO, maar ook die definitie laat ruimte voor interpretatie. In hoeverre kan bijvoorbeeld gesproken worden over 'vrijwillig' indien bepaalde acties op sectorniveau (bijv. de invoering van een certificering zoals IKB of Keten Kwaliteit Melk (KKM)) de individuele ondernemer feitelijk dwingt om mee te doen omdat anders niet ge- leverd kan worden? En in hoeverre is iets 'vrijwillig' indien een ondernemer nu bepaalde investeringen doet die pas over vijf jaar verplicht gesteld worden. Met andere woorden: heeft de ondernemer praktisch gezien mogelijkheden om nu een andere, niet-MVO, inves- tering te doen die dan vervolgens binnen vijf jaar moet worden afgeschreven om op dat moment de wettelijk-vereiste investering te doen? Ook het 'bovenwettelijke' in de definitie roept vragen op. Mag alles wat bovenwettelijk is ook beschouwd worden als MVO? Is iets vooruitlopen op de regelgeving, zoals hierboven geschetst, ook bovenwettelijk en dus MVO? En wat als het iets vanzelfsprekends is, bijvoorbeeld een logische werkwijze die ie- dereen toepast en (toevallig) ook positieve milieueffecten heeft? Is een energiebesparende investering in de glastuinbouw MVO? De verwachting is dat niet veel burgers en consu- menten dat zullen vinden. En zijn zij het niet die in feite MVO definiëren? In bepaalde gevallen, zoals bijvoorbeeld daar waar de controle en handhaving op wettelijke normen niet effectief is en de meeste bedrijven niet aan het wettelijke minimum voldoen, kan het daadwerkelijk voldoen aan alle wettelijke minimumeisen door een bepaald bedrijf al als een teken van maatschappelijk verantwoord ondernemen worden opgevat (Van der Schans, 2002). Ook de geïnterviewden in deze studie maken vaak geen onderscheid tussen 'wette- lijk' en 'bovenwettelijk' wanneer ze het hebben over MVO-maatregelen.

In dit onderzoek is het MVO-definitieprobleem voor een deel omzeild door de geïn- terviewden zelf aan te laten geven wat ze onder MVO verstaan. Overigens is uit het onderzoek gebleken dat er een grote mate van consensus is ten aanzien van de relevantie van bepaalde MVO-thema's.

Samengevat kunnen drie aspecten met betrekking tot de verdere definiëring van MVO worden uitgelicht:

- Het 'vrijwillige' in de definitie van MVO laat ruimte voor interpretatie: in hoeverre is iets vrijwillig indien reële alternatieven voor een onderneming ontbreken?

- Het 'bovenwettelijke' in de definitie van MVO is ook niet vastomlijnd: in hoeverre is vooruit lopen op wetgeving bovenwettelijk? En in hoeverre is vanzelfsprekend (mili- eubewust) gedrag, dat niet wettelijk geregeld is, te typeren als MVO?

- Een praktisch probleem met de Kabinetsdefinitie is evenwel dat in bepaalde gevallen, zoals bijvoorbeeld daar waar de controle en handhaving op wettelijke normen niet ef- fectief is en de meeste bedrijven niet aan het wettelijke minimum voldoen, het daadwerkelijk voldoen aan alle wettelijke minimumeisen door een bepaald bedrijf op zich al als een teken van maatschappelijk verantwoord ondernemen kan worden op- gevat. Formeel is dat dan volgens de kabinetsdefinitie niet het geval, maar het bedrijfsleven vat het dan wel als zodanig op (Van der Schans et al., 2002). Ook bij de diverse geïnterviewde actoren in de varkenskolom en glasgroenteketen was dit het geval.

Economische aspecten

In de sectorspecifieke literatuurhoofdstukken 3 en 4 zijn geregeld kosten-batenanalyses gegeven bij zeer specifieke MVO-maatregelen. Op een heel laag aggregatieniveau binnen een organisatie zijn deze (partiële) analyses nog redelijk goed te maken. Vaak liggen hier ook de resultaten van experimenteel (praktijk)onderzoek aan ten grondslag. Probleem van deze 'partial budgetting approach' is echter dat waarschijnlijk niet het gehele effect van MVO wordt gemeten omdat (zoals als in hoofdstuk 2 is aangegeven) er ook nog belangrij- ke indirecte effecten van MVO (via imagoverbetering en dergelijke) kunnen zijn.

Kosten-batenanalyses worden al behoorlijk ingewikkelder wanneer in plaats van de kosten en baten van een specifieke MVO-maatregel gevraagd wordt naar de kosten en ba- ten rondom een bepaald MVO-thema, bijvoorbeeld 'inpassing van het bedrijf in de lokale omgeving' of 'mestverwerking'. De invulling hiervan kan van bedrijf tot bedrijf verschillen en soms zal een maatregel helemaal aan een thema moeten worden toegewezen en soms maar gedeeltelijk.

De complexiteit neemt weer met sprongen toe bij het kwantificeren van de kosten en baten van verbeteringen op de waardendimensies 'people', 'planet' en 'profit'. Wanneer ten- slotte ook nog de indirecte (langetermijn) relatie tussen de kosten van MVO en imagovoordeel in beschouwing genomen wordt (figuur 2.2) dan is kwantificering vrijwel ondoenlijk geworden. Dit is één van de redenen waarom de op de interviews gebaseerde hoofdstukken 6 en 7 minder kwantitatief zijn dan de literatuurhoofdstukken 3 en 4. Een andere reden hiervoor is dat de geïnterviewde personen geselecteerd zijn op hun kennis van MVO-zaken. Dat zijn vaak niet dezelfde personen als die inzicht hebben in de econo- mische cijfers van de organisatie. Een derde reden is dat bedrijfsspecifieke financiële en strategische informatie als concurrentiegevoelig wordt beschouwd en derhalve niet wordt prijsgegeven. Gegeven de discussie in hoofdstuk 2 over het belang van de dynamiek c.q. de voorlopersrol bij de verwaarding van MVO, is het logisch dat strategische informatie niet wordt vrijgegeven.

De algemene MVO-literatuur geeft aan dat in de meeste studies een positief verband gevonden wordt tussen MVO ('social activities') en economische prestaties. Ook de verge- lijking van bedrijfsresultaten tussen 'gangbaar' en 'biologisch' in de agrosector valt in het algemeen positief uit voor de biologische land- en tuinbouw (hoofdstuk 2). De verklaring die hierbij gegeven wordt is dat het vaak de betere ondernemers zijn die bepaalde MVO- maatregelen nemen en dat diezelfde ondernemers sowieso een hoger nettobedrijfsresultaat halen. Vanuit een theoretisch-wetenschappelijk perspectief is het interessant om deze twee effecten uit elkaar te trekken. Echter, vanuit een beleidsmatig perspectief is het vooral inte- ressant om te weten of het positieve verband soms of vrijwel altijd optreedt. Indien het verband er altijd is, dan is het uit elkaar trekken van de effecten niet relevant (Friedman, 1953). De beleidsrelevante vraag is dan hoe MVO in een bepaalde keten verbeterd kan worden: via beleid gericht op het beter maken c.q. competentiegericht trainen van de min- der goede ondernemers, of via beleid gericht op het behoud van de goede ondernemers?

Samengevat kunnen de volgende conclusies worden getrokken met betrekking tot de economische aspecten van MVO:

- Hoe hoger het aggregatieniveau waarop de relatie tussen MVO en economische prestaties wordt onderzocht, hoe moeilijker het wordt om harde conclusies te trekken. Voor individuele maatregelen is het relatief eenvoudig maar op themaniveau is het al

behoorlijk complex. Een analyse op bedrijfsniveau, inclusief alle kortetermijn-, lan- getermijn-, en interactie-effecten (zie hoofdstuk 2) is erg moeilijk, ook al omdat hierbij moeilijk verkrijgbare, strategische informatie gewenst is.

- De meeste studies binnen en buiten de agroketen geven een positief verband aan tus- sen MVO en economische prestaties. Alhoewel dit positief verband niet overal gevonden wordt en er op de opzet van een aantal studies behoorlijk wat is af te din- gen, geeft het toch aan dat MVO niet alleen een extra kostenpost betekent maar ook een opbrengstzijde kent.

- Bovengenoemde conclusie wordt bevestigd in de interviews. Van de 27 hypothesen waarmee een positieve relatie tussen MVO en economische prestaties werd getoetst, konden er 8 volledig ondersteund worden door de bevindingen. Daarnaast werden nog eens 11 hypothesen gedeeltelijk ondersteund door de bevindingen. Slechts 8 hy- pothesen vonden geen ondersteuning vanuit de empirische gegevens, veelal omdat er vanwege het algemene, langetermijnkarakter van de (mogelijke) economische voor- delen geen goede meetgegevens voorhanden waren om deze hypothesen te toetsen.