• No results found

Kors van Bennekom , interview op 27-01-

In document Engagement en de GKf (pagina 68-82)

Als eerste wordt hem de vraag gesteld, waarom hij lid is geworden van de GKf. Hij was al lid van de fotojournalisten, maar na eigen zeggen wilde hij bij de goede fotografen behoren. Het was een soort test voor jezelf, vond hij, als je er bij mocht dan wist je dan je een zekere mate van kwaliteit had.

69

Ook een reden was natuurlijk er gewoon bij willen horen. “Toen je dat eenmaal wist, was dat ook eigenlijk weer afgelopen, want voor de rest bleef er weinig over.”

Ook bij van Bennekom wordt duidelijk dat de GKf- leden linkse mensen waren. Het was een elitair clubje en het waren de enige fotografen in Ned- erland die wat te fotograferen hadden. Ze waren naar hun eigen gevoel in die tijd dé fotografen. Toen van Bennekom erbij kwam veranderde de GKf van een sudderend groepje in een belangenv- ereniging. Er kwamen subsidies, maar dit ging niet helemaal vlekkeloos.

Vooral de oude garde was er tegen. Zij stonden kritisch en sceptisch tegenover het veranderen in een belangenvereniging. Zij waren gewend zelf voor hun geld te zorgen, daar hadden ze de GKf niet voor nodig.

Van Bennekom: “Omdat mijn gedachten altijd is van die GKf moet niet zo kleinzielig blijven, zo eenduidig of hoe noem je dat, dat je te klein bent als groepering om naar buiten toe een front te vor- men, of een vuist te maken. En dat is nu ook weer gebleken, of vorig jaar dat je ook met andere fo- tografenvereningen samen of met fotoreportages rapporten kunt maken naar WVC toe. Rotterdam is daar een voorbeeld van en ook dat rapport wat we samen met de federatie hebben gemaakt.”

Van Bennekom heeft altijd gepleit voor een be- langenvereniging, een grote vereniging die ook tegenover de overheid zich sterk kan opstellen. Zo kun je ook dingen gezamenlijk regelen, zoals ziektekostenverzekeringen bijvoorbeeld.

Een aantal zaken vielen Van Bennekom op toen hij

betrokken raakte bij de GKf. Zo vertelt hij dat de GKf ooit van de Raad van de Kunst had gehoord dat fotografie kunst was, dit was in 1953.

Jarenlang heeft de GKf geteerd op deze uitspraak, zo van: ‘zie je wel…’ Maar ze hebben volgens van Bennekom nooit de consequenties van zo’n uitspraak aanvaard. Toen deze erkenning er was, hadden ze meteen actie moeten ondernemen. Subsidies aan moeten vragen enzovoort. Volgens van Bennekom hebben ze daar nog lang een tik van gehad.

Van Bennekom zat ook een tijd in de ballotage- commissie. Onder zijn toezicht wordt het allemaal strenger en strakker geregeld.

Toch zegt hij over het balloteren: “Als je een beetje goed kan fotograferen waarom zou je dan geen lid van de GKf worden? En als je er dan nog een visie over had, dan was het natuurlijk helemaal voor elkaar. En als je daarnaast nog vakmanschap had dan was het natuurlijk dubbelop. En als je het één had en het andere nog niet, dan kon je dat er nog wel bijleren natuurlijk.” Het was allemaal dus niet zo hard dat je elkaar het licht in de ogen niet gunde.

Over de ziel van de GKf zegt van Bennekom op dat moment: “De enige manier om je sterk te voelen als fotograaf, om voor jezelf te kunnen opkomen, is als je sterk bent, georganiseerd in een club, dat je als club iets kunt organiseren en dat je als club iets kan waarmaken.”

Van Bennekom heeft wel wat frustraties opgebou- wd met betrekking tot de vereniging.

70

vernieuwingen en te log was. Maar ondanks dat heeft hij er toch een heel leuke tijd gehad en vind hij dat de GKf niet moet ophouden te bestaan.

Sem Presser,

interview op 14-11-1985 Vanaf 1951 tot en met 1965 woont Sem Presser in Frankrijk. Hij blijft in deze periode wel lid van de GKf.

Zijn algehele beeld van de GKf is dat er nooit echt een doelstelling of een karakter naar voren is gekomen, maar dat er wel sprake was van een algemene sfeer van sociale belangstelling. Ook hij komt met het verhaal over het linkse ge- dachtegoed van de GKf, waar hij zich persoonlijk altijd tegen heeft verzet. “Als je als fotografen je organiseert dan moet je de politiek er buiten laten. Want politiek is politiek. Niemand is lid geworden van de GKf met de vraag; wat is je politiek overtu- iging. Je kan dus niet zomaar, namens alle leden een politiek standpunt innemen.”

Presser is niet betrokken geweest bij de oprichting van de GKf, maar hij wordt wel vrij snel daarna lid. Hij vertelt dat hij zowel lid was van de vereniging van fotojournalisten als van de GKf.

Het belang hiervan van dat beide verengingen voor verschillende belangen opkwamen. De NvF kwam op voor de journalistieke belangen en de GKf voor de kunstbelangen. Dat is nog steeds zo vertelt hij tijdens het interview.

Het was wel zo dat in de GKf over het algemeen alleen maar reportage fotografen zaten maar die hadden duidelijke kunstzinnige aspiraties. Ook was de GKf bezig met het krijgen van erkenning van de fotografie, wat later zelfs tot acties leidde, vertelt

hij. Er wordt Presser gevraagd waarom hij lid werd van de GKf. Hij vertelt dat dit voornamelijk voortk- wam uit affiniteit met de mensen van het eerste uur.

Hij kende iedereen goed en ze hadden andere denkbeelden dan Voque, wat hij wel fijn vond. Hij vertelt dat hij de fotografen kende van de straat, gewoon van het elkaar tegenkomen bij allerlei gelegenheden.

Hij vindt wel dat er veel is veranderd tussen toen en nu. Ze begonnen heel klein en nu zijn ze met zoveel. “De kwaliteit was onmiskenbaar, maar de GKf had ook altijd een hoop kapsones, die mis- schien niet altijd terecht was. En dat superioriteits- gevoel werd aangewakkerd door de goede relatie die de GKf met Sandberg had.” (= de relaties met goede grafici in die tijd waren erg belangrijk voor de GKf fotografen.)

Presser verteld dat hij een slecht lid is geweest en dat hij daardoor weinig zicht heeft op de organisa- tie. Hij had altijd een beetje een kunstenaarshoud- ing en wilde nooit een bestuursfunctie. Wel weet hij te vertellen dat hij op een gegeven moment merkte dat het bestuur verjongde.

Dat er een ander filosofie ontstond en dat er links en recht zomaar mensen werden aangenomen. Dit had een snelle groei tot gevolg. Er kwamen mensen in het bestuur die niets van de organisatie afwisten of pas heel kort lid waren.

In de ballotagecommissie heeft Presser nooit gezeten. Hij houdt niet van jureren. In het begin balloteerde iedereen gezamenlijk, maar later werd dit een commissie.

71

Hij vindt dat hij het niet kan, het werk van iemand anders beoordelen. Wel weet hij te vertellen dat Carel Blazer een bepaald gezag had tijdens de ballotages. De hele groep luisterde mee als Blazer iets zei, hij had een natuurlijk gezag.

De GKf-mentaliteit, zoals Presser dit noemt, is wel bij hem binnen geslopen. Deze mentaliteit bestond niet bij de NvF, vertelt hij.

Wel vindt hij dat hij niet zo’n heel grote invloed heeft gehad op de GKf, niet zo groot als op de NvF. Wat Presser vooral deelde met de GKf leden was een hunkering naar erkenning.

Hij vond het interessant om met hen te praten over de ontwikkelingen binnen de fotografie en vond de erkenning die het lidmaatschap van de GKf met zich meedroeg naar buiten toe belangrijk.

Presser vertelt dat in het begin de GKf leden veel bij elkaar kwamen in huiskamer vergaderingen. Daar liet iedereen dan werk zien. Het waren toen allemaal Amsterdammers en als ze iemand nieuw wilden aannemen werd dat met iedereen bespro- ken.

Ook moesten zoveel mogelijk leden voor zijn. “Het was niet zo van, de helft plus 1. Bijna iedereen moest het er mee eens zijn.”

Er wordt Presser gevraagd of hij denkt dat de GKf veel sporen heeft nagelaten in Nederland.

Maar dat betwijfelt hij. “Ik zou het geen sporen willen noemen, ik geloof ook niet ’t direct door de GKf beïnvloed zijn omdat de GKf toch in wezen weinig naar buiten trad. Behalve bij tentoonstel- lingen, maar dat ze een groot aantal leden heb- ben beïnvloed, dat betwijfel ik niet. Want in de

fotografiewereld vonden mensen de GKf wel een elite groep en ongetwijfeld zullen er alle mogelijke mensen beïnvloed zijn door de afzonderlijke leden van de GKf. Maar of de GKf in zijn totaliteit veel invloed heeft gehad dat weet ik niet.”

Verder vertelt Presser dat het contact tussen Gra- fici van die tijd en de GKf heel intensief was. Zelf heeft hij er echter niet veel van kunnen profiteren. Met een lach vertelt hij dat toen hij lid werd hij zich een onderdeel van de elite voelde en een heel eind op weg.

Toch was de GKf toen Presser er lid van werd nog geen belangenvereniging. Eigenlijk was het in het begin gewoon een groepje vrienden, die bij elkaar kwamen. Ze hadden geen materiële belangen toen. Pas later werd het echt een belangenvereniging, vertelt hij.

Presser wordt gevraagd of de GKf nog wel be- staansrecht heeft. “Zeker heeft zij nog bestaan- srecht, zeker omdat het de derde poot is van de fotografen federatie. Daar hebben de gezamenlijke fotografen van Nederland belang bij.

De andere groepen kunnen dat niet, dat zit niet in hun doelstelling, niet in hun aard en wat dat betreft vervult de GKf een zeer belangrijke functie. En zal zeker weer terugslaan op de bestaansmogelijkheid van de GKf.’t Zal daardoor eerder blijven bestaan dan als een groepje dat alleen maar in de lucht zweefde, zonder touwtjes.”

Presser legt uit dat het organiseren van mensen rondom een onderwerp, in zijn optiek al een bestaansreden is. Maar wat het voor de GKf extra belangrijk maakt is de derde-poot-functie in de federatie.

72

Ze moeten daar de boel in balans houden. Er was op een gegeven moment sprake dat de GKf uit de federatie wilde stappen. Presser vertelt dat hij zich hier toen heel heftig tegen heeft verzet. Als dit was gebeurd was het gewoon nog maar een groepje willekeurige fotografen zonder fundamentele betekenis, zo legt hij uit.

Wel vind Presser dat de GKf moet blijven vernieu- wen en blijven veranderen, maar dan wel in een lijn met de oorspronkelijke opzet, voorzover mogelijk. Hij vind dat de GKf de jonge generatie de mogelijk- heid moet geven om dingen anders te willen.

De GKf vond zichzelf van oorsprong wel een unieke vereniging, niet zozeer beter dan andere maar wel uniek, vertelt Presser. De leden hadden een samenhorigheidsgevoel, ze zochten elkaar op. In het begin was het makkelijk om je betrokken te voelen bij elkaar omdat het maar zo’n kleine groep mensen was. Dat is op het moment van het inter- view al een stuk moeilijker.

Toch vindt Presser het goed dat de GKf nu een beroepsvereniging is geworden, maar daar moet je dan ook wel geld voor willen neerleggen, an- ders oefen je geen beroep uit. Je moet gewoon betalen zodat je elkaar kunt helpen en mensen kunt betalen om voor de vereniging te werken. Het principe is volgens Presser:

“…je hebt een beroep. Wat hebben vakbonds- mensen ook in de ergste tijden niet opgebracht om hun vakbond groot te krijgen dus daar heb ik niet zo’n pijn aan. En natuurlijk, jonge mensen hebben het moeilijk en het is een verrekte moeilijk vak, het is een rot vak, maar ik vind dat je er vanuit moet gaan anders blijf je nergens, een beroepsverenig-

ing, dat moet je bij elkaar brengen. Ook moet je beseffen dat er veel voor je gedaan wordt.”

Eva Besnyö,

interview op 31-10-1985

“Het gaat om de kwaliteit, niet om de kwantiteit. Ik begrijp dat het materieel beter uitkomt maar… Ik vind niet dat dát verstandig van ze is”.

Eva Besnyö zegt dit na aanleiding van de vraag wat ze er van vind dat de GKf op dat moment naar de 150 leden toe gaat. Ze is bang dat de kwaliteit toch zal verwateren. Ze vond het dan ook een zeer slechte zaak dat de ballotage een tijdje is weggew- eest. Ze was er overigens niet op tegen dat de GKf zou groeien.

“We waren zo’n kleine elite groep, dat moeten we niet willen zijn. We werden ook met de nek aangekeken, zo van dat zijn die aristocraten van de fotografie of zo iets, en toen zeiden we: laten we er een hele boel mensen inhalen.

En toen hebben we gelijk, ja twintig leden aang- enomen of zoiets, en van een aantal was dat vol- gens mij niet terecht. Maar het was echt de bedoe- ling. Wij zijn klein, we hebben daardoor weinig zeggingskracht, de mensen hebben daardoor een heel ander idee over ons, ze vinden ons veel te exclusief dat is echt niet de bedoeling en daardoor zijn we gaan uitbreiden en toen kwamen er later ook niet materiele kwesties bij.”

Besnyö vertelt dat het een beetje een vicieuze cir- kel is. Groter worden betekent ook meer werk, ie- mand in dienst nemen om het werk te doen en die ook betalen. Ze heeft niets tegen groter worden, maar de GKf moet wel exclusief blijven. Besnyö is ook een tijdje bestuurslid geweest, sa-

73

men met Pieter Boersma. Ook zat ze in het begin van de GKf in de ballotage.

Op het moment van het interview is Besnyö weer in de ballotage commissie gegaan. Het is altijd haar idee geweest dat je goede fotografen gewoon moet vragen om lid te worden van de GKf. Alleen jonge onbekende fotografen moet je bal- loteren. Zo hou je de vereniging wel exclusief. Er wordt Besnyö gevraagd waar ze op let bij het bal- loteren. ‘Op alles’, zegt ze.

Ze vind houding heel erg belangrijk. De mentaliteit. Ze legt uit dat ze het heel slecht vindt als iemand kunstmatig kunst wil maken, als ze zo iemand voor zich krijgt, kan ze niets anders zeggen dan dat ze dit artistieke would-be fotografen vind.

Dit is een soort onuitgesproken norm die heel erg doorslaggevend kan zijn bij het balloteren. Toch vind Besnyö balloteren een vreselijk ondankbare taak. In de beginjaren moest zij ook vaak afwijzin- gen doorgeven aan de mensen in kwestie.

Vaak werd zij hierdoor nog jaren met de nek aangekeken, terwijl het een besluit was van de hele ballotagecommissie. Gelukkig is dat nu anders, vertelt ze. Nu krijg je een brief en een motivatie thuis gestuurd.

Politieke achtergrond is voor Besnyö heel erg belangrijk. “Ik zou nooit een rechtse fotograaf aan- nemen,” zegt ze. Die hoort volgens haar gewoon niet thuis in de GKf. Toch mag ze dat eigenlijk niet meer zeggen. Politiek zit in die tijd niet meer bij de GKf, maar ze vindt nog steeds: “Goede fotografie is linkse fotografie.”

Ook vindt ze dat dit in de GKf van dat moment, nog steeds wel naar voren komt. Het is nog steeds belangrijk hoe iemand in de maatschappij staat. De leden van de GKf hebben Besnyö eigenlijk altijd gezien als het politiek geweten van de Gkf. Besnyö zelf noemt meteen Carel Blazer, die zo’n grote rol heeft gespeelt in de GKf. Blazer was een goede fotograaf, maakte goede fotografie. Hij had enorme kennis van het vak en was heel erg colle- giaal, zo vertelt ze. Hij is een heel belangrijk figuur geweest voor de GKf en toch was hij volgens haar niet dominant.

Besnyö vertelt in het interview over de relatie tus- sen Carel Blazer en Cas Oorthuys. Dat ze in het begin met zijn drieën zulke goede vrienden waren, maar dat na de oorlog de verhouding tussen Oor- thys en Blazer steeds moeilijker werd.

Ze waren toch, onderhuids teveel concurrenten van elkaar. Hierop wordt Besnyö gevraagd of dat niet altijd een beetje scheef is. Dat je binnen de GKf als vrienden bij elkaar zit en dat je daarbuiten toch elkaars concurrenten bent. “Daar namen we afstand van. Het ging niet om persoonlijke dingen of opdrachten, het ging om algemene dingen en daarin kun je elkaar altijd vinden, ook al ben je concurrenten van elkaar.”

Ook vertelt ze dat er op de vergaderingen geen concurrentiestrijd was, wel waren er wel eens frustraties.

Besnyö heeft altijd tijd vrijgemaakt voor de GKf vergaderingen, hoe moeilijk dat soms ook was. “Ik ben ook de GKf zeer dankbaar, moet ik zeggen. Ik geloof dat er maar weinig zouden zeggen dat ze dat zijn. Die zouden zeggen, ach het was wel aardig en zo, maar ja, zonder de GKf was ik er ook

74 wel gekomen.”

Er wordt Besnyö gevraagd of haar kijk op de GKf is verandert in de loop van de tijd. “Ja, ja, ik ben veranderd, maar mijn kijk ook natuurlijk. Ten eerste is dus die GKf in die tijd een zeer stimulerende fac- tor geweest. En ook met het gevoel van: Daar zit de echte fotografie. Dat is een beetje verwaterd. We zijn nu met 130 leden geloof ik en ik denk dat er heel wat kaf onder het koren zit.

En je kijkt er niet meer tegenop. Ik ben niet meer zo’n directe collega. Ik bedoel met die 8 en 12 en 16 waren we écht collega’s die altijd bij me konden aankomen van kan je dit, of wil je dat? Het kwam niet zo vaak voor maar het kwam wel eens voor en dan stond je voor elkaar klaar. Nou of ik nou voor die 125 zo klaar sta…. Ik weet het niet, het is een heel andere verhouding.”

Ze vertelt dat ze veel mensen niet eens meer kent en dan kan het ook niet anders dan dat de ver- houdingen veranderen.

Over de invloed van de GKf op de fotografie in Nederland zegt Besnyö dat naar haar idee de GKf een grote rol heeft gespeeld. De beste fotografen waren toch lid van de GKf, zo zegt ze.

Ook vind ze dat de GKf het aanzien van fotografie sterk bevorderd heeft. We hebben toch met zijn allen gevochten voor de status van de fotografie, dat was toch anders dan bij de BFN en de NvF, die hadden toch andere belangen. Wij waren zuiver fotografisch bezig, vertelt Besnyö.

Besnyö is duidelijk een erg linkse fotograaf. Ze

In document Engagement en de GKf (pagina 68-82)