• No results found

Gesprek in het ACF vrijdag 17 december 2004.

In document Engagement en de GKf (pagina 91-98)

92

Om meer duidelijkheid te krijgen over engagement binnen de GKf heb ik een kringgesprek georganise- erd met, in eerste instantie de aspirant-leden van de GKf. Juist de aspirant-leden staan voor de vraag wat de GKf nu te bieden heeft, vandaar dat zij als in eerste instantie uitgenodigd zijn.

Uiteindelijk is de vraag rond gegaan of iedereen die binnen de GKf belangstelling had voor een dergelijk gesprek ook aanwezig wilden zijn, helaas komt daar weinig reactie op.

In het kringgesprek dat plaats vond in het Amster- dams Centrum voor de Fotografie (ACF), zit ik om de tafel met verschillende aspirant-leden van de GKf. De vraag vanuit de aspirant-leden is om hun namen niet te noemen.

Ze hebben het gevoel dat ze nog bezig zijn met voor zichzelf uit te zoeken hoe zij tegenover de GKf staan. Ze hebben wel ideeën over de GKf, maar zijn bang dat ze iemand voor het hoofdstoten als zij nu een negatieve uitspraak doen terwijl ze daar uiteindelijk misschien wel weer van terug wil- len komen.

We zitten in een zaaltje met op de achtergrond het eindexamen werk van Nancy Lee, die in 2004 is afgestudeerd op St. Joost en die ik dus ook ken. We hebben eerst met elkaar afgesproken in het FOAM waar die avond een opening was. Van het FOAM zijn we naar de Bethaniënstraat gelopen. Ik ben zelf wat onzeker over of er nog meer mensen komen dan het viertal dat wij nu vormen. Uiteindeli- jk zou blijken dat het bij dit gezelschap blijft. We zijn dus met zijn vieren. Twee aspirant-leden, fotograaf Han Singels (1942 - ) en ik. Han Singels

ken ik al van mijn stage en sindsdien hebben we zo nu en dan contact. Ik kan het goed met hem vinden.

Ik weet nog niet zo goed hoe dat gaat, dat aspir- ant lid zijn. Maar allereerst wordt mij verteld dat tijdens de vergaderingen je in principe je werk kan laten zien. Meestal komen er ongeveer 6 tot 12 leden, waar van niet iedereen aspirant lid is. Al meteen wordt mij verteld dat het met meningen geven op een vergadering tegenvalt. “Er wordt helemaal niet gereageerd als je werk op tafel legt. Je krijgt geen respons”

Het is mogelijk om twee jaar lid te zijn bij de aspir- anten van de GKf. Daarna kan je meedoen aan een ballotage en als je aangenomen wordt dan ben je echt lid.

We beginnen een gesprek over de behoeften om menige te horen over waar je mee bezig bent. Juist om die reden zoek je uiteindelijk ook een col- lectief. Je wilt kunnen praten over je werk en over je ideeën.

Maar het beeld van de aspirant leden die tegeno- ver mij zitten is toch dat de GKf bij de aspiranten hier niet aan voldoet. Tijdens de vergaderingen gevende leden onderling geen mening of durven deze niet te geven. De aspirant-leden die voor mij zitten vertellen mij dat er vaak bijna hobby fo- tografie tussen zit.

Ik leg de aspirant-leden voor of ze denken dat de GKf een beschermer kan zijn van kwaliteit bin- nen de fotografie, als deze leden het al hobby fotografie noemen, vraag ik me sterk af of zij geloven in het beschermen van kwaliteit.

93

De aspirant-leden vinden het wel een taak van de GKf, maar vinden dat dit dan om te beginnen naar binnen toe eens grondig zou moeten worden herzien.

Eén van hen zegt: “Misschien moeten ze zelfs onderschijt maken tussen leden die nog actief in de fotografie zijn en de mensen die niet meer ac- tief zijn. Misschien moeten ze dan die niet actieve leden een soort erelid maken ofzo.”

Ik vraag waarom de aspirant-leden lid zijn ge- worden van de vereniging en wat de motivatie zou zijn om lid te worden van de GKf. Voor één van de leden is dat om dingen met elkaar te kunnen bespreken en van elkaar te kunnen leren. Voor de ander is dat toch vanuit traditie.

Een bewondering voor de oude generatie en het belang van het lid zijn van een vereniging. Ook speelt mee dan niet alle verenigingen passen bij hun ideeën over fotografie.

Na twee jaar lid te zijn geweest, van de aspiranten vereniging van de GKf. Is nu de keuze belangrijk, wil ik echt lid worden van de GKf of niet? Aan de ene kant zien de aspirant-leden het lidmaatschap wel als een eer. Je mag te toch verbinden aan een groep waar goede fotografen bij aangesloten zitten.

Wel hebben de aspirant-leden moeite met het idee dat er ook mensen bij komen die gewoon worden uitgenodigd door twee andere leden. “Dat is ge- woon vriendjes politiek.”

We praten verder over het gezicht van de GKf. De aspirant-leden vertellen mij dat als ze mensen ver- tellen: ‘ik ben lid van de aspiranten vereniging van

de GKf’, de reactie vaak is, ‘dat is toch die stoffige club.’

Ik vraag de aspirant-leden wat zij nu vinden van de GKf. “Oude glorie”, is het antwoord. Toch voegen de aspirant-leden er aan toe dat het wel, nog steeds een eer is om er lid van te zijn.

Eén van hen vraagt zich af hoe het allemaal zo lafjes is geworden en wat de GKf nu op dit moment nog doet, wie ze nu zijn. Han Singels, die zich nu ook ons gezelschap gevoegd, wil hier even ingri- jpen.

“De GKf heeft weldegelijk een aantal bijdragen geleverd aan de Nederlandse fotografie,” vertelt hij. “De oprichting van het FOAM bijvoorbeeld, daar is de GKf heel erg belangrijk in geweest. De GKf is niet altijd direct te labelen aan dingen,” geeft hij toe, “maar ze zijn weldegelijk aanwezig. Dingen vinden plaats die niet direct te binden zijn, maar ze zitten op veel verschillende plekken.”

De aspirant-leden hebben hier wel een tegen woord op, één van hen vind dat de GKf vaak niet genoeg te herkennen is als ze deelnemen aan initiatieven en dat ze daarom ook vergeten worden.

Ook hebben beide aspirant-leden zo hun

vraagtekens bij de uitwerkingen van initiatieven. Als de GKf dan wat doet, komt het er niet echt uit. De aspirant-leden vinden dat je toch juist lid wordt van een bepaalde vereniging om wat ze nu doen. Als je als ‘jonge’ fotograaf aan het begin staat van alles, dan wil je wel weten waar een verenging voor staat en als dat niet meteen duidelijk is, hoop je dat te ontdekken als je aspirant-lid wordt.

94

Maar in hun beleving is dat toch nog steeds on- duidelijk.

Han Singels verteld over de strijd die de GKf heeft gevoerd in de jaren ‘60 en ‘70 met betrekking tot dingen als een beleid betreffende fotografie en bijvoorbeeld subsidies.

“Het is toch wel belangrijk je dat te beseffen.” Toen hij lid werd stond hij ook voor de vraag: ‘wat moet ik ermee’. Hij verteld dat een club uiteindelijk toch gemaakt moet worden door haar leden. Dat geld voor elke club. Of het nu een voetbal verenig- ing is of een foto club.

“Een vereniging moet een gezellige club zijn. Of de GKf een geslaagde club is heeft dus niets te maken met het bestuur, maar met de leden. Je moet binnen zo’n club je organiseren in groepjes. Mensen die je aanspreken om je heen verzame- len”, vertelt Han ons.

“Het is niet meer zoals vroeger, toen we als collectief moesten vechten voor een plek in de maatschappij”.

We praten door over de behoeften om je toch te verenigen met verschillende mensen samen. Er is toch behoeften om, als je met dingen bezig bent er met elkaar over te praten.

Han weet te vertellen dat hem opvalt dat er steeds meer nieuwe behoeften ontstaat, onder de jongere generatie, om zich weer te binden tot een collec- tief. In de begin jaren van de GKf was de drijfveer om samen te komen, de strijd om fotografie über- haupt op de kaart te krijgen.

In de jaren ‘60 en ’70, was het de maatschappeli- jke veranderingen die Nederlands doormaakten die de club bond. In de jaren ‘80 en ’90, werd alles zo individueel.

Er was geld, er waren podia voor de fotografie er waren opleidingen, dat die behoeften om tot elkaar te komen niet meer zo sterk waren. Nu in 2000 neemt die behoeften weer toe.

De fotografen die nu afstuderen willen opeens weer bij elkaar komen. De aspirant-leden beamen dit omdat zij zelf ook graag zich aansluiten bij een collectief, in welke vorm dit dan ook uiteindelijk zal gebeuren.

Han verteld ons dat het uiteindelijk wel belangrijk is om bij een verenging te horen. Als je beroepsfo- tograaf wil zijn is het gewoon goed om bij een club te horen, die je dan ook serieus neemt, dat kan dan ook heel inspirerend werken.

Ik en de aspirant-leden zijn het wel met hem eens, maar de GKf zou toch, vooral voor nieuwe leden, wat meer moeten organiseren, denken wij. Zoals lezingen, die kunnen echt een bijdragen leveren aan die inspiratie.

Han is het daar wel mee eens, maar hij zegt er direct bij, “…dan moet je dan ook organiseren. Je moet niet wachten tot er iets gebeurd. Je moet het zelf regelen. Je moet betrokkenheid toch creëren”. Toch zitten de aspirant-leden met het idee dat de GKf te groot is om betrokkenheid te creëren. Hoe kun je betrokken raken bij de GKf, vragen zij zich af.

95

leden van de GKf samen komen in een café, om over dingen te praten en werk te bespreken. “ Maar als je als nieuw, jong lid niemand kent, of bi- jna niemand, dan is het wel een hele stap om naar een café te gaan en dan maar te hopen dat je een beetje een gesprek kunt beginnen. Die drempel is best heel groot voor aspirant-leden die bijvoor- beeld niet eens uit Amsterdam komen”.

We concluderen met zijn vieren, dat zulk contact toch een beetje zal moeten groeien. Fotografen zijn toch over het algemeen heel erge individualis- ten, er is een grote desinteresse.

Je moet toch maar proberen om iets op te bouwen met de mensen die je bij elkaar getrokken krijgt. Het is toch even zoeken hoe je met een verenging omgaat.

Er is geen logica in hoe je ermee omgaat. “Op het moment is het toch voornamelijk een gezelligheid verenging, waar goede fotografen bij zitten, maar waar ook hobbyfotografen tussen zitten”, vertelt Han.

Han vindt dat we het gewoon puur egoïstische moeten bekijken. “Je haalt er gewoon uit wat er voor jou uit te halen is. En daarom zullen verschil- lende fotografen ook verschillende motivaties heb- ben om lid te zijn,”.

Ik probeer ons gesprek een beetje richting engage- ment te duwen. Ik vraag naar het politiek bewustzi- jn van de aspirant leden.

Eén van de aspirant-leden weet nog niet zo goed waar ze nu staat. Het werk van het aspirant-lid is nog niet echt geëngageerd. Maar wordt gemaakt

vanuit persoonlijke motivaties, vanuit eigen the- ma’s. De beelden zijn vaak studiematig. Toch is de bedoeling dat dit een beetje wordt losgelaten in de toekomst. Het werk wordt steeds meer een onder- zoek naar het nu.

Ze is voor zichzelf bezig met een zoektocht naar waarom ze de dingen zo ziet als hoe ze deze in beeld brengt. Er hoeven niet persé politieke moti- vaties aan ten grondslag te liggen. Maar ze zoekt er wel steeds meer naar.

Voor het andere aspirant-lid is engagement van oorsprong juist heel belangrijk geweest. Die probeert het juist nu een beetje los te laten. In haar opleiding is altijd de documentaire fotografie heel erg belangrijk geweest.

Maar zo langzamerhand wordt de zoektocht naar esthetiek voor haar ook erg van belang. Ze verteld dat ze heel erg betrokken kan werken wat beklijfd ligt in de documentaire fotografie. Als ze bezig is niet documentaire projecten, gaat ze toch altijd opzoek naar de theorie er achter.

Ik vraag mijn gezelschap of zij beeld maken, puur voor zichzelf, of voor de kijker. Dat is voor beide aspirant-leden heel verschillend. De één maakt beeld en het kan haar daarbij geen bal schelen wat de kijker er van vind. De ander vindt toch dat de kijker altijd om de hoek komt kijken. “Je probeert met je beeld toch iets los te weken uit een enorme brei en daarmee je kijker toe boeien”.

Wel is de eerste motivatie om beeld te maken, eigen nieuwsgierigheid, pas dan komt de kijker om de hoek kijken. Dit aspirant-lid wil overigens niet voor bladen werken. De motivatie is dat beeld niet in eerst instantie voor een kijker worden gemaakt

96

bij bladen en tijdschriften. Bij bladen is vaak het onderwerp de motivatie voor het maken van beeld. Ze wil alleen opdrachten doen vanuit het maken van beeld en dus niet om iemand te behagen. Han is het hier niet erg mee eens. Hij vindt fo- tografie toch een dienstbaar beroep en juist geschikt voor kranten en tijdschriften.

“Fotografie is op zo veel verschillende manieren toepasbaar en dus juist heel geschikt voor bladen”. Ook ziet hij het als een manier om je

naamsbekendheid op te bouwen. Het is jouw naam die onder de foto staat.

Hij verteld dat er toch iets is omgedraaid in de fo- tografie sinds dat hij is begonnen. In zijn tijd begon je vanuit de praktijk, vanuit het werken voor krant- en en tijdschriften en dan kon je werk uiteindelijk lijden tot grotere opdrachten en tentoonstellingen. Maar door al die kustopleidingen komen al die fotografen van de andere kant. Die willen op de eerste plaats op tentoonstellingen hangen en grote opdrachten krijgen voor ze voor kranten en tijd- schriften willen werken. Wat hij daar jammer aan vind is, dat het allemaal veel langzamer gaat in de autonome hoek.

Je hebt als fotograaf niet zo heel veel tijd, denkt hij, dus je moet eindelijk niet in de langzame hoek beginnen, maar juist in die dynamiek van de balden en tijdschriften springen.

Maar één van de aspirant-leden is het daar niet mee eens. “Als je toch autonoom werk maakt is het gewoon een logisch gevolg dat je het op an- dere plekken zoekt en dat je gaat kijken hoe je dat

werk kunt toepassen op commerciële opdrachten.” Beide leden vinden dat ze niet gelukkig worden van die snelle opdrachten, ze doen op het moment toch liever hun eigen ding.

Ik vraag mijn gezelschap wat ze van de GKf nu vinden. Zowel Han als de aspirant-leden denken toch dat de GKf nog steeds een documentaire traditie heeft. Autonoom wordt nog steeds niet zo direct verdeemoedigd.

De aspirant-leden denken dat de krantenjongens, om ze zo maar te noemen, het toch nog steeds makkelijker hebben bij de GKf, dan de autonome fotografen. Daarbij speelt ook mee dat de grens tussen autonome fotografie en documentaire fotografie steeds vager begint te worden.

Agentschappen als Solar dragen hier aan bij, zegt één van de aspirant-leden. Met zijn vieren hebben een kleine discussie over of bijvoorbeeld Bertien van Manen nu een documentaire fotografe is, of een autonome. Han vindt haar gewoon een goede fotografe, een van de aspirant-leden vind haar meer een autonome fotograaf.

Sociale betrokkenheid vinden zowel de aspirant- leden als Han toch nog steeds wel belangrijk voor zichzelf. Alle drie verbinden dit toch nog steeds aan de documentaire fotografie. Maar toch heb- ben ze alle drie het gevoel dat de die sociale betrokkenheid niet meer vinden binnen de GKf. De aspirant-leden vinden allebei dat als fotografen zich willen verenigen, die dat beter kunnen doen met mensen die ze kennen, waar ze al een bant mee hebben, waar ze naar kunnen luisteren.

97

Han zegt dat van oorsprong dat bij de GKf ook zo was. “…dat je elkaar tegen kwam op straat en dat je zo langzamerhand bedacht van, ‘hé misschien is het leuk om me te verenigen met die mensen, went die spreken mij aan, die vind ik aardig’”. Nu ontmoet je mensen op een academie en daar bouw je al iets mee op. Dus is de drempel veel lager om te zeggen, met die mensen heb ik iets, daar wil ik me mee verbinden. Dit laatste is de mening van de aspirant-leden.

Ik vraag mijn gezelschap of er toekomst is voor de GKf?

Han vindt dat dingen in de tijd staan en dat je er dus ook zo naar moet kijken.

Hij vertelt: ” …maatschappelijke betrokkenheid is een verbinding tussen al die individualisten die zichzelf fotograaf noemen, omdat het over het al- gemeen heel aardige mensen zijn, ‘betrokken halve zolen’. Dat is dan ook wat de GKf bindt”, vind hij, “en zolang er mensen zijn die zo in het leven staan moet de GKf kunnen blijven bestaan”.

Maar hij geeft toe dat het een grote club is en dat niet iedereen juist daarvan lid moet zijn. Je kunt best een eigen clubje mensen zoeken en ja daarmee verenigen. Binnen de GKf kun dat ook doen, je eigen clubje vormen van mensen die je aanspreken.

De aspirant-leden daarin tegen hebben toch wel vraagtekens. Zij hebben het gevoel dat de GKf te weinig te bieden heeft. “De contributie is hoog voor een beginnen fotograaf en nieuwe mensen zoeken binnen de club kost tijd en energie, terwijl ze om zich heen al hun eigen mensen hebben ver-

zameld waar ze het goed mee kunnen vinden. Het stoffige imago helpt ook niet echt”, zegt één van de aspirant-leden.

Han wil tot slot nog wel even kwijt dat op verga- deringen van de GKf gemiddeld 30 % van de club aanwezig is terwijl gemiddeld bij clubvergaderingen er maar 10% komt opdagen. Maar dat we de GKf niet los moeten zien van de tijd.

In document Engagement en de GKf (pagina 91-98)