• No results found

en juist, maar ik vertrouw hem voor geen cent.'

7 HET MODEL VAN DE RUIMTELIJKE ORGANISATIE EN DUURZAAMHEID

7.1 De koersen van de Vierde Nota Extra

In de Vierde Nota Extra (VROM, 1990) is de notie van duurzaamheid terug te vinden in de begrippen toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Bij toekomstwaarde gaat het om het behoud van de mogelijkheden van het natuurlijk substraat op lange termijn. Bij gebruikswaarde gaat het om het actuele gebruik en de daarvoor benodigde infrastructuur. Bij belevingswaarde gaat het om de esthetische kwaliteit van het landschap, en in het bijzonder om de vraag in hoeverre het een aangename omgeving is.

In de Vierde Nota Extra wordt een nieuw, verbeterd ruimtelijk kader gepresen- teerd (VROM, 1990). Met dat nieuwe kader wordt afstand genomen van de zonering die eerder in de structuurschets Stedelijke en Landelijke Gebieden is gepresenteerd. Daarvoor zijn drie redenen: bij de zonering is te weinig rekening gehouden met de aspecten van het water en het milieu, de zonering is te veel gericht op het handhaven van de status quo, en de zonering blijkt te weinig sturend vermogen te hebben in de richting van de andere vormen van beleid, met name het sectorbeleid.

In de VINEX wordt daarom de agrarische dynamiek met haar verschillende accenten - zoals extensivering, intensivering en verbreding - als vertrekpunt genomen. Uitgaande van deze dynamiek wordt voor elk gebied een koers uitgezet binnen de randvoorwaarden die het streven naar ruimtelijke kwaliteit

160

stelt (toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde). De begrenzing van deze gebieden is gebaseerd op het rapport Grondwaterstelsels in Neder- land (Engelen e.a., 1989). Met de koersen wordt getracht optimaal in te spelen op de ontwikkelingsprocessen van de verschillende gebruiksfuncties, met inachtneming van de specifieke mogelijkheden en (milieu-)randvoorwaarden van het gebied.

In de VINEX worden vier koersen onderscheiden (zie tabel 7.1) en zij worden toegelicht aan de hand van drie aspecten, namelijk functies, milieu & water en ruimtelijke structuur (zie tabel 7.2). Zo wordt getracht de koersen een balans te laten zijn tussen de agrarische dynamiek en de mogelijkheden van het natuur- lijk substraat.

Tabel 7.1 De koersen van de VINEX koers typering

groene koers er wordt voortgebouwd op de processen van extensivering in de land- bouw en op de natuurontwikkeling; de ecologische kwaliteiten zijn richtinggevend voor de ontwikkeling van de streek

gele koers er wordt voortgebouwd op de concentratie-tendensen in de landbouw, waarbij de ontwikkelingen in de geconcentreerde regionale complexen richtinggevend is

blauwe koers er worden mogelijkheden geboden voor een verbreding van de platte- landsontwikkeling op regionaal niveau en daarmee voor een sterke verweving (een ruimtelijke en economische integratie) van onder meer de functies landbouw, recreatie, landschapsbeheer en waterbeheer bruine koers binnen een ruimtelijk mozaïek wordt voortgebouwd op de ontwikke-

lingen in de grondgebonden

landbouw en de andere aanwezige functies

De drie aspecten van de koersen zijn interessant in het licht van de vraag wat 'ruimte' is. Bij het aspect functies wordt in feite ingegaan op de vraag in hoeverre sociale praktijken gecombineerd kunnen worden. Dit veronderstelt dat men kennis bezit over deze sociale praktijken, over hun interne samenhang en over de mogelijkheden om ze te combineren.

Bij het tweede aspect, water & milieu, gaat het om het realiseren van de milieukwaliteitsdoelstellingen en om het creëren van de waterhuishoud- kundige condities voor de functies. Men richt de aandacht daarbij vooral op de natuurlijke processen, zoals de stofstromen en het transport van water via het oppervlaktewaterstelsel en het grondwater.

161

Bij het derde aspect, ruimtelijke structuur, wordt vooral ingegaan op de positionering van de diverse ruimtelijke elementen (met name de infrastruc- tuur) ten opzichte van elkaar.

Tabel 7.2 De aspecten van een van de koersen

gele koers richtinggevend voor de ontwikkeling van de streek zijn de in regionale complexen geconcentreerde agrarische productiefuncties

functies bij de in complexen geconcentreerde agrarische productiefuncties gaat het onder meer om de (glas-)tuinbouw, de boomkwekerijen, de bloembollenteelt en de intensieve veehouderij. In de gebieden van de gele koers mogen andere functies alleen tot ontwikkeling komen als ze gesitueerd worden in duidelijk begrensde eenheden, zodat ze beheersbaar en te handhaven zijn. Slechts incidenteel is een combi- natie met een andere functie mogelijk, bijvoorbeeld een combinatie met stedelijke bedrijvigheid (bedrijventerreinen).

milieu en water het beleid is gericht op de realisatie van de technisch-hydrologische productievoorwaarden voor de landbouw. Het peilbeheer, de aan- en afvoer van water, de recycling et cetera zijn afgestemd op de eisen die de landbouw stelt. In dat verband zijn technische oplossingen voor het sturen van de kwaliteit en de kwantiteit nodig. Natuurlijke fluctuaties worden zoveel mogelijk uitgeschakeld. In de gebieden van de gele koers moet de algemene milieukwaliteit worden gerealiseerd. ruimtelijke structuur de agrarische bebouwing moet zoveel mogelijk aansluiten bij de

stedelijke bebouwing en/of de infrastructuur. De ontwikkeling van nieuwe infrastructuur is gericht op de aan- en afvoer van producten. De voorkeur gaat uit naar vervoer over het spoor of over het water. Om de algemene milieukwaliteit te realiseren is een grote mate van controle op de afvalstoffen noodzakelijk.

Ten behoeve van de ecologische en recreatief-toeristische infrastruc- tuur kunnen enkele doorgaande routes in stand worden gehouden of enkele nieuwe routes worden aangelegd.

Bron: VROM, 1990

In dit hoofdstuk zijn de aspecten van de koersen aan de hand waarvan een balans wordt gezocht tussen duurzaamheid en dynamiek van belang, omdat ze drie verschillende visies op het begrip ruimte vertegenwoordigen en omdat ze mogelijkheden bevatten om aansluiting te vinden bij het concept milieuge- bruiksruimte en bij de watersysteembenadering. In het vervolg van dit hoofdstuk zal vooral op de verschillende visies op het begrip ruimte worden

162

ingegaan. De relatie met de beide andere inrichtingsconcepten komt in hoofdstuk 9 aan de orde. Voor een kritiek op de koersen wordt verwezen naar Hidding en Hetsen (1991) en voor een evaluatie van het koersenbeleid naar Driessen e.a. (1995).