• No results found

KLOOSTER MARIËNHAGE

In document De canon van Eindhoven (pagina 39-46)

LEVEN EEUW

EINDHOVEN

BOEREN

MONNIKEN

OUDE

HAGE

NICOLAAS

FLORARIUM

KLOOSTERLINGEN

RELIGIEUS

DOMEINEN

GESCHRIFTEN BRUSSEL

TEMPORUM

FAMILIES

GESCHIEDENIS

JANAUGUSTIJNEN

HET BEGIN VAN HET KLOOSTER

Het klooster Onser Lieven Vrouw op die Haghe (ook wel Ten Haghe, of Mariënhage genoemd) werd in 1420 gesticht met medewerking van Jan van Schoonvorst, burggraaf van Monschau en heer van Cranendonk, Diepenbeek en Eindhoven, en zijn eega Johanna de Rochefort. Het was in die tijd gebruikelijk dat adellijke heren kloosterstichtingen stimuleerden om hun eigen zielenheil veilig te stellen. Vijf vrome burgers gingen er met hulp van kanunnik Arnoud Roelofs samenleven naar de leefregel van Sint-Augustinus. Door het verwerven van rechten, zoals visrecht op de Dommel, en door schenkingen en cijnzen te verwerven, kon de stichting beschikken over eigen inkomsten.

Na toestemming van hertog Jan van Brabant en de Luikse bisschop Jan van Heinsberg traden er ook religieuzen uit de kloosters toe. In 1422 werden zij ingelijfd bij het Kapittel van Windesheim. Ook werd er het kloosterslot ingesteld, net als bij de Kartuizers. Spoedig groeide het klooster ‘Domus Beatae Mariae in Dumo prope Endoviam’ uit tot centrum van religieus en cultureel leven met intensieve contacten met andere kloosters zoals Groenendaal en Rooklooster in het Zoniënwoud bij Brussel, en Mariënborn bij Arnhem.

Mariënhage nam een middenpositie in tussen geestelijke stromingen in noord en zuid. Zo hield het ook contacten met leefgemeenschappen die in de veertiende eeuw onder invloed van Geert Grote wa ren ontstaan op zoek naar spirituele verdieping en nieuwe vormen van religieus leven, bekend als Moderne Devotie. Deze leken beweging werd door de hertogen van Brabant gesteund met privileges.

BRANDPUNT VAN CULTUUR

Boeken waren voor de Moderne Devoten belangrijk. Denk aan de geschriften van Geert Grote, mysticus Jan van Ruusbroec of Thomas van Kempen met zijn populaire Imitatio Christi (Navolging van Christus).

Op klooster Ten Haghe schreef ‘Collec-tor’ – dit blijkt Nicolaas Clopper jr. te zijn – er tussen 1468 en 1472 zijn wereldkroniek Florarium Temporum. Het boek is een

compilatie van zo’n 240 aan hem beken de geschriften van de bijbelse geschiedenis tot aan zijn eigen tijd. Dit werk was de basis voor het bekende Monasticon Chro-nicon Belgicum (Belgische kloosterkro-niek), geschreven omstreeks 1498 door Abbreviator, vermoedelijk een reguliere kanunnik uit Neuss.

De ‘studiosissimus chronographus’ (zeer geleerde kroniekschrijver) Nicolaas Clopper was een zoon van Nicolaus Clopper sr. (†1472), die kanunnik van de Sint-Goedele in Brussel was en raadsheer van de Grote Raad van Brabant, dus van de hertogen. Clopper jr. was ingetreden als lekenbroeder. Hij was gehoorzaamheid aan zijn overste verschuldigd, maar had geen kloostergelof-ten afgelegd. Het boekenbezit van senior was omvangrijk en is bekend uit een boe-kenlijst, opgesteld na diens dood, in 1473. De zoon kon over boeken uit diens biblio-theek beschikken en senior vermaakte 31 geschriften aan klooster Ten Haghe. Naast een bibliotheek had het klooster een eigen scriptorium (schrijfschool). Daar werden door meerdere handen Antiphonaria, Breviaria, Psalteria en andere getijdenboek-jes geschreven en verlucht ‘met geschilder-de initialen in gelobgeschilder-de bladranken’. Deze wijze van verluchten wordt wel aangeduid als ‘Mariënhage-stijl’. Niet alleen Nicolaas Clopper jr, maar ook de kloosterlingen Paulus van Someren, Antonius van Hulst, Antonius van Hemert en Gaudentius van Lommel schreven er diverse werken.

OVERLEVEN IN EEN WOELIGE PERIODE

De hervormingsbewegingen in de eerste helft van de 16de eeuw hebben ook invloed op het klooster Ten Haghe gehad. Zo moes-ten monniken onder leiding van Willem Dicbier zich bij de universiteit van Leuven in 1545 verdedigen tegen beschuldigingen dat hij ketterse leringen zou hebben ver-kondigd. In de tweede helft van de 16de eeuw met de Tachtigjarige Oorlog kwam het buiten de stad gelegen klooster in de gevarenzone door belegeringen en ver-woestingen. In 1581 werd het door Staatse troepen in brand gestoken. Alvorens het zover was, vonden er eerst in 1565 en 1570 generale kapittels van de Windesheimer

Afb. p. 35 Het door oorlogsgeweld zwaar getroffen kloostercomplex Mariënhage werd in 1688 door de Staten-Generaal definitief in beslag genomen. De eigendom-men kwaeigendom-men in bezit van de prins van Oranje, het klooster gebouw werd het woon-huis van zijn rentmeesters. Rond 1800 kreeg het diverse andere functies. In de 19de eeuw volgde een gedeeltelijk herstel en nieuwe aanbouwen. Op deze gravure midden 18e eeuw is goed te zien dat van de kerk slechts een ruïne over was.

Congregatie plaats. Zoals vele kloosters bezat ook klooster Ten Haghe een re-fugiehuis in Den Bosch, eerst aan de Orthenstraat en later huize De Pijnappel aan de Hoge Steenweg. Omdat het klooster nog slechts een ruïne was, overwoog men in Den Bosch te blijven.

Echter, de val van Den Bosch in 1629 bracht de monniken naar het inmiddels onder prior Hubert Seissemaekers her-stelde klooster Ten Haghe terug. Door een retorsieplakkaat (een vergeldingsverorde-ning van de hoge overheid) uit 1636 werden alle monniken uit de Meierij verbannen. Op een aantal monniken na vertrokken allen in 1638 naar Weert, dat in Gelders gebied lag, naar het klooster Haga Mariana (O.L. Vrouw Wijngaard). Vanwege armen-zorg en onderwijs mochten de laatste drie kloosterlingen blijven tot 1688. Daarna werd het klooster geconfisqueerd en kwam het onder beheer van de domeinen van de prins van Oranje.

VAN LOKAAL BELANG ZONDER RELIGIEUZE FUNCTIE

Nadat alle goederen van Mariënhage aldus aan de Nassause Domeinen waren toe gevoegd, kwamen de successievelijke rentmeesters der domeinen in de klooster-gebouwen te wonen. In de Franse tijd werd er vervolgens graan opgeslagen en stonden er bakovens in de kerkruïne. Daarna woon-den er de families Smits en Van Velthoven. In 1815 begon Amandus Hubertus van Moorsel in een van de bijgebouwen een fabriek voor wollen en katoenen stoffen, welke door diens opzichter Henricus van Gennip samen met Judocus van der Velden werd voortgezet. Nadat het gebouw tijdens de cholera-epidemie in 1832-1833 ook nog als hospitaal dienst gedaan had, kwamen klooster en kerkruïne in 1834 na een open-bare veiling in hun beider bezit. Doordat beide families onderling trouwden, bleef dit bezit onverdeeld. Omstreeks 1880 werd de middeleeuwse kerkruïne afgebroken voor de bouw van een garenmagazijn, maar niet lang daarna kreeg het klooster zijn religi-euze functie terug.

3

4

3. De kerstening van de Kempen is uiterlijk nog zicht-baar in de vele oude kerktorens. De oudste toren op Eindhovens grondgebied staat te Woensel. Al rond 1100 is 4. Veel katholieke kerkelijke kunst uit Eindhoven uit de 16de-18de eeuw is niet be-waard gebleven. In de schuurker-ken was daarvoor ook amper plaats. Een van de uit-zonderingen is dit 17de eeuwse kruisigingpaneel, vermoedelijk af komstig uit de vroegere SintTrudokerk. hier sprake van

een kerkgebouw tevens parochie-kerk, van waaruit ook de latere Sint-Catharina-kerk in Eindhoven werd bestuurd. Door verval is het kerkschip verloren

gegaan, de laatmiddeleeuwse toren staat sinds twee eeuwen alleen (circa 1930).

OPNIEUW KLOOSTER

Op 29 december 1890 kocht de orde van paters Augustijnen het oude klooster Mariënhage om er na Utrecht hun tweede Nederlandse klooster te vestigen, waarmee ze een ‘historisch’ pied-à-terre kochten, dat in wezen zijn oorspronkelijke bestem-ming herkreeg. De Augustijnen bouwden het complex in fasen uit. In 1898 kwam de Heilig Hartkerk naar ontwerp van de archi-tecten P.J. Bekkers en J. Hegener gereed met op de toren het kolossale Heilig Hartbeeld van Jean Geelen en de inventaris uit het Eindhovense beeldhouwatelier van Jan en Fons Custers. In de vrijgekomen noodkerk startte in 1898 het Gymnasium Augustinia-num, dat in 1912 en 1917 – het jaar van officiële erkenning – werd uitgebreid met gebouwen o.a. voor een internaat. Tussen 1923 en 1925 kwamen er een nieuwe schoolvleugel en kapel naar architectuur van de benedictijnermonnik Dom Bellot. De school verhuisde in 1959 naar nieuw-bouw aan de Geldropseweg.

De oude kloostervleugel uit 1628 – inmiddels rijksmonument – werd in drie fasen fors verbouwd, in de jaren 1926, 1935-1936 en 1986-1988. In 1935 kwam, aan de Augustijnendreef, ook een nieuwe vleugel tot stand naar architectuur van A.J. Prinsenberg. Dit vanwege de toename van het aantal kloosterlingen en de vestiging van het filosoficum in Eindhoven.

Dit gedeelte is in 2008 ingrijpend verbouwd. Toen bij de werkzaamheden de oude fundamenten van het oude klooster hierbij vrijkwamen, werd het bouwplan aangepast om deze fundamenten te kunnen behouden.

Alle uitbreidingen bewijzen wel dat er in de jaren ’20 en ’30 een geweldige aantrekkingskracht uitging van de Augustijnen. De seculiere geestelijkheid zag dit aanvankelijk met lede ogen aan. Maar de Augustijnen bewerkstelligden die aantrekkingskracht vanzelf met devoties ter ere van de heilige Rita van Cascia en de heilige Nicolaas van Tolentijn, evenals verenigingen zoals Apostolaat des Gebeds, Geloof en Wetenschap, Eer en Deugd, Wijsgerige Kring etcetera. Ook na de Twee-de Wereldoorlog waren Twee-de Augustijnen nog

actief. Met name voor het Labre- en Ritahuis voor de opvang van daklozen.

De ontkerkelijking van de tweede helft van de twintigste eeuw, en het uitblijven van roepingen maakt de vraag actueel, wat er in de toekomst met dit voor Eindhoven belangrijke historische complex zal gebeu-ren. Het aantal kloosterlingen loopt terug. Echter de straatnamen in de omgeving zullen de herinnering aan het klooster (Ten Haghestraat) en zijn bewoners altijd levend houden.

Peter Thoben

5. Mariënhage kende zoals meer-dere kloosters in Brabant een scriptorium, een schrijfatelier waarin met de hand boeken werden vervaar-digd. De meeste boeken gaan over godsdienstige onderwerpen. Een bijzonder boekproduct betreft een wereldkroniek samengesteld en handgeschreven door de klooster-ling Nicolaas Clopper de jongere (circa 1432-1487) in 1472 onder de titel Florarium Temporum, Bloemhof der Tijden. Anno 2008 zijn 24 handschriften bekend waarvan wordt aangeno-men dat deze op Mariënhage zijn vervaardigd.

Clopper liet zich voor zijn illustra-ties inspireren door zijn directe leef omgeving. De Eindhovense Sint-Cathari-nakerk staat hier centraal. (Florarium Temporum versie Staats-bibliothek München, inv. nr. Clm 10436 fol. 74-r)

4 5

VERWIJZINGEN Te bezoeken: >> Paterskerk, Ten Haghestraat >> Klooster Mariënhage, Augustijnendreef 15 >> Museum Kempenland Eindhoven, reliekhouder/ prenten Literatuur:

>> Nico Arts, Het mottekasteel en het klooster Mariënhage te Woensel Eindhoven, in: Jaarboek Eindhoven 2000 (Eind hoven 2000), 69-94

>>Nico Arts (red.), Het Kasteel van Eindhoven. Archeologie, ecologie en geschiedenis van een heerlijke woning 1420-1676 (Eindhoven 1992)

>>Nico Arts & Gerard Rooijakkers, Het Florarium Temporum. Een middeleeuwse wereldkroniek uit Eindhoven, Alphen aan de Maas 2008

>>H.W. Boekwijt, Van woning tot pastorie. Vijf eeuwen refugiéhuis Mariënhage te ’s-Hertogenbosch (’s-Hertogenbosch 1993)

>>P.C. Boeren, Rond het Florarium Temporum, Miscellanea mgr dr P.J.M. van Gils, Publications de Limbourg 85 (1949), 29-60

>>P.C. Boeren, De bibliotheek van de Brusselse kanunnik Nicolaus Clopper Sr, Het Boek nr 30 (1949-1951), 175-225

>> P.C. Boeren, Nieuwe histo-rische gegevens betreffende ‘Mariënhage’, in: H. Mandos en A.D. Kakebeeke, Oud Eindhoven. Voorstudies tot de geschiedenis van Eindhoven, (Eindhoven 1950), 74-83

>> P.C. Boeren, Florarium Temporum. Een wereldkroniek uit het jaar 1472 (’s-Gravenhage 1951)

>> A.J. Claesen, Mariënhage, Maand schrift O.L. Vrouw van Goe den Raad 23 (1916), 85-96, 125-130, 164-173, 206-210, 252-259, 284-291, 340-347, 370-375 en 405-409

>> Jean Coenen, Honderd jaar Paterskerk Eindhoven 1898-1998 (Eindhoven 1998)

>> T. Klaversma, De Heren van Cranendonk en Eindhoven 1200-1460 (Eindhoven 1969)

>> W.Th. van Riswick, Geschie-denis van het Augustijner klooster Mariënhage te Eindhoven, Gens Nostra 3 (1948), 175-190

file_Klooster.Marienhage

>> PERIODE 1232-1795: DE KLEINE STAD >> ICOON HET KLOOSTER TEN HAGHE, 1420

>> C. Sloots, Klooster Mariën hage onder Woensel bij Eindhoven, Taxandria 50 (1943), 98-109

>> F.N. Smits, Beknopte geschiedenis van Eindhoven (Eindhoven 1887), I, 138-149

>> Peter Thoben, Een zilveren kleinood uit klooster Mariën-hage, in: Jaarboek Eindhoven 1998-1999, Heemkundige Studie-kring Kempenland Eindhoven 1999, 71-76

>> A.G. Weiler, Het Windesheimse klooster van Onze Lieve Vrouw op Die Hage te Woensel, in: W.H.A. Renders (red.), Bijdragen tot de geschiedenis van Woensel I (Eindhoven 1979), 61-96

>> A.G. Weiler, Domus beatae Mariae in Dumo prope Endoviam, in: Monasticon Windeshemense Teil 3: Niederlände (Brussel 1980), 204-240

file_Bodemgesteldheid.Dommeldal file_Het.Stadswapen.van.Eindhoven file_Het.klooster.Ten.Haghe >> PERIODE 1232-1795: DE KLEINE STAD >> ICOON DE STADSPLATTE -GROND VAN VAN DEVENTER, CIRCA 1560

DE STADSPLATTEGROND

In document De canon van Eindhoven (pagina 39-46)