• No results found

FABRIEKJE GING

In document De canon van Eindhoven (pagina 99-105)

stoommachine hoorde en besloot tot aankoop. In het najaar van 1891 ging de productie van Philips gloeilampen van start en vanaf die tijd zou Eindhoven nooit meer hetzelfde zijn.

EINDHOVEN ALS INDUSTRIEEL CENTRUM

Gerards fabriekje draaide de eerste jaren maar heel matig. Financier Frederik Philips, de vader van Gerard, vroeg in 1895 zijn jon-gere zoon Anton de verkoop te gaan leiden. Zijn eerste indruk van Eindhoven was verre van gunstig. Hij zag een gehucht ‘begraven in de vergetelheid van Brabants eindeloze ruimte.’ Eindhoven leek hem een groepje huizen, ‘weggezonken in een mistig moeras.’

Antons observatie werd bijna vijftig jaar later opgetekend en zijn geheugen zal hem, in romantische zin, waarschijnlijk parten hebben gespeeld. Eindhoven was geen wereldstad als Londen waar hij voordien had gewoond, maar het was zeker meer dan het armzalige dorpje dat hij zich herinnerde.

Eindhoven, dat aan het eind van de negentiende eeuw zo'n 4500 inwoners telde, was een industrieel centrum van regionale betekenis. Bij de bestaande tex tiel nijverheid had zich vanaf 1850

2 ROND TELDE

ANTON

STAD

WERKTEN

INKOMSTEN

UITDAGING LICHTTOREN

BESTAANDE

HUIZEN

BEGINNEN GROTERE

FABRIEKJE

GING

PHILIPS

ARBEIDERS

LATER

PHILIPSDORP

PRODUCTIE

LICHT

GLOEILAMPEN

een aantal sigarenmakerijen gevoegd. Later volgden nog twee grote lucifersfabrieken. Een overzicht uit 1893 leert dat bij de tien sigaren- en kerftabaksfabrieken ongeveer 1150 personen werkten. De textielbedrijfjes hadden 181 medewerkers. Bij de lucifer-fabricage ging het om 368 personen.

De gloeilampenfabriek van Philips telde 28 medewerkers, voor het overgrote deel overigens kinderen tussen de 12 en 16 jaar. Behalve deze grote bedrijven telde Eind-hoven nog een aantal grotere ambachtelijke ondernemingen waar enkele tientallen personen werkten.

In feite geeft dit overzicht geen goed beeld van de nijverheid. Het kleine Eind-hoven lag ingeklemd tussen een aantal grotere plaatsen waar veel bedrijven waren gevestigd. Bij enkele Strijpse en Stratumse textielbedrijven bijvoorbeeld werkten enkele honderden arbeiders.

DE GROTE VERKOPER SLAAT TOE

Antons eerste impuls was om weer zo snel mogelijk uit Eindhoven te vertrekken, maar tijdens een avondwandeling veranderde hij van gedachten. Als door de bliksem ge troffen voelde hij opeens een uitdaging. De 'lelijkheid' van het bestaande Eindhoven moest een pak slaag krijgen en er moest 'een nieuwe en mooie Philips Stad verrijzen ... een stad van licht, letterlijk en figuurlijk.'

Ook deze herinnering was bij opteke-ning bijna 50 jaar oud en opnieuw mogelijk niet helemaal waarheidsgetrouw. Maar het karakteriseerde Anton ten voete uit. Hij was een man van de daad, die graag uitda-gingen aannam. Een dominante man ook, die niet graag werd dwarsgezeten bij de zaken die hij wilde bereiken.

De eerste uitdaging in Eindhoven was het verbeteren van de verkoop van de door Gerard geproduceerde gloeilampen. Toen Anton in Eindhoven kwam werken, had de fabriek de moeilijkste tijd achter de rug. Het elektrische licht was inmiddels aan een zegetocht begonnen en ver drong in hoog tempo de gasverlichting.

In Nederland moest Philips opboksen tegen concurrenten in onder meer Venlo, Breda en Nijmegen. Daarnaast expor-teerden ook Duitse ondernemingen als

Siemens & Halske en AEG naar ons land. Deze laatste bedrijven leverden vaak complete installaties van centrale tot lamp. Anton liet Nederland de eerste tijd links liggen en richtte zich op een niche in de Duitse markt en wel die van de opkomende zelfstandige handelaren en installateurs, die vooral bij bedrijven en instellingen elektrisch licht aanlegden. Hij was daarbij zeer vasthoudend. Een mogelijke klant werd niet een- of tweemaal, maar wel tien of twintig keer bezocht. Dit gebeurde bij voorkeur kort na werktijd, wanneer de weerstand door vermoeidheid wat minder was.

Anton boekte met deze tactiek, waar-voor hij vaak ’s nacht lange treinreizen maakte, grote successen. Eerst in het Duitse Ruhrgebied en daarna in Nederland en België. In 1898 reisde hij naar Rusland, waar hij eveneens grote partijen Philips-lampen wist te verkopen aan handelaren, maar ook aan de hofmaarschalk van het Winterpaleis in Sint-Petersburg, die in één keer 50.000 lampen zou hebben besteld.

Het was echter de combinatie met het talent van Gerard, die de onderneming tot een succes maakte en deed groeien tot de derde producent van gloeilampen in Eu-ropa rond 1900. Gerard had de fabriek in-gericht, personeel aangetrokken en de snel stijgende productie bekwaam in goede ba-nen geleid. Hij was onafgebroken bezig ge-weest met het verbeteren van de gloeilamp en het productieproces. Het fabriekje was al snel te klein geworden. Er tegenover, op het later zogeheten Emmasingelcomplex, verrezen kort na elkaar nog twee fabrieken waar 150 mensen werkten.

NIEUWE PRODUCTEN

De groei van Philips ging ook na de eeuw-wisseling door. In 1907 maakte het bedrijf een begin met de productie van de stroom besparende, gespoten wolframdraadlamp. Vier jaar later volgde de kwalitatief veel betere getrokken wolframlamp. Het aan-tal personeelsleden liep in deze periode sprongs gewijs op van 500 in 1907 via 1200 twee jaar later tot 3100 in 1915. Nadat Philips in1923 een begin had gemaakt met de productie van radiobuizen

Afb. p. 95 Als producent van een consu-mentenartikel was Philips bewust van de waarde van goede pr. Zij besteedde uitgebreide aandacht aan de verzorging van haar promotie, inclusief de uit-gave van eigen prentbriefkaarten met reclame voor haar producten en bedrijf. Daaronder deze ansicht uit 1913 die een overzicht biedt van het inmiddels indrukwekkende bedrijf langs het spoor. 2. De Eerste We-reldoorlog zorgde voor een belang-rijke her oriëntatie bij Philips. Door oorlogsomstan-digheden viel een deel van de aanvoer van onderdelen weg, wat aanleiding gaf om hiervoor met eigen fabricage te beginnen. Het belangrijkste nieuwe bedrijfs-onderdeel was een glasfabriek en glasblazerij voor de vervaardiging van ballons voor de gloeilampen. Deze nieuwe activiteit werd in pers en publiciteit breed uitgemeten.

>> PERIODE 1890-1920: TURBULENTIE EN TRANSITIE >> ICOON DE GEBROEDERS PHILIPS, 1891

en andere radio-onderdelen groeide het bedrijf door tot ruim 20.000 werknemers eind jaren twintig. De radio was rond 1913 gelijktijdig in Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten ontwikkeld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog volgde een sprong voorwaarts in verband met de militaire toepassingen. In Amerika ontstond rond 1920 het idee om vanuit een centraal punt signalen naar een groot aantal ontvangers te sturen. Dit was het concept van de radio-omroep. Philips besefte de grote mogelijkheden en haakte erop in. De productie van radiobuizen en later ook -toestellen werd het tweede hoofdproduct van het bedrijf. Later volgden nog röntgen-buizen en andere medische apparatuur.

Het huisvesten van de toestromende arbeiders werd door de snelle groei een groot probleem. De gemeente Eindhoven nam geen initiatieven en daarom gingen de gebroeders Philips zelf tot actie over. In Woensel bouwden zij in 1909 enkele tientallen huizen aan de Weverstraat. Het grootste project echter was het Philipsdorp in het stadsdeel Strijp. In 1910 gaf Anton zijn schoonvader ir. G.J. de Jongh, directeur van de Rotterdamse dienst Gemeentewer-ken, opdracht om een tuindorp naar Brits model te ontwerpen. In een eerste fase werden 200 'werkmanswoningen' gebouwd; alle met een tuin en voor die tijd modern ingericht. Later werd het Philipsdorp, tegenwoordig voor een deel beschermd stadsgezicht, nog uitgebreid en verrezen er ook huizen voor het middenkader.

NAAR DE LICHTSTAD

Het Philipsdorp, hoewel uit nood geboren, valt te schikken onder Antons voornemen om Eindhoven te vernieuwen. Maar een aantal andere gebouwen, die tijdens of kort na de grote expansiegolf werden gebouwd, leverden een grotere bijdrage aan het idee van de lichtstad. In de eerste plaats waren dit de vernieuwde gloeilampenfabrieken en het hoofdkantoor van die afdeling (de Lichttoren), beiden gereedgekomen in 1920/1921. Op de tweede plaats gaat het om de Witte Dame uit 1930/1931 en de Bruine Heer, die uit 1929 dateert. Vooral de Lichttoren was een imposant geheel, bijna

50 meter hoog. Op de bovenste verdieping ervan waren de altijd fel verlichtte test-ruimtes voor lampen gevestigd. Bovenop de Lichttoren, die vanuit het hele stads-centrum te zien was, stond in grote blauwe neonletters PHILIPS.

Vanaf 1916 complex Strijp S werd gerealiseerd. Te beginnen met de glas-fabriek bouwde Philips ook daar een reeks bedrijfsgebouwen met als kern de uit drie onderling verbonden fabrieken bestaande Hoge Rug.

De bekende journalist M.J. Brusse beschreef dit Philipslandschap in 1928 als volgt: ‘... als gouddoorglorende kristallen paleizen verrijzen er verdere fabrieks-complexen, met hun schoorstenen als slanke, lichtende torens, waaruit de rook doorlaaid is van de fellen gloed. En groene, roode en blauwe neonletters als flonkeren-de inscripties tegen flonkeren-den avondhemel ... In Philips-wonderland is de dag de culminatie van moderne arbeidzaamheid tot de hoog-ste spanning opgevoerd – en de nacht: een fantastische droom.’

Anton Philips had het ongetwijfeld wat minder dichterlijk gezegd, maar de uitdaging die hij zich bij zijn komst in Eindhoven had gesteld, was minstens voor een deel vervuld.

Hans Schippers 3 3. Gerard Philips (1858-1942) maak-te tijdens jeugd en studie te Delft de opkomst van de elektrotechniek mee, wat in 1891 leidde tot de vestiging van een eigen elektrische gloeilampen-fabriek. Door zijn technisch en organisato-risch kunnen en gestimuleerd door de sterk groeiende markt wist hij het bedrijf uit te bouwen tot een van de grootste gloeilampen-fabrieken in Europa. Tot 1922 bleef hij aan als mede directeur van de NV. Dit portret is door Emil Orlik gemaakt ter gele-genheid van zijn afscheid.

4

5 5. De firma was al

gauw ook op soci-aal terrein actief. In 1900 werden de eerste woningen in opdracht ge-bouwd en vanaf 1910 verrees het Philipsdorp. Twee toegangszuilen aan de Elisabeth-laan zijn nog altijd aanwezig, evenals een deel van de oorspronkelijke bebouwing (circa 1920). 4. Midden jaren

dertig, ten tijde van dit portret van Anton Philips van de hand van Jan Sluijters, was Philips een volwaardig elektrotechnisch concern. Anton (1874-1951) leverde daaraan een belangrijke bijdrage door zijn commerciële capaciteiten

en als bedrijfs-organisator. In 1951 toen het Philips bedrijf zijn 60-jarig jubileum vierde kreeg het bedrijf van de Eindhoven se

bevolking een meer dan levens-groot standbeeld van Anton aan-geboden bij het station.

>> PERIODE 1890-1920: TURBULENTIE EN TRANSITIE >> ICOON DE GEBROEDERS PHILIPS, 1891

VERWIJZINGEN

Te bezoeken:

>> Emmasingel Het Philips-fabriekje met daarin het Centrum Kunstlicht in de Kunst en tegen de schoor-steen een portretreliëf van Gerard Philips

>> Het Emmasingelcomplex met de Lichttoren en de Witte Dame en het Philips-dorp

>> Standbeeld van Anton Philips voor het station van Eindhoven

>> Het Radiomonument in het Stadswandelpark naar aanleiding van de eerste radioverbinding met Oost- en West-Indië in 1927

>> Strijp-S

Literatuur:

>>A. Heerding en I. Blanken, Geschiedenis van Philips Electronics, delen I-IV (Zaltbommel 1980-1997)

>> Marcel Metze, Anton Philips 1874-1951. Ze zullen weten wie ze voor zich hebben (Amsterdam 2004) Websites: >> Centrum Kunstlicht in de Kunst www.kunstlichtkunst.nl file_Lichtfabriek

file_Bodemgesteldheid.Dommeldal file_Het.Stadswapen.van.Eindhoven file_Het.klooster.Ten.Haghe file_De.stadsplattegrond.van.van.Deventer file_Jan.van.Hooff file_Het.Eindhovens.Kanaal file_Mignot.&.De.Block file_Elias file_De.Sint-Catharinakerk file_Het.Catharinakerkhoffile_Prentbriefkaart.Philips

DE OOSTERKERK,

1911

NAAR EEN SMELTKROES VAN LEVENSOVERTUIGINGEN 100 0 160 0 130 0 190 0 110 0 170 0 140 0 200 0 120 0 180 0 150 0 210 0 >> PERIODE 1890-1920: TURBULENTIE EN TRANSITIE >> ICOON DE OOSTERKERK, 1911 file_De.Oosterkerk

>> PERIODE 1890-1920: TURBULENTIE EN TRANSITIE >> ICOON DE OOSTERKERK, 1911

Het kerkgebouw aan de Fazantlaan valt niet echt op en aan de buitenkant is niet te zien dat dit gebedshuis een be-wogen en wisselvallige geschiedenis kent. Maar hier huist, in een tijdsbe-stek van minder dan een eeuw, inmid-dels het derde geloof op een rij. In 1911 richtten de gereformeerden deze gebedsruimte op, hun eerste echte eigen onderkomen. De weinig talrijke protestanten in Eindhoven hadden eerder hun gezamenlijk godshuis in een kerk aan de Ten Haghestraat. Deze bescheiden ontmoetingsplaats was opgericht in 1813, na de terug-gave van de Sint-Catharinakerk aan de katholieke meerderheid. Maar onder de protestants-christelijke inwoners was rond 1900 een forse rechtzinnige min-derheid ontstaan die dus nu een eigen onderdak kreeg. Ruim een halve eeuw later vond de vergrijsde gereformeerde gemeente samen met de hervormden een nieuw, groter onderkomen en in 1969 kwam de kerk leeg te staan. De gemeente kocht hem aan en na enige jaren kreeg deze een bijzondere herbe-stemming als moskee voor de groeiende groep Turkse moslims. Op hun beurt verlieten ook dezen het pand in 1989 voor een groter onderkomen. Twee jaar later vond de inkrimpende katholieke parochie ter plaatse hier haar nieuwe bestemming en werd de kerk gewijd aan de heilige Antonius van Padua. Inmiddels maken ook de oud-katholie-ken gebruik van het gebouw.

VERSCHUIVENDE PANELEN

Deze ontwikkelingsgang van een kerk-gebouw is symbolisch voor de verscheiden-heid aan geloven en levensovertuigingen die natuurlijk in heel Nederland opgang deed, maar in Eindhoven een bijzonder karakter droeg. Rond 1900 leek het erop dat een enkele geloofsrichting, die van de ka-tholieken, alom overheersend zou worden. Een echte monopoliepositie bereikte de katholieke kerk echter nooit. De opkomst en neergang van geloofsovertuigingen en daarmee verwante sociaal-politieke opvattingen kenmerkt de twintigste eeuw.

STAND

BEPERKT

KERKARBEIDERSBEWEGING

In document De canon van Eindhoven (pagina 99-105)