• No results found

‘Verkiesen doet verliesen’ Levensloop van Jaap van Praag

2.2. Kindertijd en jeugd

Jacob Philip Van Praag werd geboren in Amsterdam op  mei  en maakte samen met zijn jongere zus Esther deel uit van het gezin dat woonde in de Indische buurt in Amsterdam.

Allebei zijn ouders kwamen uit een joods milieu. Zijn vader Manus Van Praag is geboren Amsterdammer en werkte zich op tot gymnastiekleraar. Hij zou uiteindelijk lesgeven aan het Vossius gymnasium. Behalve het gymnastiekonderwijs heeft hij zich geschoold in heilgymnastiek en mas- sage. Hij was actief lid van veel organisaties maar was daarnaast een indi- vidualist.

Zijn moeder Saar Vleeschhouwer () werd geboren in Weesp in een joods orthodox middenstandsgezin. Haar ouders hadden daar een slage-

 D E E L I I D E O P V AT T I N G E N V A N V A N P R A A G O V E R H U M A N I S M E

159 Praag, J.P. van (1953a). Henriëtte Goverdina Anna Roland Holst-van der Schalk. Leiden,

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1951-1953, pp. 43-52.

160 Boon, Carolien & Harmsen, Ger (1992). Schalk, Henriette Goverdine Anna van der. In: Bio-

grafisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland. Am-

rij. De moeder van Van Praag had de opleiding gedaan voor fröbelonder- wijzeres. Zijn ouders trouwden in . De achtergronden van zijn ouders waren qua milieu en godsdienstige achtergrond verschillend. Naar eigen zeggen van Jaap Van Praag is zijn vader in het lompenproletariaat opge- groeid in de Jodenbuurt waarbij het godsdienstige (joodse milieu) in het gezin een mindere rol speelde.

De jodenbuurt, “De straten. De Huizen. De voor- en achterkamertjes. Duizenden kubiekjes. Een verbijsterende honingraat. In al die hokjes woonden mensen. De wanden zijn te eng om het uitbundige leven te om- sluiten. Op zondagmorgen in de donkere vroegte begint de markt. De zondagsmarkt is een kruising van een gewone weekmarkt en een jaar- markt. Een reusachtig warenhuis, in de breedte uitgelegd. Als een poliep spreidt het zijn tentakels uit over de volle lengte van de Joden Houttui- nen, de Oude Schans, De Uilenburger- en de Batavierenstraat, het Zwa- nengrachtje en alle steegjes en slopjes. Joodse scholen zijn over de hele buurt verspreid. Omstreeks  was de bevolkingsdichtheid in de Jood- se buurt zevenmaal groter dan in de gehele stad en het aantal huizen, waarin besmettelijke ziekten voortkwamen veel groter, soms dertien maal groter dan elders.”161

Zijn vader heeft zich geestelijk ontwikkeld via religieus-anarchistische be- wegingen als de Waldenbeweging van Frederik van Eden en de Rein- Leven-Beweging. Later kwam de socialistische beweging in beeld en werd hij lid van de SDAPen hij is dat zijn hele leven gebleven. Hij was overtuigd links socialistisch met een anarchistische inslag.

De Waldenbeweging is door Frederik van Eden opgericht, geïnspireerd door Thoreau die een aantal jaren in eenzaamheid aan het meer Walden heeft geleefd. De commune Walden ging uit van communistische beginse- len van gemeenschappelijk eigendom. De kolonie groeide uit tot een ge- meenschap van  mensen. In  wordt het bankroet uitgesproken over de kolonie die in  was gestart.

De Rein-Leven-Beweging beijverde zich voor zuiver en moreel leven waarbij met name op seksueel terrein hoge normen werden gehanteerd. Aan zijn moeders kant werd wel de joodse godsdienst beleden al blijkt de opvoeding binnen het gezin Van Praag in ieder geval op godsdienstig ge- bied liberaal te zijn geweest. Er was geen antireligieuze sfeer in het gezin. Maar als socialist was je wel ongodsdienstig. Van Praag schetste het ge- zinsleven als een geborgen en gelukkig geheel met een moderne inslag. Dat ‘moderne’ zat in een opvoeding waarbinnen kinderen de ouders met je en jij aanspraken en er openlijk over zaken gesproken kon worden. Ge- lijkmatig en harmonieus zou je het gezin kunnen benoemen; conflicten H O O F D S T U K 2 ‘V E R K I E S E N D O E T V E R L I E S E N’ 

deden zich niet voor maar er was ook niet veel affectie. Het huwelijk cre- ëerde een vast patroon van regels en was een goede mix van de vader die driftig en expansief kon zijn en de moeder die rustig en evenwichtig was. De joodse traditie was alleen op feestdagen merkbaar. Door zijn moeder is hij bekend geworden met de bijbel. Van Praag typeert zichzelf meer zoals zijn moeder was: zorgzaam met gevoel voor humor, evenwichtig en meer gesloten. Hij karakteriseert het gezin waarin hij is grootgebracht als het sociaal-culturele milieu van idealistisch of religieus socialisme met een element van zachtzinnig anarchisme.

Zijn ouders hebben in de oorlog ondergedoken gezeten en hebben de oor- log overleefd. Maar veel familieleden van zowel vaders- als moederskant zijn in de vernietigingskampen in de oorlog omgekomen.

2.3. Schooltijd

In  is een tweede kind geboren in het gezin (Esther) met wie Van Praag een goede band onderhield.

Van Praag heeft de kleuterschool niet doorlopen. Zijn moeder was ten- slotte fröbelonderwijzeres en heeft hem de dingen geleerd zoals die op een kleuterschool gedaan werden. Hij was daardoor alleen thuis met zijn moeder en kreeg dus later klassikaal onderwijs op de lagere school. Hij vond het alleen-zijn wel plezierig. Zoals hij zelf heeft aangegeven is door een combinatie van factoren de lagere schooltijd niet de plezierigste peri- ode in zijn leven geweest. Enerzijds omdat hij via de kleuterschool geen kinderen had leren kennen en anderzijds maakte zijn eigen achtergrond als jood en uit een ander milieu dan de meeste van zijn klasgenoten ko- mend hem tot een uitzondering. Die omstandigheden versterkten nog eens zijn karakter als introvert persoon. Hij noemde zichzelf een miezer- tje, introvert en al helemaal niet robuust. Hij was een makkelijk mikpunt voor pesterijen (fysiek schriel, niet sportief, gebrek aan zelfvertrouwen) die dan ook veelvuldig plaatsvonden. En toch ontweek hij de confronta- tie niet. Dit is wellicht tekenend voor zijn karakter en misschien ook wel kenmerkend voor hem om de conflicten niet uit de weg te gaan. Het heeft hem mogelijk gesterkt in zijn manier van leven tegen de stroom in. Daarentegen is de middelbare school heel anders verlopen. Op zijn eigen aandringen is hij in plaats van naar de MULOnaar de HBSgegaan en van meet af aan liep het goed met de schoolprestaties. Een belangrijke gebeur- tenis in zijn leven vond plaats in de eerste jaren van de HBS. Via een club- je van vier klasgenoten dat hij zelf had opgericht, leerde hij zijn latere vrouw kennen, Maartje Hoff. Hij was voorzitter en de clubnaam was: ‘Willen is kunnen’. In  is hij met haar getrouwd en samen hebben zij

jaar huwelijk met elkaar gedeeld. Maartje Hof was van huis uit lid van de Vrije Gemeente. Hij is wel eens met haar mee geweest naar de Vrije Ge- meente. Vooral met haar heeft hij veel correspondentie gevoerd over le- vensbeschouwelijke onderwerpen, ingegeven door hun verschillende ach- tergrond (atheïstisch en Vrije Gemeente). In zijn jeugd las hij veel en hij schreef met een grote discipline in kleine aantekenboekjes. Zelfs op de va- kanties van het gezin naar Katwijk schreef hij ’s morgens en ging dan ’s middags naar het strand. Tijdens de middelbare schoolperiode heeft hij ook Kant leren kennen. Een andere belangrijke rol vervulde hij met het toneel op school. Hij speelde graag zelf toneel en vond het leuk om in fa- miliekring sketches of voordrachten te maken. Op school regisseerde hij de toneelstukken en speelde daarin ook rollen. Ook hield hij als middel- bare scholier lezingen voor een onderafdeling van UDI(Uitspanning door inspanning), o.a. over Jacques Perk en Multatuli.

Tijdens zijn HBS-tijd is de kiem gelegd voor de talloze functies die hij in zijn latere leven heeft bekleed. Tot zijn eigen verbazing werd hij door de lerarenvergadering gevraagd voorzitter te worden van de schoolvereni- ging. Ook werd hij samen met Maartje lid van de NBAS (Nederlandse Bond van Abstinent Studerenden). Hij is dan zeventien/achttien jaar. Hij is in die tijd lid geworden van de SDAP. In feite maakte hij op jonge leef- tijd al een politieke keuze waarbij hij aan zijn vader het voorbeeld heeft gehad voor de politieke richting. Maar zijn voorkeur voor Multatuli en zijn bewust beleden atheïsme zullen daar debet aan zijn geweest. Na het behalen van zijn HBS-Bin  heeft hij staatsexamen gedaan voor gymna- sium Aom in  Nederlands te gaan studeren in Amsterdam.

In zijn terugkijken op de periode van kinder- en schooltijd constateerde hij dat hij in zijn verdere leven altijd gevraagd is voor functies. Een uit- zondering hierop was zijn leraarschap. Hij ambieerde nooit functies maar als hij er eenmaal voor gekozen had, gaf het hem een grote voldoening. Misschien beantwoordde het aan een verborgen machtsdrang, zoals hij het zelf omschreef. Hij herkende in zichzelf wel een ambitie en een soci- ale bewogenheid. Hij had het gevoel alles te kunnen en zou ook best mi- nister willen worden of een rol spelen in Europa. Een groot zelfbeeld maar daarin ambivalent want er was de behoefte om rustig de dingen voor jezelf te kunnen doen, lezen en schrijven, maar ook het vermogen en de behoefte aan leidinggeven.

Van Praag was rustig van aard maar ook eerlijk en helder op een aangena- me manier. Als hij overtuigd was van een bepaalde zaak, kon hij dit met een vanzelfsprekende maar rustige superioriteit naar voren brengen.

2.4. Studententijd

In zijn studententijd van  tot  ontwikkelde hij naast de studie let- teren tal van andere activiteiten. Na zijn kandidaats () had hij als bij- baantje les gegeven (Nederlands en geschiedenis) aan de Centrale Arbei- ders Kaderschool in het Troelstra-oord in Beekbergen. Hij werd redacteur van het jeugdbewegingsblad de Jonge Gids dat later overging in het jong- socialistisch blad Fundament.

Als redacteur van de Jonge Gids schreef Van Praag onder eigen naam ar- tikelen die met name de thema’s rond geweld of geweldloosheid en de dreiging van het fascisme vanuit een marxistisch perspectief aan de orde stelden. In het nummer van januari  bediscussieerde hij de legitimiteit van het geweld.162Moeten voor het verwezenlijken van het ideaal dezelf- de middelen gebruikt worden die zo kenmerkend zijn voor de bestreden samenleving, zo stelde hij de beginvraag. Het is een gedreven artikel waar- in de elementen aangereikt worden voor een humanistische theorie. Hij verwerpt het gebruik van dezelfde middelen, van het geweld, en bena- drukt het gebruik van eigen middelen. Het gaat om de geestesgesteldheid, om de menselijke geest die aan de basis ligt van de economisch materiële wereld. “En wanneer we dus in onze samenleving bepaalde veranderingen willen aanbrengen, dan moet de oorzaak van die verandering klaarblijke- lijk liggen in de menselijke geest en moet deze zich dus in dienst stellen van ’n ideaal dat door hemzelf als “goed” tegenover ’t bestaande gesteld is.”163De nadruk ligt, zoals hij stelt, op de persoonlijke verantwoorde- lijkheid die bepaalt wat goed is omdat dit ten diepste als zodanig ervaren wordt.

Het is in diezelfde periode dat Polak een radiorede164houdt waarin gepleit wordt voor redelijk-zedelijke eenheid boven geloofsverdeeldheid. Polak legt de nadruk op de heteronomie die als een splijtzwam werkt ten op- zichte van het eenheidsprincipe van de autonomie. Naast de antwoorden die duizend en één godsdiensten gegeven hebben gaat het erom het na- tuurlijk licht te vinden van de waarlijk menselijke rede en redelijkheid, van de universele liefde en gerechtigheid.165Het vrije denken baseert zich op de maatstaf van de zuivere rede en is daarmee de bron van waarheid en waan, van goed en kwaad.166Het is ook Polak die als vrijdenker opvattin- gen heeft geformuleerd die later bij Van Praag opnieuw te horen zijn.

 D E E L I I D E O P V AT T I N G E N V A N V A N P R A A G O V E R H U M A N I S M E

162 Praag, Jaap van (1932). Revolutie …Ja! In: De Jonge Gids. Jaargang 5, nummer 13. 163 Ibidem, p. 140.

164 Polak, Leo (1931). Eenheid boven geloofsverdeeldheid. Radiorede gehouden voor de VPRO. Amsterdam, J. Emmering.

165 Ibidem, pp. 9-12. 166 Ibidem, pp. 13.

Polak bestrijdt de godsdienstige moraal door de nadruk te leggen op een objectieve ethiek, een algemeen geldende zedenwet die boven elke subjec- tieve willekeur uitging. De mens moet het bestaan van objectieve normen ontdekken.167

Vanuit een ander perspectief is de persoonlijke verantwoordelijkheid de waarborg dat redeloosheid en instincten niet de overhand krijgen. In een ander artikel ageert Van Praag tegen het opkomend fascisme dat als een losgebroken en georganiseerd instinct de redelijkheid verkracht en elk on- derscheid afwijst en de schuld van binnen naar buiten verlegt.168Verande- ringen in de samenleving starten met een verandering van de mentaliteit en een daarmee samenhangende persoonlijke verantwoordelijkheid voor de ethische toelaatbaarheid van middelen. Het is een begeesterd pleidooi voor geestelijke weerbaarheid en geweldloosheid en motiveert deze hou- ding omdat “ons diepste zelf uitgaat naar geen leed doen en we niet kun- nen geloven dat middelen, die zozeer strijdig zijn met ’t beste wat er is in de mens, dienen kunnen bij de opbouw van onze nieuwe wereld.”169Het streven is een socialistisch georganiseerde macht die deel uitmaakt van een internationale antimilitaristische socialistische beweging waarbij het uit- gangspunt is de zelfbeschikking en zelfverwerkelijking van het individu en van de gemeenschap.170

In Fundament waarin het tijdschrift De Jonge Gids is opgegaan schrijft Van Praag onder verschillende schuilnamen. Hij heeft met Jan Brandt Corstius onder een schuilnaam (Sterk) verschillende artikelen geschreven. Andere pseudoniemen die Van Praag gebruikte waren Martens, J. Franken en J. Hermans. Om uitzicht op een baan te houden was het raadzaam om onder pseudoniem te schrijven. De redactie van Fundament wilde een kri- tisch en avant-gardistisch geluid laten horen. De samenstelling van de re- dactie was breed: van reformistisch-socialistisch tot revolutionair- socia- listisch. Van Praag memoreert dat er in  aandacht werd besteed aan de

Pariser manuskripte van Marx. Dit jeugdwerk was onderbelicht geweest

maar interessant vanwege de humanistische invalshoek van Marx. In een nummer uit  ontwikkelt hij een aantal inzichten over nationale ont- wapening en socialisme.171Het artikel start met de oproep: ‘het antimili- tarisme is in nood’. Vredesactivisten verlaten de vredesstrijd onder drei- ging van de oorlog en Van Praag beschrijft dit verschijnsel als het proces H O O F D S T U K 2 ‘V E R K I E S E N D O E T V E R L I E S E N’ 

167 Dooren, W. van & Constandse, A.L. (1975). Atheïsme, Humanisme, Socialisme. Amsterdam, Agon Elsevier, Artèma reeks, pp. 30-31.

168 Praag, Jaap van (1933a). Het socialisme in het slop? In: De Jonge Gids. Jaargang 7, num- mer 2.

169 Van Praag (1932), a.w., p. 140.

170 Praag, Jaap van (1933b). De sosialistiese staat. In: De Jonge Gids. Jaargang 7, nummer 11. 171 Sterk, H. (pseudoniem voor Jaap van Praag) (1934). Nationale ontwapening en socialisme.

van gelijkschakeling: met het wegvallen van de grond voor antimilitarisme en massapacifisme schaart de massa zich achter het idee van een recht- vaardige oorlog. De berusting in het idee dat oorlog nodig is, is een op- vatting van de massa die haar geesteshouding laat bepalen door dat wat is, door het dagelijks leven. Van Praag beschrijft hoe de ontwikkeling van het kapitalistisch productieproces leidt tot imperialisme en politieke conflic- ten die kunnen uitgroeien tot een oorlogssituatie. Het zijn de economi- sche bewegingen (motieven) in de maatschappij die naar oorlog voeren en die ook bepalend zijn voor het denken van individuen.

Naast deze verklaring voor de bereidwilligheid van de massa om zich mee te laten voeren in een oorlog is er in de opvatting van Van Praag nog een andere reden voor de uitweg van oorlog. In tijden van crisis wordt bij mensen uit de arbeidersklasse en de middenstand de balans verstoord tus- sen innerlijke, onbewuste driften en culturele en sociale remmen die van- uit de maatschappij opgelegd worden.172In de crisistijd groeit dit onbe- hagen uit tot een haat die een uitweg zoekt in de richting van oorlog. Naar aanleiding van de ‘Weense opstand’ schrijft Van Praag in een ander arti- kel173dat men met geweld veel kan maar niet om van verbitterde en on- derdrukte tegenstanders enthousiaste en toegewijde bouwers van de soci- alistische samenleving te maken.

Het gaat om een fundament waarmee heel de vanzelfsprekendheid van ka- pitalisme, imperialisme, crisis en oorlog doorbroken wordt en Van Praag vindt dit fundament in een op het socialisme (marxisme) gestoelde hou- ding. In feite een antimilitaristisch socialisme dat zich richt op mensen omdat zij de kern van de maatschappij zijn. Het gaat erom het idee van de- mocratie, vrijheid en ontplooiing te realiseren. En dat is naar de opvatting van Van Praag geen vaag humanisme maar een actief socialisme.174 De mensen moeten en willen het doen. En om zo te handelen moet er een weten zijn en een bereidheid.175Wat nodig is een sterke en bezielende be- weging die vooropgaat voor de massa en Van Praag beëindigt zijn artikel met de oproep: “maar strijdende zullen we rijpen.”

Van Praag werd lid van de Studenten Vredesactie waarvan hij snel lande- lijk voorzitter werd en van de Sociaal Democratische Studentenbond. In die hoedanigheid maakte hij kennis met vraagstukken over de wapenin- dustrie, geweldloze weerbaarheid en vredesvraagstukken. Vooral het vraagstuk van de geweldloze weerbaarheid heeft hem beziggehouden. Hij liet zich inspireren door Henriette Roland Holst en Rosa Luxemburg.

 D E E L I I D E O P V AT T I N G E N V A N V A N P R A A G O V E R H U M A N I S M E

172 Ibidem, p. 9.

173 Martens, Erik (pseudoniem voor Jaap van Praag) (1934). Nieuwe vormen van strijd. In: Fun-

dament. Jaargang 1, nummer 4.

174 Ibidem, p. 16.

Naast de vredesbeweging onder studenten was er ook een landelijke vre- desbeweging voor jongeren waar Van Praag lid van was. Van deze Jonge- ren Vredes Actie is Van Praag van  tot  voorzitter geweest. Vanuit zijn betrokkenheid bij de vredesbeweging heeft hij veel lezingen gegeven in het land en veel scholing opgedaan in het spreken voor grote aantallen mensen.

In zijn studententijd heeft hij ‘ontwikkelingswerk’ gedaan onder werklo- zen. Hij hield een lezingencyclus met als onderwerp de Renaissance. In de slotparagraaf van het geschiedenisboek, dat hij geschreven heeft ten be- hoeve van het kaderonderwijs, verantwoordt Van Praag zijn visie op de geschiedenis.176In zijn opvatting heeft de discussie sinds de Renaissance over de vraag of mens opgevat kan worden als een redelijk, resp. onrede- lijk wezen ondermeer geleid tot de opkomst van het fascisme als uiting van een irrationalisme. Ook benadrukt hij de bedreiging die uitgaat van het militair geweld in zijn moderne onbeheersbare vormen voor alle cul- tuur. “Het is dan ook een dringende opgave van deze tijd dit militarisme te overwinnen.”177Later zal Van Praag in een interview uit 178aange- ven dat met name die twee bewegingen, de vredesbeweging en de socia- listische beweging, hem gevormd en gericht hebben op de uiteindelijke drijfveer een humanisme te ontwikkelen waarin inspiratie, persoonlijke vorming en weerbaarheid belangrijke pijlers zouden zijn. Vanuit de vre- desbeweging heeft hij het begrip geestelijke weerbaarheid meegenomen. En vanuit het socialisme komt de drijfveer van een levensovertuiging als inspiratie waarvan Van Praag constateert dat in het meer zakelijk socialis- me juist die inspiratie dreigt weg te zakken. Het is het beroep op de eigen persoonlijke verantwoordelijkheid en verantwoording dat Van Praag be- klemtoond heeft. “Misschien, meer dan ooit tevoren, moet de mens zich bewust worden van het feit dat je voor je gemoedsrust niet uit de samen- leving kunt putten, maar uit jezelf. Als je jezelf aanvaardt, sta je ook open voor anderen en dat bevordert gevoelens van verdraagzaamheid en ge-