• No results found

Onafwendbaar naar de aarde gericht De opvattingen van Kunneman over humanisme

4.1. Een huis met veel ramen

Hoofdstuk 1 zijn wij geëindigd met de vragen om in hedendaagse theo- rieën van Kunneman, Todorov en Van IJssel te zoeken naar verbindingen met het humanisme van Van Praag. In de conclusies aan het eind van hoofdstuk 3 hebben wij een aantal aspecten genoemd die een belangrijke rol spelen in Van Praags opvattingen over humanisme.

Van Praag stond op de drempel van postmoderniteit en zoals wij in de conclusies over zijn werk in hoofdstuk 3 aangaven, was er bij hem scepsis en relativering met betrekking tot waarheidspretenties van kennis. Hij heeft de signalen van kritiek op de moderniteit begrepen zoals de be- perktheid van objectieve kennis en van universele waarheidspretenties. Humanisme maakt onderdeel uit van de westerse cultuur en beschaving maar heeft ook de mogelijkheid zich kritisch tot zichzelf te verhouden. Een georganiseerd humanisme betekende in de opvatting van Van Praag

helder omschreven uitgangspunten die intern voor een bindend kader zorgden en extern het humanisme positioneerden als een gelijkwaardige levensovertuiging naast andere overtuigingen en geloven. Technologisch, economisch staat de (westerse) mens niets in de weg om zich te ontplooi- en. Op de schouders staand van de westerse cultuur heeft het postmoder- ne subject meer dan ooit de mogelijkheid zijn individualiteit te ontwikke- len. Tegelijkertijd wordt ook de paradox geconstateerd hoe een proces van globalisering in een postmoderne samenleving afhankelijkheid en mani- pulatie van het individu doet toenemen. Door de complexiteit van een hoogwaardige technologische samenleving met een overvloed aan infor- matie- en communicatie-impulsen, lijken de idealen van het emancipato- rische individu eerder beperkt dan bevorderd te worden.

In een aantal publicaties van de afgelopen jaren heeft Kunneman492de po- sitie van het humanisme en van het individu in de postmoderne samenle- ving geanalyseerd. In grote lijnen leveren deze kritische analyses Kunne- man het inzicht op dat een kritisch en dialogisch humanisme mogelijkhe- den biedt bij analyses van de relatie tussen individu en maatschappelijke processen.

In het werk van Kunneman is inhoud gegeven aan het postmodern den- ken en de relatie tot humanisme, levensbeschouwing en christelijk geloof. Voor onze probleemstelling is het zinvol te ontdekken hoe zijn opvattin- gen zich verhouden tot het humanistisch denken van Van Praag. Wat be- tekenen in het postmoderne denken opvattingen over religie en spirituali- teit? Wat is het belang van een individuele autonomie en welke voor- waarden zijn belangrijk voor individuele autonomie en weerbaarheid? En tenslotte wat moet de positie zijn van het humanisme in relatie tot het ac- tuele denken over levensbeschouwing en spiritualiteit?

Kunneman geeft een kritische analyse van het ‘modernistische’ humanis- me waarvan Jaap van Praag als middelpunt en inspirator een belangrijke vertegenwoordiger was. Wij zullen eerst de hoofdlijnen van Kunnemans kritiek op de huidige zienswijzen op humanisme weergeven, waarna ver- volgens zijn ideeën over een ander humanisme aan bod komen.

In zijn boek Van theemutscultuur naar walkman-ego wijdt Kunneman een hoofdstuk aan Humanisme en postmodernisme. Zijn voornaamste kritiek daar is dat het humanisme niet in staat is helderheid te verschaffen over wat een antropocentrische stellingname in de dagelijkse praktijk betekent. Het voorop stellen van de autonomie van het individu en verwerpen van dogmatische waarheden vraagt om een verdere uitwerking, al geldt ook voor Kunneman vrijheid en autonomie van het individu als grondslag

 D E E L I I I H U I D I G E O P V AT T I N G E N O V E R H U M A N I S M E E N S P I R I T U A L I T E I T

492 Kunneman is hoogleraar sociale en politieke theorie aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.

voor humanistische basiswaarden. In Voorbij het dikke-ik formuleert Kunneman een uitgebreidere kritiek op het humanisme met het oog op een herwaardering van de positie van het Nederlands humanisme. De on- dertitel van het boek verwijst naar het inhoud geven aan bouwstenen voor

een kritisch humanisme.

Kunneman constateert dat in de grondstructuur van het westerse religieu- ze, filosofische en wetenschappelijke denken de fixatie op eenheid en on- kwetsbaarheid kenmerkend is voor totalitaire vertogen en praktijken.493 Met het verlies van geloofwaardigheid van noties als objectiviteit, univer- saliteit en vooruitgang, voltrekt zich volgens Kunneman een verdere uit- holling van religieuze wereldbeelden en het in diskrediet raken van de grote verhalen.494Hij ziet dat het postmodernisme overwegend negatieve connotaties in het humanistisch denken oplevert en bekritiseert de opstel- ling van het humanisme ten opzichte van de postmoderne filosofie. Be- halve de postmoderne kritiek op rationeel gefundeerde en ware en uni- versele kennis, is vooral het onderuit halen van het rationele zelfbewuste subject dat gaten heeft geslagen in een humanistisch vooruitgangsge- loof.495Lyotard, een belangrijk denker voor Kunneman, laat zich kritisch uit over de antropocentrische vormen van humanisme. In de opvatting van Lyotard menen humanisten de menselijkheid kant-en-klaar aan te treffen, adequaat te kunnen benoemen en in naam ervan oordelen te kun- nen vellen.496In het hoofdstuk Humanisme en postmodernisme497bekri- tiseert hij de humanistische beweging vanuit de invalshoek van het voor- uitgangsgeloof. Humanisten nemen een defensieve houding aan ten op- zichte van het postmoderne denken. Het afwijzen van postmodernisme heeft volgens Kunneman te maken met de kritiek op de eigen wortels van het humanistisch denken waardoor het zicht op wat nodig is aan kritische beschouwingen over moderniteit ontbreekt. En juist de vruchten van een humanistische traditie in de vorm van kritiek, zelfkritiek, humanisering en levenskunst zijn in zijn opvatting noodzakelijk voor vernieuwende in- zichten en praktijken. Hij erkent dat het humanisme een krachtige ople- ving kent, maar tevens kampt met een aantal problemen. Het is, in zijn ogen, onduidelijk wat nu de precieze kernthema’s zijn van de humanisti- sche levensbeschouwing. “Vooral wanneer men probeert om algemene uitgangspunten als het centraal stellen van de mens, het verwerpen van dogmatisme, het eerbiedigen van de autonomie van het individu en het H O O F D S T U K 4 O N A F W E N D B A A R N A A R D E A A R D E G E R I C H T 

493 Kunneman, Harry (2de druk, 1998b). Van theemutscultuur naar walkman-ego. Contouren van postmoderne individualiteit. Amsterdam, Boom, p.32.

494 Ibidem, p. 57. 495 Ibidem, pp. 84-85. 496 Ibidem, p. 183. 497 Ibidem, pp. 93-113.

respecteren van de integriteit van de persoon, te vertalen naar concrete si- tuaties en naar de praktische vragen die zich voordoen, ontstaat onmid- dellijk grote onduidelijkheid en rijzen diepgaande meningsverschillen over de eigenlijke strekking en de normatieve inhoud van het humanisme.”498 Maar het zijn wel humanistische waarden die Kunneman als kern ziet van een praktische humanistiek en die nader uitgediept zouden moeten wor- den. Hij noemt hierbij de waarde van de eerbiediging van de vrijheid van het individu en van de autonomie van de persoon als grondslag van hu- manistische basiswaarden.499Kunneman gebruikt in zijn studies vooral de begrippen humanisme of levensbeschouwelijk humanisme. Wordt in eer- der werk gesproken over het humanisme zoals dit zich in het westers den- ken en toegespitst in Nederland ontwikkeld heeft, in later werk (Voorbij

het Dikke-ik) vervangt hij het begrip levensbeschouwelijk humanisme

voor kritisch humanisme. Wij veronderstellen dat de verandering van ter- minologie geen toevallige ontwikkeling is, maar te maken heeft met een nader articuleren van humanisme. Het lijkt ook een humanismeopvatting, waarin ruimte is voor emotionaliteit en in dit opzicht dichter staat bij de visie van Van Praag in Modern humanisme waar humanisme meer levens- beschouwelijk en in relatie tot het mythische wordt ingevuld. Ten aanzien van de termen levensbeschouwing en levensovertuiging, zoals Van Praag deze gebruikt, heeft Kunneman bedenkingen. Hij kiest ervoor het huma- nisme te accentueren als kritisch of praktisch humanisme.

Postmodernisme

Postmodern moet volgens Kunneman opgevat worden in reflexieve en evaluatieve zin. Het is de kritiek die geformuleerd wordt op het moderni- seringsproces en als onderdeel ervan ontwikkeld wordt om een verstren- geling van domeinen en belangen bloot te leggen.500Kunneman vat het postmoderne denken samen door twee gemeenschappelijke kenmerken te benoemen.501

Het eerste kenmerk is de ondermijning van de notie van het rationele, au- tonome subject. Het vermogen van het subject om autonome oordelen te vellen wordt als illusoir ontmaskerd.

Het tweede kenmerk is de kritiek op de idee van de historische vooruit- gang. De ontwikkeling van wetenschap en techniek heeft nieuwe vormen van geweld voortgebracht en een veronderstelde universaliteit van nor- matieve beginselen en van emancipatie vormen zelf het voertuig van uit-

 D E E L I I I H U I D I G E O P V AT T I N G E N O V E R H U M A N I S M E E N S P I R I T U A L I T E I T

498 Kunneman, Harry (1989). Humanisme, postmodernisme en het deskundologische regime. Utrecht, Universiteit voor Humanistiek, p. 7.

499 Ibidem, p. 13.

500 Kunneman (2de druk, 1998b), a.w., pp. 101-103. 501 Kunneman (1989), a.w., p.15.

sluiting en geweld. Het postmoderne denken vormt geen breuk met het Verlichtingsdenken maar is door het benadrukken van het belang van he- terogeniteit en van radicale verschillen eerder een radicalisering van de Verlichting.502 Kunneman constateert dat de kritiek op de moderniteit zich ook gericht heeft op de achterliggende idee in het humanisme over een hogere menselijkheid, over de humaniteit van het subject. Kunneman stelt dat in het moderniseringsproces ethische waarden, hogere menselijk- heid, ondergeschikt zijn aan de economische vooruitgangdynamiek en fei- telijk steeds meer naar de marge worden gedrongen. Met andere woorden zijn humanisering en het subjectbegrip onderdeel van en verweven met een technische rationaliteit. Misschien mogen wij zeggen dat het sterke Ego van de Renaissance in de Verlichting tot een mens is geworden waar- van driften en verlangens ondergeschikt zijn gemaakt aan die verstrenge- ling van economie, politiek en moraal. Van Praag had kritiek op het voor- uitgangsgeloof van het moderniseringsproces, maar was binnen de histo- rische context gebonden door een combinatie van angst voor nihilisme en zorg om de positionering van humanistische organisaties. Van Praag stond in het moderne denken met de idee dat niet alleen de natuur maar ook de menselijke werkelijkheid uiteindelijk een rationeel te ordenen domein vormt en rationeel stuurbaar is in een moreel wenselijke richting.503Hij was nog niet toe aan de rouwarbeid en het verwerken van het verlies van de moderniteit, zoals Kunneman dit laat zien aan de hand van Lyotard. Vanuit een ander perspectief is kritiek ontwikkeld op de moderniteit. Vat- timo heeft zich in zijn werk beziggehouden met het postmodernisme in relatie tot de westerse christelijke cultuur en het secularisatieproces,504en wordt door Kunneman besproken in zijn boek Voorbij het dikke-ik. Vat- timo heeft zich via uitvoerige studie van Nietzsche en Heidegger bezigge- houden met de effecten van postmodern denken en secularisatie. In plaats van de term postmodern geeft hij de voorkeur aan laatmodern om hier- mee de band aan te geven tussen moderniteit en postmoderniteit. In zijn opvatting is er geen sprake van het overwinnen van de moderniteit maar is postmodern denken verweven met moderniteit. Wat hem voor ogen staat is een nihilistische religie, zoals hij het eens heeft getypeerd. Een ni- hilisme dat emancipatorisch is en uitvloeisel van de christelijke traditie en de secularisatie. Het postmoderne denken heeft, in zijn opvatting, gesti- muleerd om op zoek te gaan naar de wortels van ons denken. Voor Vatti- mo is de joods-christelijke cultuur, de christelijke traditie en de filosofie nauw met elkaar verbonden. Met de introductie van het ‘zwakke denken’ H O O F D S T U K 4 O N A F W E N D B A A R N A A R D E A A R D E G E R I C H T 

502 Kunneman, Harry (1998a). Postmoderne moraliteit. Amsterdam, Boom, p. 79. 503 Ibidem, p. 82.

504 Gianni Vattimo is hoogleraar hermeneutische filosofie aan de universiteit van Turijn en doceerde ook aan Amerikaanse universiteiten.

in de tachtiger jaren vestigde Vattimo de nadruk op een denken dat min- der (waarheids)pretenties behoort te hebben. Dit zwakke denken is meer dan alleen de erkenning van de beperktheid (zwakte) van de rede. Zou het alleen die betekenis hebben, dan is volgens Vattimo het zwakke denken vooral een legitimering van relativisme en fundamentalisme. Elke waar- heid is dan of beperkt of absoluut geldig. Hij beschouwt het zwakke den- ken als een bevrijdende sprong in de afgrond van de traditie waarmee de pretentie van een eeuwige en objectieve orde van het Zijn aan het wanke- len wordt gebracht.505“Het theologische en Platoonse onderscheid tussen ‘het eeuwige en het tijdelijke’, tussen ‘schijn en werkelijkheid’, tussen ‘zijn en worden’ te boven komen, betekent dat er een middenweg is tussen het zich toevertrouwen aan een substituut voor het goddelijke en het zich ver- laten op individuele voorkeuren.”506Met de middenweg wordt bedoeld het vervluchtigen van het geloof in de objectiviteit van kennis.

Er is geen laatste werkelijkheid en geen waarheid waar wij ons op kunnen beroepen, geen waarden die voor eens en voor altijd gelden. In deze stu- die biedt hij een alternatief voor een christelijk denken dat voortkomt uit het secularisatieproces. De aankondiging van de dood van de morele god (Nietzsche) en het einde van de metafysica (Heidegger) zijn onderdeel van een kritiek met betrekking tot een totale beheersing van de samenleving. Ervaringen met totalitaire samenlevingen en koloniale oorlogen hebben, aldus Vattimo, geleid tot kritiek op eenheidsconcepten over de werkelijk- heid waarin sprake is van een vaststaande structuur die door de filosofie begrepen kan worden.

“Door de ervaring van het postmodernisme kunnen we het Zijn slechts als gebeurtenis denken, en waarheid niet als een weerspiegeling van de eeuw- ige structuur van de werkelijkheid, maar veeleer als een historische bood- schap die aangehoord moet worden, en tot een antwoord waarop wij ge- roepen worden.”507

Met belangrijke uitgangspunten als het pluralisme van culturen en de historische contingentie van het bestaan gaat Vattimo op zoek naar een nieuwe betekenis van de christelijke leer. Er is de ruimte om tot overeen- stemming te komen: “de universele geldigheid van een grondslag kan wor- den bereikt door in samenspraak tot een zekere consensus te komen, zon-

 D E E L I I I H U I D I G E O P V AT T I N G E N O V E R H U M A N I S M E E N S P I R I T U A L I T E I T

505 Vattimo (2003), a.w., p. 26. “It is a liberating leap because it shakes the claim of the order of beings to be held as the eternal and objective order of being. (…) the leap in the abyss of tradition is also the weakening of Being, insofar as it shakes all claims to peremptorin- ess advanced by metaphysics’s ontological structures.” In: Vattimo (2002), a.w., p. 22. 506 Rorty & Vattimo (2006). Zabala (red.) (2006), a.w., p.9.

507 Vattimo (2003), a.w., p.12. “it is above all because of the experience of postmodern plu- ralism that we can think of Being only as event, and of truth not as the reflection of re- ality’s eternal structure but rather as a historical message that must be heard and to which we are all called to respond.” In: Vattimo (2002), a.w., p. 6.

der een recht op consensus op te eisen in naam van de absolute waarheid: consensus door dialoog kan worden bereikt door te erkennen dat wij een gezamenlijk erfgoed hebben van culturele, historische en ook technisch- wetenschappelijke verworvenheden.”508

Naar onze indruk voegt Vattimo een nuancering toe aan de kritiek van het postmodern denken op de exclusieve aanspraken en het waarheidsgehalte van het denken in de moderniteit. Wat hem voor ogen staat is helderheid verschaffen in het continue proces van relativering en deconstructie van het westers denken. Het postmoderne denken is te karakteriseren als groei- fase van het denken en, meent Vattimo, het seculariseringproces biedt mo- gelijkheden om opnieuw religie en spiritualiteit aan de orde te stellen. Niet als nieuwe wachters van een absolute aanspraak of dogma, maar als een gezamenlijke consensus in het vaststellen van een oriëntatiekader voor het menselijk handelen. Als we de opvattingen van Vattimo volgen, is het hu- manisme, als onderdeel van het joods-christelijke cultuur en het westers denken, een radicale vertaling van het seculariseringproces.

Secularisering wordt door Vattimo beschouwd als realisering van de reli- gie en het christendom. “Wanneer het seculariseringsproces gezien wordt als de geleidelijke afbraak van de metafysica, zowel in zijn religieuze als in zijn scientistische gedaantes, dan vormt de postmoderniteit de voorlopige voltooiing van dit proces van voortgaande verzwakking.”509Kunneman meent dat Vattimo in zijn bijdrage aan het leggen van nieuwe verbindin- gen tussen premoderne en moderne wereldbeelden toch niet radicaal ge- noeg de implicaties van het zwakke denken doortrekt. Vooral wijst Kun- neman op het belang van andere tradities en de idee en praktijk van de kri- tische uiteenzetting.510Ook het zwakke denken past in dezelfde beweging als die critici van het vooruitgangsdenken van het postindustrieel kapita- lisme maken. Steeds wordt geconstateerd dat wij te maken hebben met een aantal, dat onoplosbaar lijkt tenzij de sleutel tot veranderring bij het individu ligt.

In het denken van Vattimo is de verzwakking van het denken een fase van interpretatie en vergeestelijking. In het spel van interpretaties, bemiddeld door culturele ontwerpen en historische paradigma’s, wordt de waarheid meer als waarschijnlijkheid gedacht en is het traditionele concept van H O O F D S T U K 4 O N A F W E N D B A A R N A A R D E A A R D E G E R I C H T 

508 Ibidem, p. 11. “The Universal validity of an assertion can be construed by building con- sensus in dialogue, through without claiming any right in the name of an absolute truth. Dialogical consensus may be reached by acknowledging that we share a heritage of cul- tural, historical, and technological-scientific acquisitions.” In: Vattimo (2002), a.w., p. 5. 509 Kunneman, Harry (2006). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme.

Amsterdam, SWP, p. 68.

510 Ibidem, p. 69. Vattimo heeft volgens Kunneman te weinig oog gehad voor het Helle- nistisch, islamitisch humanisme, joodse traditie en het renaissancedenken.

waarheid vervangen door het concept liefde.511“De filosofie wil niet de een of andere waarheid aantonen, doch slechts de mogelijkheid begunsti- gen van een consensus die als waarheid gezien zou kunnen worden.”512 Het denken, zo schrijft hij, tendeert ernaar eerder waarheid als consensus (naastenliefde) op te vatten dan als objectiviteit. De verwantschap tussen de postmoderne filosofie en het christelijk erfgoed is wat in de religieuze taal liefde wordt genoemd: liefde als grens en criterium van de geestelijke uiteg van de Schrift.513Liefde of naastenliefde (en het terugdringen van geweld in al zijn vormen) is ook volgens Joachim van Fiore het kenmerk van het derde tijdperk van de heilsgeschiedenis. “In meer expliciet geeste- lijke taal zou men kunnen zeggen dat de enige grens van de secularisatie de liefde is, de mogelijkheid om in verbinding te staan met een gemeen- schap van interpretatoren. “(…) alleen nadat het denken elke aanspraak op een objectieve, universele en apodictische grondslag heeft laten varen, kan het beginsel van de liefde het beginsel en de doorslaggevende factor van de waarheid worden.”514In later werk noemt Vattimo die liefde of naasten- liefde caritas als norm van het secularisatieproces. Met een ethiek van ge- weldloosheid wordt caritas als hoogste criterium beschouwd van wat overblijft van de christelijke openbaring.”Zelfs al is er geen objectieve Logos van het wezen van de werkelijkheid, telkens wanneer wij het over iets eens zijn leggen wij in feite een soort getuigenis af, realiseren wij een vorm van continuïteit van de Logos, hetgeen het enige criterium is waar- over wij beschikken. Dit is de reden waarom ik de nadruk leg op naasten- liefde, omdat de naastenliefde kan worden gedacht als een alles te boven gaand voorschrift dat ons verplicht en ons aanspoort om de verschillende taalspelen en de verschillende regels van de taalspelen te aanvaarden”.515 Kunneman onderscheidt drie ontwikkelingen die bepalend zijn voor de laatmoderne of postmoderne situatie.

Ten eerste de ontwikkeling op cultureel niveau: de ondermijning van de legitimiteit van alle gesloten werkelijkheidsopvattingen en wereldbeelden. Ten tweede een ontwikkeling op maatschappelijk niveau: de verzelfstan- diging van technisch-economische ontwikkelingen ten opzichte van reli-