• No results found

In de onderstaande Figuur 2 is de overgang van het oude systeem van de Wet op de jeugdzorg naar het systeem van de Jeugdwet geschetst

D. De noodzakelijke condities

2. Ontschotting of ontkokering van geldstromen a. Verkokering is onlosmakelijk verbonden met beleid

6.4 Keuze instrumenten voor cliënten

Cliënten hebben voor hun keuzen uit hulp de volgende middelen ter beschikking: wetgeving, financiën, het zoeken naar informatie, inzicht in aan bod en kwaliteit van zorg (Grit et al., 2008: 30; Raad voor de

Volksgezondheid en Zorg, 2010a: 17; Van der Kraan, 2006: 262). Over deze instrumenten is het volgende op te merken.

Over de wetgeving ­ de Jeugdwet ­ is in hoofdstuk 5.3 al geschreven. De conclusie is dat de Jeugdwet voldoende mogelijkheden biedt voor de cliënt om individueel en collectief een centrale positie in de zorg in te nemen.

Over het financiële instrument is in paragraaf 5.3.3.5 al gecon stateerd dat er voor de cliënt geen financiële drempels zijn om gebruik te maken van de jeugdhulp.

Resteert een toelichting van de instrumenten ‘informatie zoeken’ en ‘inzicht in de kwaliteit van het zorgaanbod’. Deze wordt in de navolgende gegeven.

a. Zoeken naar informatie

Cliënten met een probleem zullen daarover informatie zoeken. Het internet is een prima middel om informatie te vinden. In voorgaande paragraaf 5.3.3.8 is aangegeven dat er over jeugdhulpvoorzieningen vooral op het internet het nodige te vinden is.

Het internet is een belangrijke bron van informatie die bovendien goed toegankelijk is. In 2013 heeft 97% van de Nederlandse bevolking een internetaansluiting. Van de jongeren van 12­25 jaar heeft in dat jaar zelfs 100% een aansluiting (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013; Krijgsman et al., 2013: 70).

Wat betreft het zoeken naar informatie over gezondheidszorg maakt 60 ­ 70% van de Nederlanders gebruik van het internet (de Bruin & Ventevogel, 2007: 101; Krijgsman et al., 2013: 70; Van Uden - Kraan, 2008). Er zijn bijvoorbeeld voor gebruik op smartphones in 2014 zo’n 300 Nederlandstalige gezond heids apps beschikbaar (Kooiker & Hoeymans, 2014: 33).

Ook voor de jeugdhulp biedt het internet volop mogelijkheden.

Zorgaanbieders, scholen, overheden et cetera hebben allemaal sites waarop zij informatie verstrekken over hun aanbod, werkwijze, openingstijden en wettelijke regelingen. Ook zijn er diverse portals zoals de Nationale Hulpgids (www.nationalehulpgids.nl), jongeren.start pagina. nl, jeugdhulp. startpagina.nl, kiesbeter.nl en dergelijke, die doorlinken naar sites waar meer informatie is over zorgvraag en zorgaanbod. De veelheid van sites maakt de overzichtelijkheid voor de cliënten er niet eenvoudiger op (Sleeboom, Hermanns, & Hermanns, 2010: 16).

Wat betreft lotgenoten contacten maakt 40% van de internetgebruikers hiervan gebruik (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2010b: 7), bijvoorbeeld via Facebook en andere sociale netwerksites. Dat geldt ook voor het opvoeden. Ouders maken via sites als Ouders Online en sociale

netwerksites veel gebruik van het internet om informatie te krijgen over opvoedingszaken en/of om ervaringen uit te wisselen (J. M. A. Hermanns & Van Montfoort, 2007: 64).

Jongeren met een hogere opleiding maken meer gebruik van internet dan jongeren met vmbo (J. M. A. Hermanns & Van Montfoort, 2007: 65). Het zoekgedrag van jongeren is niet erg goed: alles moet snel (Pijpers & Marteijn, 2010; 4). Dit roept de vraag op of jongeren maximaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden om informatie te zoeken.

Internet wordt veel gebruikt voor lotgenotencontacten (Van Uden - Kraan, 2008: 206). Dat geldt vooral voor jongeren tussen 12 en 18 jaar (Pijpers & Marteijn, 2010: 4). Van netwerksites als Facebook maken jongeren veel gebruik om persoonlijke info uit te wisselen (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2010b: 4). Het persoonlijke wordt dan juist openbaar gemaakt. Sitegebruikers komen in contact met nieuwe mensen via de site, kunnen diens niveau van participatie zien en ook meer over die persoon te weten komen. In deze openbare ruimtes zijn individuele activiteiten zoals het bijhouden van privézaken en persoonlijke gezondheidsinformatie, steeds meer geïntegreerd met bredere publieke participatie en sociale activiteiten (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2010: 13).

Samengevat: internet biedt in de jeugdhulp volop kansen. Meer dan 97% van de Nederlanders heeft een internetaansluiting. Van de jongeren tussen 12 – 25 jaar beschikt iedereen over internet. Internet wordt ook volop gebruikt voor lotgenotencontacten, bijvoorbeeld via sociale netwerksites. Verder bieden overheden, zorgaanbieders en scholen informatie aan op internet over hun dienstverlening. Van deze mogelijkheden maken jongeren en hun opvoeders dan ook volop gebruik om zich te informeren over jeugdhulp.

b. Transparantie over de kwaliteit van het aanbod aan jeugdhulp

In de voorgaande paragraaf is geconcludeerd dat er via allerlei bronnen veel informatie over jeugdhulp beschikbaar is. De vervolgvraag is dan of er ook bronnen zijn die cliënten helpen bij het maken van keuzen uit het beschikbare aanbod. Dat is soms lastig, zeker als je geen duidelijk beeld hebt van je eigen probleem.

In Nederland vinden zorgvragers het belangrijk om zelf een zorgaanbieder of behandelaar te kunnen kiezen. Als het gaat om bijvoorbeeld de reden voor de keuze van een bepaalde arts, blijkt dat zorgvragers de deskundigheid gevolgd door de bejegening als het belangrijkste respectievelijk op één na het belangrijkste argument vinden (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2008: 4; Van Rijen, 2005; 17).

40% van de zorgvragers geeft aan op zoek te gaan naar keuze­informatie als ze een specialist of ziekenhuis nodig hebben. Daarbij baseren zij hun keuze op het advies van hun huisarts of ervaringen van anderen. In de praktijk komt deze intentie meestal niet overeen met het uiteindelijke gedrag. Cliënten

kiezen toch vaak de meest voor de hand liggende optie: ze gaan naar het dichtst bijzijnde ziekenhuis of het ziekenhuis waarnaar ze zijn doorver wezen. Veel mensen maken wel actief een keuze als ze bijvoorbeeld een zeldzame ziekte hebben, een second opinion willen of als ze ontevreden zijn over hun huidige zorgverlener (Kooiker & Hoeymans, 2014: 37).

Voor cliënten in de jeugdhulp zullen deze cijfers waarschijnlijk niet veel afwijken. Ook deze cliënten zullen zich in meerderheid door anderen laten leiden in hun keuze voor jeugdhulp. De huisarts blijkt de belangrijkste verwijzer naar jeugdhulptrajecten te zijn (zie par. 3.4). Verder kunnen het consultatiebureau of de school helpen bij het kiezen.

Voor de cliënten die wel zelf op zoek gaan naar gegevens over de kwaliteit, biedt een aantal aanbieders een overzicht van hun zorgprestaties. Het gaat dan om prestaties als effectiviteit van de behandeling, klant vriendelijkheid, wachttijden et cetera (T. Van Yperen, 2013: 27).

Jeugdzorg Nederland – een koepelorganisatie van jeugdhulpaanbieders – heeft de behoefte aan transparantie over de kwaliteit van zorgverlening opgepakt. Hij heeft daartoe prestatie­indicatoren voor de jeugdhulp opgesteld. Jeugdzorg Nederland onderscheidt prestatie­indicatoren op terreinen als doelrealisatie, cliënttevredenheid, vervolghulp, vermindering van problemen et cetera.11 Volgens Jeugdzorg Nederland zijn dit

indicatoren die duidelijkheid geven over de resultaten van de inzet van de jeugdhulpaanbieders. Ook geven de indicatoren de zaken aan waarvoor de aanbieders verantwoordelijk zijn (Jeugdzorg Nederland, 2012b).

Het systeem van prestatie­indicatoren in de jeugdhulp is nog volop in ontwikkeling. Er zijn anno 2014 nog geen landelijke overzichten van de geleverde prestaties bekend. De initiatieven van Jeugdzorg Nederland om in de toekomst cijfers te publiceren over de prestaties van de

jeugdhulpaanbieders maakt het kiezen voor een bepaald aanbod voor cliënten transpa ranter en vergroot daarmee de mogelijkheden van cliënten om verantwoorde keuzen te maken uit het zorgaanbod.

In hoeverre dergelijke overzichten in de nabije toekomst ook daadwerkelijk de keuze van een cliënt voor een zorgaanbieder in de jeugdhulp beïnvloeden, is nog een vraag. Het vergt bijvoorbeeld inzicht in de eigen problemen, kennis van de behandelmogelijkheden en de effecten op het probleem. Dat is kennis die maar weinig cliënten gegeven is.

Daarbij komt dat cliënten die gedwongen worden gebruik te maken van jeugdhulp, geen keus hebben. Zij hebben zeer waarschijnlijk al een negatief beeld van de jeugdhulp. Transparantie over de kwaliteit van de gedwongen hulp zal hen vermoedelijk ook weinig interesseren.

Van de cliënten die wel vrijwillig hulp voor hun opvoed­ of opgroeiproblemen zoeken, is gecon cludeerd dat slechts een kleine minderheid voldoet aan het

ideaalbeeld van een zelfbewuste cliënt. Zelf actief hulp zoeken en op basis van vergelijkend onderzoek naar prijs en kwaliteit een keuze maken doen maar weinig cliënten. Dit beeld vindt steun in onderzoek in de gezondheidszorg dat artsen én zorggebruikers oordelen dat patiënten in werkelijkheid nog nauwelijks kennis hebben over de kwaliteit van een specialist of ziekenhuis. De aandacht die er de laatste jaren is voor keuze­informatie en transparantie van de kwaliteit, heeft in de ogen van zorggebruikers en artsen nog niet geleid tot meer kennis over de kwaliteit van voorzieningen (Wigersma, Brabers, Reitsma, & Jong, 2011: 2).

Samengevat: op grond van deze bevindingen is het waarschijnlijk dat veel cliënten in de jeugdhulp het lastig vinden om zelf te kiezen. Dat geldt zeker voor cliënten in het gedwongen kader. Ook zullen deze cliënten nauwelijks kennis hebben van de kwaliteit en diversiteit van het jeugdhulp aanbod.

6.5 Conclusies

In dit hoofdstuk is nagegaan of cliënten in staat zijn gebruik te maken van de hun in de Jeugdwet geboden mogelijkheden om te kiezen in de hulpverlening. • Er zijn verschillende beelden over de cliënten van jeugdhulp. Het ene

beeld is dat van de cliënt die zijn zaken prima zelf kan regelen. Het andere beeld is dat van de cliënt die niet zelf kan kiezen en in sommige gevallen zelfs door de wetgever in bescherming moet worden genomen. Daarbij komt dan nog de complicatie dat in de jeugdhulp ook het cliëntsysteem object van hulp kan zijn. In dit systeem kunnen ouders en kinderen ook nog met elkaar verschillen over de hulpvraag.

• Een minderheid van de cliënten kan geheel zelfstandig keuzen maken in de hulpverlening. Het merendeel van de cliënten vindt het lastig of wil zelfs helemaal geen keuzen maken – cliënten in het gedwongen kader – in zijn hulpverlening.

• Cliënten kiezen in het algemeen deels bewust, deels onbewust hun hulp. De onbewuste keuzen worden mede gestuurd door factoren in zijn omgeving.

• Voor de cliënt die zelf kan kiezen, zijn er vele middelen om zijn koers te bepalen. Er is informatie beschikbaar over het aanboden kwaliteit van jeugdhulp. Informatie wordt veel gezocht via het internet. Ook wordt internet via social media als facebook door jongeren gebruikt voor lotgenotencontact en informatie-uitwisseling. Echte financiële drempels zijn er niet bij het maken van keuzen.

• In de praktijk blijkt de huisarts veel gebruikt te worden om de weg te vinden tot de jeugdhulp.

• Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar de ervaringen van cliënten met jeugdhulp. Dat is een gemis als de cliënt object is van het jeugdhulp beleid.

7.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de provisielogica. Deze logica omschrijft de eisen aan de beroeps opleiding, de beroepsuitoefening en de kwaliteit van zorg, zoals vastgelegd in het Besluit Jeugdwet 2014. Deze logica geeft vorm aan de betekenis van de hulpverlener voor de cliënt met problemen in het opgroeien en/of opvoeden. De betekenis voor de hulpverlening wordt geplaatst in het kader van de centraal staande cliënt. Het betreft zowel cliënten die goed de weg weten in de hulpverlening, als cliënten voor wie het lastig of zelfs onmogelijk is om keuzen te maken.

De betekenis van de hulpverlener voor de cliënt wordt toegelicht aan de hand van de onderstaande thema’s.

• De hulpverleningsrelatie tussen cliënt en zorgverlener.

Dit behandelt de factoren die van invloed kunnen op het functioneren van de hulpverlenings relatie en de modellen die deze relatie typeren.

• De professionele kwaliteiten van de hulpverlener.

Hier is aandacht voor dat wat een professional tot een hulpverlener maakt die de cliënt kan helpen. Dat gebeurt aan de hand van de omschrijving van het begrip professional in de jeugdhulp, de aantallen en kenmerken van professionals, een omschrijving van de inhoud van een professie in algemene zin en de uitwerking daarvan in de jeugdhulp.

• De methoden waarvan de hulpverlener zich bedient.

Dit behandelt de manier waarop professionals hulp verlenen en de rol van de wetenschap inzake professionele hulpverlening in verband met de kwaliteit van de verleende hulp.

• De organisatie waarbinnen de hulpverlener zijn zorg verleent.

Dit beschrijft de voorwaarden waaraan een hulpverleningsorganisatie moet voldoen om hulpverleners professioneel te laten werken. Dit is een belangrijk aspect van de hulpverlening, omdat het merendeel van de hulpverleners in de jeugdzorg in dienst van een organisatie jeugdhulp aanbiedt.

7.2 De relatie ‘cliënt – hulpverlener’