• No results found

H 5 De hulpverlener als culturele gids

5.1 Kapitaal

Pierre Bourdieu ziet de samenleving als field. Actoren in dit veld verhouden zich tot elkaar door middel van kapitalen. Bourdieu onderscheidde hierbij vier verschillende soorten: het economische, het sociale, het culturele en het symbolische kapitaal. Het economische kapitaal is vrij vanzelfsprekend. Dit betreft voornamelijk iemands financiële gesteldheid. Het sociaal kapitaal komt neer op gewaardeerde sociale relaties van een individu. Cultureel kapitaal betreft sociale vaardigheden. Deze bepalen hoe goed een individu zich in een bepaalde sociale situatie kan redden (Bourdieu 1986). Denk hierbij aan een sollicitatie of iets simpels als een buskaartje kopen van de buschauffeur. Cultureel kapitaal is veranderlijk en aan te leren. Het symbolisch kapitaal geeft aan welke soorten sociaal, economisch en cultureel kapitaal worden erkend. Het geeft in zekere mate aan of mensen je waarderen en prestige toekennen (Bourdieu 1986).

46 Philippe Bourgois beschrijft in zijn boek In search of respect. Selling Crack in El

Barrio (2003 [1995]), onder andere hoe Filippijns-Amerikaanse drugsdealers bepaald

cultureel en sociaal kapitaal missen om zich te kunnen redden in de Amerikaanse middenklasse. Keer op keer verliezen ze een legale baan doordat ze niet weten hoe ze zich moeten kleden en gedragen op het werk. Hoewel mijn onderzoek van andere aard is, aangezien ik slechts de medewerkers over de jongeren heb kunnen spreken in plaats van daadwerkelijk de jeugd zelf, denk ik dat er een relevante vergelijking gemaakt kan worden. Ook de spookjongeren hebben moeite om zich aan te passen aan wat normaal wordt bevonden in de samenleving. Net als Bourgois zou ik daarom willen betogen dat het niet alleen een luie en/of opstandige houding is van de jongeren zelf die hen beperkt in het meedraaien in het dagelijks leven (zoals het vinden van een baan, het betalen van een rekening etc.), maar het in zekere mate ook onwetendheid en onkunde betreft, die structureel ingebed is. Bourgois legt hierbij vooral schuld bij het schoolsysteem in de Verenigde Staten. Ook de spookjongeren hebben in sommige gevallen slechte toegang tot scholing. Daarnaast leren deze jongeren weinig van hun omgeving. Hun sociaal kapitaal mist vaak de kennis die de jongeren nodig hebben om zich te redden in de maatschappij.

De jongeren uit mijn studie en de gangsters uit die van Bourgois missen niet zo zeer cultureel of sociaal kapitaal, maar hebben een andere soort dan in onze samenleving als normaal wordt beschouwd. Zo geeft Bourgois een voorbeeld van een crackdealer die met zijn kapitaal een succesvol drugshuis weet te runnen, maar het kapitaal mist om een legale baan te behouden. Er is volgens Bourgois een ander cultureel kapitaal nodig in beide gevallen (Bourgois 2003 [1995]: 135). Voor iedere sociale situatie kan een bepaald soort cultureel of sociaal kapitaal het handigst zijn. Bourgois geeft aan dat het cultureel kapitaal dat verbonden wordt aan de straatcultuur vaak haaks staat op het cultureel kapitaal dat wordt vereist in kantoorbaantjes. In de straatcultuur gelden andere waarden dan in een kantoorcultuur (ibid.: 115 en 142). Hierdoor komen de actoren in Bourgois’ studie vaak terecht in slecht betaalde baantjes voor lager opgeleiden, waar ze zich soms ondankbaar behandeld en gemarginaliseerd voelen. Met deze voorbeelden wil ik laten zien dat het juiste culturele kapitaal per situatie verschilt. Als ik dit verbindt aan de spookjongeren in Nieuw-West kan ik stellen dat hun kapitaal voordelig is in bepaalde situaties, maar niet in alle.

Bourgois beargumenteert daarnaast dat de jongeren meer dan eens hun best doen om zich uit een gemarginaliseerde positie te vechten. Omdat de drugsdealers met hun cultureel kapitaal niet op een legale basis werk kunnen vinden, benutten ze vaak een inkomensbron die past bij hun kennis en kunde. Dit is meermaals op illegale basis wat onrust in de wijk kan

47 veroorzaken. In het geval van de actoren in Bourgois’ case study komt dit vaak neer op handel in drugs (Bourgois 2003 [1995]: 143). Wanneer de actoren op die manier uit hun gemarginaliseerde positie proberen te komen, houdt dit vaak juist armoede en marginalisatie in stand. Aan de case study van Bourgois kan ik dus een aantal lessen ontlenen. Allereerst dat het juiste cultureel kapitaal per situatie kan verschillen. Dit betekent dat de gangsters van Bourgois en de spookjongeren niet per se een verkeerd soort kapitaal hebben. Daarnaast wil ik met deze vergelijking laten zien dat kapitaal ook structureel is ingebed. Welk kapitaal een individu heeft, is ook afhankelijk van waar diegene vandaan komt en woonachtig is. Het soort kapitaal per locatie wordt in stand gehouden door het onderwijssysteem, maar ook door een bepaald soort sociaal kapitaal. Om dit nader te kunnen toelichten zal ik hieronder kort verwijzen naar de case study van De Jong.

In Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent

groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens (2007) bespreekt Jan Dirk de Jong voornamelijk

hoe groepsgedrag en straatcultuur invloed hebben op het delinquente gedrag van Marokkaanse jongeren in Nieuw-West. Hieruit blijkt namelijk dat zij een ander cultureel en sociaal kapitaal hebben dan voor het vinden van bijvoorbeeld een baan wenselijk is. De Jong schetst kort hoe er in de literatuur wordt verklaard waarom Marokkaanse jongeren vaak deelnemen aan delinquent groepsgedrag. De ouders van deze jongeren hebben vaak op sociaal-economisch gebied een achterstand. Zij missen de juiste contacten en economisch kapitaal om zich te redden in de Nederlandse samenleving. De jongeren worden daarnaast in veel gevallen op maatschappelijke basis buitengesloten. Sommige wetenschappers beargumenteren dat er veel te verklaren is door de migratieachtergrond van de jongeren. Zij leggen de oorzaak bij bepaalde normen en waarden in de Marokkaanse cultuur van de ouders. Deze normen en waarden wijken af van de ‘Nederlandse’ normen en waarden (De Jong 2007: 25). Ik zal later in dit hoofdstuk laten zien dat deze uitsluiting van de jongeren en het gebrekkig sociaal en economisch kapitaal van de ouders ook een factor spelen bij de vorming van het culturele kapitaal van de spookjongeren.

De Jong zoekt redenen voor delinquent groepsgedrag van deze jongeren echter ergens anders. In navolging van Jonathan J. Turner stelt hij dat juist de groepsdynamiek ten grondslag ligt aan delinquent gedrag. Hieruit blijkt dat de jongeren op straat een ander sociaal kapitaal vergaren dan wenselijk is in de samenleving. Hun vrienden zorgen ervoor dat de jongeren het cultureel kapitaal van de straatcultuur blijven hanteren. Binnen de groep hanteren de jongeren bepaalde regels die centraal staan in hun straatcultuur: straatwaarden. Deze worden bepaald binnen de groep en worden vervolgens doorgegeven aan alle leden (De Jong

48 2007: 149). Juist door hierbij de grenzen op te zoeken van de conventionele waarden, krijgen de jongeren meer aanzien en daarmee veiligheid binnen hun sociale netwerk. Zo wordt daarnaast extra duidelijk hoe hun straatwaarden op andere waarden zijn gebaseerd dan wat als conventioneel wordt gezien (ibid.: 150). Daarnaast hebben de jongeren een bepaalde houding, blik, uiterlijk en taal die typerend is voor hun straatcultuur (ibid.: 136). Deze straatwaarden en uiterlijke kenmerken zijn typerend voor hun cultureel kapitaal.

Net als uit de case van Bourgois, wil ik uit de case study van de Jong ook een aantal lessen trekken. Allereerst zal ik, in tegenstelling tot De Jong, beargumenteren dat de jongeren structureel worden benadeeld in de samenleving en dat het sociale, culturele en economische kapitaal van hun ouders daarbij een rol speelt. In navolging van De Jong zal ik laten zien dat het sociale kapitaal van de jongeren een grote rol speelt in hun gedrag. De Jong heeft laten zien dat groepsdruk een grote invloed heeft op wat de jongeren als juist zien.