• No results found

H 5 De hulpverlener als culturele gids

5.3 Gebrekkig cultureel kapitaal in de praktijk

De spookjongeren in Nieuw-West hebben een gebrekkig sociaal netwerk en het ontbreekt hen aan sociale vaardigheden die door een meerderheid als standaard worden ervaren. De medewerkers van Streetcornerwork beschrijven met meerdere voorbeelden hoe jongeren zich keer op keer slecht weten te redden in de samenleving. Zo komen ze vaak te laat op afspraken die ze bij Streetcornerwork hebben gemaakt. Hoewel ik niet ontken dat hier een gedeelte misschien ook onwillig is op tijd (of überhaupt) te komen, geven de hulpverleners hier andere verklaringen voor. Zo legde N. me uit dat de jongeren vaak geen agenda hebben, want ze zijn niet gewend afspraken te moeten nakomen. Daarnaast hechten de jongeren volgens haar ook minder waarde aan punctualiteit en houden ze zelden rekening met hun omgeving. Ze beschrijft dit door te vertellen over hoe een jongen twee uur nadat de afspraak gepland stond, belde om te vertellen dat hij onderweg een vriend was tegengekomen en besloot met hem de dag door te brengen. Dit gebrek aan empathisch vermogen is niet altijd bewust. Als N. de jongeren vraagt zich in haar te verplaatsen, erkennen ze dat ook zij het vervelend zouden vinden als iemand te laat of niet zou komen op een afspraak. Maar niet alleen de punctualiteit en empathie toont soms gebreken, ook verdwalen de jongeren geregeld. Ze zijn niet gewend de weg te vragen en zijn slecht met kaarten lezen. Al deze redenen verklaren waarom jongeren, buiten onwil om, niet altijd op tijd komen.

Naast dat de jongeren veelvuldig te laat komen, weten ze zich ook geen raad met sociale interactie. Ze hebben volgens de hulpverleners moeite met mensen recht aankijken en te verwoorden wat ze duidelijk willen maken. Ook tijdens het bijzitten van gesprekken valt mij dit op. In aanloop van een gesprek met een jongen van 24 jaar zit ik met N. aan tafel. Ze kijkt door het raam naar buiten. Een jongen met een capuchon op komt richting de voordeur gelopen. N. vertelt me dat de meeste jongeren zo naar het kantoor komen lopen. Ogen naar beneden, capuchon ver over het hoofd getrokken en vooral niet de richting van het kantoor opkijkend. Tijdens het gesprek kijkt de jongen N. bijna niet aan. Hij stelt veel vragen over algemene zaken zoals hoe hij subsidies of uitkeringen moet aanvragen. Hij komt onbeholpen over. Lastige zaken en emoties lacht hij weg.

S. vertelt in een van mijn eerste gesprekken met haar ook over hoe ze samen met jongeren stapels aan post heeft doorgewerkt. De jongeren hadden deze jarenlang genegeerd.

50 Allereerst omdat ze weinig zin hadden en weinig waarde hechtten aan de inhoud van de post, maar ook omdat ze vaak de inhoud niet begrepen en de rekeningen soms zo overweldigend waren dat ze door de bomen het bos niet meer zagen. Tijdens een latere ontmoeting vertelt ze me ook over jongeren die niet alleen naar doktersafspraken of tandartsafspraken durven en deze daarom tijdenlang vermijden. Hier wordt ook het gebrek aan sociaal kapitaal duidelijk. Een deel van de jongeren hebben geen vrienden of ouders die hun willen of kunnen begeleiden naar lastige afspraken. Ook hebben ze van ouders niet geleerd dat deze afspraken én het openen van post belangrijk is.

Veel van hen hebben slecht contact met familie en hun vrienden duwen hen vaak in een neerwaartse spiraal. S. zegt hierover:

“Want het is niet voor niks dat je als jongere op straat komt te staan. Dus ik denk dat zij gewoon zo ver weg van hun netwerk staan. Dus eh, familie, maar misschien ook vrienden of alleen maar foute vrienden.”

“Hmh”

“Dat ze daardoor dus dakloos worden.” “Ja”

“Dus ze hebben ook veel moeite met het onderhouden van eh, goeie contacten bijvoorbeeld. En relaties”

Als ik doorvraag over of ze dan echt niemand hebben, zegt ze: “Heel weinig. of wel wat vrienden, maar dat waren dan ook. Dat waren niet eh, mensen zoals jij en ik, zegmaar”. Ze lacht zachtjes na dit te hebben gezegd. De lach lijkt niet bespottend. Het lijkt alsof haar lach het enige antwoord is op het medelijden dat ze voor deze jongeren voelt. De kennis over hoe bepaalde dingen in de samenleving werken, zoals hoe ze een baan vinden, hoe ze een uitkering kunnen aanvragen of hoe ze een woning kunnen vinden, kunnen de jongeren niet bij hun sociale netwerk vandaan halen. Daarnaast kunnen ze vaak niet op vrienden of familie rekenen om ze te helpen als ze in de problemen zitten. Als er wel vrienden en familie zijn die te hulp schieten, helpt dit vaak weinig en komen ze met verkeerde oplossingen.

Ten tijde van de pilot komen ook verschillende voorbeelden van de hulpverlening aan spookjongeren in het nieuws. Hierin wordt het lage IQ, maar ook de streetwise-heid van de jongeren bevestigd. “Ze lenen een auto van de ene vriend, slapen op de bank van de andere vriend en weer een ander heeft altijd wel wat wiet in huis.” en “Ze zorgen dat ze er netjes

51 uitzien, lenen een pasje van de sportschool zodat ze regelmatig kunnen douchen.”8 Zelfs zonder het ‘normale’ culturele kapitaal weten de jongeren op deze manier jaren te overleven. Met deze voorbeelden wil ik laten zien dat de jongeren gebreken vertonen in hun cultureel en sociaal kapitaal. Ze hebben nooit geleerd hoe ze bepaalde zaken moeten afhandelen en tonen, net als hun omgeving, normafwijkende waarden. Ik zal in de rest van dit hoofdstuk laten zien hoe hulpverleners de rol van culturele gids op zich nemen om de jongeren het mainstream kapitaal aan te leren.