• No results found

Kansen en bedreigingen

In document ISA 600 (pagina 46-61)

§ 4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijf ik de mogelijke gevolgen van invoering van de conceptrichtlijn ISA 600 en de kansen en bedreigingen die dit voor accountantskantoren met zich mee kan brengen. De opbouw van het hoofdstuk ziet er als volgt uit. Paragraaf 4.2 gaat over de gevolgen voor de audit fee. De veranderingen in het controleproces betekenen extra werkzaamheden en ik probeer aan te geven wat de groepsaccountant kan doen om deze kosten door te berekenen naar de cliënt. Met de invoering van de richtlijn verandert de wijze waarop er gesteund mag worden op

werkzaamheden van andere accountants. In paragraaf 4.3 wordt beschreven wat de kans is dat een bedrijf na invoering van de conceptrichtlijn van accountant gaat wisselen. Vervolgens geef ik aan wat de groepsaccountant kan doen om de kans te verkleinen dat hij gewisseld wordt en wat hij kan doen om ook de controleopdracht te verkrijgen van een groepsonderdeel waar een andere accountant werkzaam is. Een accountantsorganisatie streeft ook naar groei. Dat kan bereikt worden door meer diensten aan bestaande klanten te leveren of door het aantrekken van nieuwe cliënten. Alleen wil je niet alle (mogelijke) cliënten bedienen. In paragraaf 4.4 wordt beschreven of de invoering van de conceptrichtlijn gevolgen zal hebben voor de

acceptatieprocedure en wat de accountant kan doen om risicovolle cliënten te vermijden. De invoering kan ook de relatie tussen de accountant en de cliënt beïnvloeden. Wat er zou kunnen veranderen en wat de accountant kan doen om een goede relatie op te bouwen wordt beschreven in paragraaf 4.5. Het hoofdstuk eindigt met een concluderende paragraaf waarin ik antwoord probeer te geven op de vraag voor welke groep accountantskantoren invoering van de conceptrichtlijn de meeste kansen en bedreigingen zal opleveren.

§ 4.2 Gevolgen voor de audit fee

Uit het voorgaande hoofdstuk blijkt dat een aantal veranderingen in de controleaanpak zullen leiden tot extra werkzaamheden. Deze ontstaan voornamelijk door de aangescherpte

acceptatieprocedure en review werkzaamheden ten aanzien van andere accountants. Hierdoor zullen de kosten stijgen omdat er meer uren gemaakt moeten worden. Als de groepsaccountant naar het buitenland moet om zaken met de andere accountant door te spreken zal de fee ook stijgen omdat er reis- en verblijfkosten worden gemaakt. In deze paragraaf zal ik antwoord geven op de vraag in hoeverre invoering van eerdere regelgeving de fee heeft doen stijgen en of

hetzelfde bij de invoering van de conceptrichtlijn ISA 600 zou kunnen gebeuren. Daarna behandel ik hoe een stijging het beste naar de cliënt doorberekend kan worden.

Uit onderzoek in twintig landen van Taylor en Simon (1999) blijkt dat uitbreiding van regulering de prijs van goederen en diensten doet stijgen omdat er meer werkzaamheden nodig zijn om te kunnen verklaren dat het accountantscontrolerisico tot een aanvaarbaar minimum is gereduceerd. In de conceptrichtlijn nemen de werkzaamheden om dit te kunnen verklaren toe dus dit

Grote accountants hebben schaalvoordelen die ze aan de cliënt kunnen doorberekenen. Door eenmalige investeringen in de kennis van het personeel kunnen nieuwe cliënten voor lagere marginale kosten worden bediend omdat de opgedane kennis voor meerdere cliënten gebruikt kan worden (Gist 1994). Als de regelgeving complexer wordt, des te grotere investeringen accountantskantoren moeten doen om schaalvoordelen te bereiken waardoor de fee minder hard stijgt ten opzichte van andere kantoren. Het onderzoek is gedaan naar regelgeving waar

bedrijven aan moeten voldoen en niet naar de invoering van controlerichtlijnen. Toch denk ik dat een accountant met meer kennis over de controle van groepsjaarrekeningen schaalvoordelen kunnen ontwikkelen. Hij is bekend met de richtlijn en kan door zijn ervaring eerder zwakke plekken in de organisatie ontdekken van waaruit fouten in de jaarrekening kunnen ontstaan. De accountant kan er voor kiezen om de extra kosten niet door te berekenen. Het niet (kunnen) doorberekenen van de extra werkzaamheden gaan ten koste van het controlebudget als de accountantsorganisatie zijn winstmarge wil behouden. Tijdsdruk doordat er weinig tot geen budget meer is zorgt ervoor dat accountant ‘RAQ-behaviour’ gaan vertonen (Coram et al. 2004). Dit staat voor ‘Reduced Audit Quality’ gedrag dat leidt tot een lagere controlekwaliteit.

Accountants nemen sneller minder valide informatie aan en als er weinig risico is op fouten van materieel belang verkleinen ze de steekproeven. Om dit tegen te gaan moet de richtlijn er niet voor zorgen dat de accountant meer werkzaamheden moet uitvoeren terwijl het budget gelijk blijft. De groepsaccountant moet dan ook aan de cliënt duidelijk maken dat de conceptrichtlijn de kwaliteit van de controle verbetert en dat ze er dus ook wat voor terug krijgen.

Ik vind dat de groepsaccountant de kosten van alle werkzaamheden naar de cliënt door moet berekenen. Het mag niet zo zijn dat de accountant minder werkzaamheden uitvoert dan nodig zijn om een cliënt te kunnen behouden. Als hij dit doet dan kan zijn onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënt in het geding komen en dat mag niet gebeuren. De accountant moet altijd streven naar een controle van een zo hoog mogelijke kwaliteit. Daarvoor zal hij alle

werkzaamheden die hij nodig acht om een deugdelijke grondslag te verkrijgen moeten uitvoeren Naar mijn mening kan de groepsaccountant het beste in een gesprek duidelijk maken wat de gevolgen van de implementatie van de conceptrichtlijn zijn en waarom de fee daardoor zal stijgen. Uit het onderzoek van Atkinson et al (2002) blijkt dat stringentere regels de accountants bij staan om de verhoging van de fee door te berekenen. Naar mijn mening maakt de

conceptrichtlijn de regels stringenter waardoor de accountant zich makkelijker tegenover de cliënten kan verweren dat hij niet anders kan. Toch zal hij voorzichtigheid in acht moeten nemen want de kans bestaat dat de cliënt van accountant gaat wisselen. Hij kan niet bereid zijn om meer te betalen en als hij dat wel moet kan de cliënt op zoek gaan naar een goedkopere accountant. De wettelijke controle is ingevoerd om de agentschapkosten te verminderen. Door stringentere regelgeving wordt de informatieasymmetrie verminderd en het is de vraag of deze vermindering meer is dan de toename van de audit fee. In dat geval zal het doorberekenen van een hogere fee gemakkelijker zijn omdat de cliënt er netto op vooruit gaat. De agentschaptheorie gaat er vanuit dat grotere bedrijven meer informatie asymmetrie hebben omdat de scheiding tussen leiding en kapitaal daar groter is. Een groep is hier een voorbeeld van, ze hebben meerdere deelnemingen waarvan de activiteiten sterk kunnen verschillen. Als het groepsmanagement onvoldoende kennis heeft van de activiteiten kunnen ze moeilijker oordelen over de gerapporteerde resultaten door het management van de groepsonderdelen.

Ook hebben ze niet altijd voldoende zeggenschap om invloed uit te kunnen oefenen. Als controle volgens de conceptrichtlijn ervoor zorgt dat de agentschapkosten binnen een groep dalen dan zullen ze eerder bereid zijn om meer voor de accountantscontrole te betalen.

Het accountantskantoor kan ook op een aantal andere zaken letten waardoor de cliënt eerder bereid is om een verhoging van de fee te betalen. Ze kunnen zich specialiseren, investeren in een goede reputatie en een goede relatie met de cliënt opbouwen. Uit onderzoek is gebleken dat cliënten hiervoor meer willen betalen omdat zij dit als factoren zien waardoor de kwaliteit van de controle toeneemt. Meer hierover in de volgende paragrafen.

Tot nog toe heb ik alleen gesproken over een verhoging van de fee die misschien niet naar de cliënt doorberekend kan worden. Dit is ook het enige nadeel want een hogere fee betekent meer omzet en dat is waar een accountantsorganisatie normaliter naar streeft. Invoering kan voor accountants ook meer opdrachten opleveren omdat bedrijven voor hun groepsonderdelen naar haar organisatie kunnen gaan wisselen. Een probleem voor de accountantsorganisaties die meer omzet kunnen gaan genereren kan de inzet van personeel zijn. Ze zullen voldoende en ook ervaren personeel moeten hebben en gezien de krapte die er momenteel op de arbeidsmarkt heerst kan dat een probleem zijn.

§ 4.3 Het wisselen van accountant

Een groepsmaatschappij moet een keuze maken van welke accountants hij de controlediensten voor de groep en de groepsonderdelen gaat afnemen. Deze keuze hebben zij moeten maken onafhankelijk van invoering van de conceptrichtlijn. Invoering kan echter een moment zijn om de keuze te evalueren en te heroverwegen. Uit onderzoek van Atkinson (2002) blijkt dat in het jaar van invoering van een verslaggevingrichtlijn vaker dan normaal van accountant wisselen. In de jaren daarop wordt er minder dan normaal gewisseld. De ISA 600 is een controlerichtlijn dus de vraag is of dit effect bij de definitieve invoering gaat plaatsvinden. Ik denk echter dat het interessant is om te onderzoeken of het effect dat Atkinson heeft gevonden ook bij invoering van de ISA 600 voor extra wisselingen kan zorgen en wat de accountant kan doen om te zorgen dat bedrijven voor hem kiezen.

Mocht een cliënt besluiten om te gaan wisselen dan kan deze keuze voor de groepsaccountant positief of negatief uitpakken. De cliënt kan ervoor kiezen om de groepsaccountant ook de accountant van groepsonderdelen te laten worden, of om een andere groepsaccountant te benoemen. Op voorhand lijkt de kans groter dat de groepsaccountant ook de opdracht tot controle van een groepsonderdeel waar nu nog een andere accountant werkzaam is verkrijgt. In de volgende paragrafen geef ik aan wat de groepsaccountant kan doen om deze kans te

vergroten. Om te kunnen bepalen wat de kans is om een opdracht binnen te halen en wat hij daarvoor moet doen behandel ik eerst de redenen waarom bedrijven door invoering van de conceptrichtlijn kunnen gaan overwegen om van accountant te wisselen.

§ 4.3.1 Redenen om van accountant te wisselen

De richtlijn verplicht de groepsaccountant na te gaan of de andere accountant vakbekwaam is en voldoet aan de eisen van de ISQC 1. Als groepsaccountant concludeert dat de andere accountant onvoldoende vakbekwaam is, mag hij de opdracht alleen aannemen als hij zelf de benodigde informatie verkrijgt. Aangezien de groepsaccountant daarvoor zelf de groepsjaarrekening moet controleren is de controle van de andere accountant feitelijk overbodig en kan de groep voor dat onderdeel beter van accountant wisselen. Dit is een reden waarom de richtlijn ervoor kan zorgen dat er van accountant gewisseld wordt. Een tweede reden is de stijging van de audit fee waardoor de groep op zoek kan gaan naar een andere accountant. Ook kan hij de afweging gaan maken of de totale accountantskosten niet lager zouden kunnen zijn als alle significante onderdelen door de groepsaccountant worden gecontroleerd. De conceptrichtlijn stelt ook eisen aan de

communicatie en samenwerking tussen de accountant. Als er een groepsaccountant met een internationaal netwerk wordt aangesteld dan denk ik dat de communicatie veel beter en goedkoper kan verlopen. Dit kan ook een reden zijn voor een groepsmaatschappij om bij definitieve invoering van de ISA 600 voor de groep of een groepsonderdeel van accountant te wisselen. De volgende twee alinea’s gaan over de kenmerken waarop bedrijven hun

accountantskeuze bepalen.

In 1995 hebben Beattie en Fearnley onder beursgenoteerde bedrijven in Groot Brittannië onderzoek gedaan naar de redenen waarom ze van accountant zijn gewisseld. Het blijkt dat het kunnen aanbieden van de laagste fee niet de belangrijkste reden is om van accountant te wisselen. Het is vaak wel aanleiding om over wisselen na te denken maar ze maken de keuze uiteindelijk op basis van andere kenmerken van de accountantskantoren. Bij de keuze voor de accountant houden bedrijven dus rekening met andere kenmerken dan de audit fee. Deze

kenmerken en de volgorde van welke kenmerken de bedrijven het belangrijkste vinden verschilt per land. Het geeft echter wel een beeld van kenmerken die Nederlandse groepsmaatschappijen belangrijk vinden.

Belangrijke kenmerken blijken de integriteit van het accountantskantoor, de vaktechnische vaardigheden en ethische normen van de partner en het controlepersoneel, het zijn van een Big 6 kantoor8, het hebben van een kantoor in de nabijheid van de cliënt en gespecialiseerde kennis van de bedrijfstak. De vaktechnische vaardigheden en ethische normen maken ook deel uit van de eisen in de ISA 220 waar de conceptrichtlijn ISA 600 naar verwijst. Als de groepsaccountant deze normen en vaardigheden van de andere accountant als onvoldoende beoordeeld dan heeft hij een reden om ervoor te zorgen dat de cliënt de andere accountant gaat inwisselen. Uit het onderzoek blijkt ook dat 45,5% van de bedrijven het belangrijk vindt dat haar groepsonderdelen door dezelfde accountant worden gecontroleerd. Dat is positief voor een groepsaccountant die de opdracht tot controle van alle significante groepsonderdelen wil verkrijgen. De

accountantsorganisatie moet er echter wel voor zorgen dat hij gekozen wordt. Een goede reputatie kan die kans vergroten.

8De Big 6 kantoren uit het onderzoek zijn gefuseerd tot de huidige Big 4 dus de resultaten van het onderzoek zullen nu voor de Big 4 kantoren gelden.

§ 4.3.2 Reputatie van de accountant

In veel onderzoeken wordt om de kwaliteit van een accountant te beoordelen de reputatie als maatstaf genomen. Van een accountantskantoor met een goede reputatie wordt verwacht dat ze goede kwaliteit leveren (Wilson et al. 1997). Voor deze reputatie moet wel meer betaald worden. Uit onderzoek van Beattie en Fearnley (1995) en Wilson et al. (1997) blijkt dat vooral bedrijven met hoge agentschapkosten zich hierdoor laten leiden. Zij zullen voor een accountant met een goede reputatie kiezen als de daling van de agentschapkosten groter is dan de premie die ze voor de goede reputatie van de accountant moeten betalen. De reputatie kan worden gerelateerd aan de grootte van het kantoor, de naam en het marktaandeel in een bedrijfstak.

Volgens het onderzoek van Craswell et al (1995) kunnen accountants met een goede merknaam een premie van 28 tot 39% vragen. Zij hebben ook investeringen gedaan om tot kwalitatief betere controles te komen en volgens de economische theorieën zouden ze daar dan ook voor beloond moeten worden. Dit blijkt in de praktijk ook zo te werken want bedrijven kiezen ondanks dat ook kleinere kantoren licenties hebben voor een groot kantoor met een goede reputatie. Het investeren in een goede reputatie loont zich omdat aan cliënten een hogere fee kan worden gevraagd. De premie is echter niet alleen pure winst. Grote organisaties moeten ook meer kosten maken om de reputatie in stand te houden.

Accountants moeten de opgebouwde reputatie wel waarmaken. Als ze een controle van lagere kwaliteit leveren tegen de prijs van een controle van hoge kwaliteit dan zal de markt dit uiteindelijk afstraffen. Ook moet worden opgepast dat er geen claims worden ingediend of dat een regelgevende instantie een disciplinaire straf oplegt. Hierdoor daalt de reputatie waardoor er een minder hoge fee kan worden gevraagd en er cliënten verloren kunnen worden.

Onafhankelijkheid vormt ook een onderdeel van de reputatie. De groepsaccountant moet zijn onafhankelijkheid waarborgen en geen cliënten aanhouden om een investering terug te verdienen. Daarom moet hij de investering zien als ‘sunk costs’. Dit zijn kosten die gezien worden als een eenmalige uitgave die niet terug verdiend hoeft te worden. Hiermee voorkomt de accountant eventuele reputatieschade door verlies aan onafhankelijkheid waardoor hij cliënten kan verliezen en een minder hoge fee zou kunnen vragen.

§ 4.3.3 Specialisatie in een bedrijfstak

Reputatie wordt ook bepaald door de kwaliteit en de mate waarin een accountant zich in een bedrijfstak gespecialiseerd heeft. Craswell et al (1995) hebben onderzocht of accountants die zich gespecialiseerd hebben in een bedrijfstak een hogere fee kunnen vragen. Het onderzoek heeft zich gericht op Big 8 accountantskantoren9. Uit het onderzoek blijkt dat gespecialiseerde Big 8 kantoren een premie van 16% kunnen vragen ten opzichte van Big 8 accountants die dat niet hebben gedaan. Op basis van hun merknaam kunnen niet gespecialiseerde Big 8 in een bedrijfstak waar gespecialiseerde accountants werken een premie van 22% vragen ten opzichte van niet Big 8 accountants. Hieruit blijkt dat als er gespecialiseerde accountants zijn in een bedrijfstak, de niet gespecialiseerde accountants hun goede reputatie minder kunnen omzetten in een premie. Hieruit blijkt dat het dus loont om in een bedrijfstak te specialiseren.

9 De Big 8 kantoren bestaan uit rechtsvoorgangers van de huidige Big 4 en daarom kunnen de resultaten ook op de huidige situatie van toepassing zijn.

Het onderzoek is gedaan naar specialisatie in een specifieke bedrijfstak. Voor deze scriptie is specialisatie in de controle van een type bedrijf, namelijke groepsmaatschappijen, belangrijk. Accountants die zich specialiseren moeten zich naar mijn mening onderscheiden in het

samenwerken met andere accountants en de kennis die ze hebben over transacties die tussen de (internationale) groepsonderdelen plaatsvinden. Een accountant die zich wil specialiseren in de controle van bedrijven met groepsonderdelen in meerdere landen zal moeten investeren.

Hij moet een wereldwijd netwerk opzetten en de vaktechnische kennis hebben om multinationale controleopdrachten aan te kunnen nemen. Barret et al hebben in 2005 onderzoek gedaan naar hoe werkzaamheden in een multinationale accountantscontrole op de beste manier gecoördineerd kunnen worden. Binnen een multinationaal kantoor moeten de accountants er van uit kunnen gaan dat er overal volgens dezelfde procedures gewerkt wordt. Er moet worden gestreefd naar een homogene internationale organisatie. Als dat bereikt is kan de groepsaccountant gemakkelijk vaststellen dat de accountants van een buitenlandse vestiging ook volgens de bepalingen in de ISA 220 worden aangestuurd. Ze mogen dan tot het controleteam worden gerekend en behoeven niet als andere accountant gedefinieerd worden. Een internationaal kantoor dat dit vastgelegd heeft kan de controle van een groepsjaarrekening dus sneller en goedkoper uitvoeren. Hij hoeft dan niet steeds na te gaan wat de technische bekwaamheden en ethische normen van de andere accountants zijn en of deze voldoen aan de eisen van ISQC 1.

Om tot een multinationale accountantsorganisatie te komen moet de gehele organisatie volgens dezelfde procedures werken. Momenteel is het zo dat accountantskantoren van een

accountantsorganisatie in hun vestigingsland vaak autonomie hebben. Ze mogen zelf

beslissingen nemen die niet altijd zorgen voor een homogeen internationaal beleid waardoor een accountantsorganisatie niet kan garanderen dat overal ter wereld dezelfde kwaliteit geleverd wordt. Door hun autonomie kunnen ze bijvoorbeeld een ander idee hebben over de vaststelling van de materialiteit en de uit te voeren werkzaamheden. Ze hebben vaak het idee dat ze alleen maar moeten uitvoeren en dat de winst van de fee die zij lokaal binnen moeten halen in de zakken verdwijnt van de partner die verantwoordelijk is voor de controle van de

groepsjaarrekening. Het is dus een vereiste dat de nationale kantoren de vastgestelde procedures en werkzaamheden wel uitvoeren. Ze moeten zich bewust zijn dat fouten die in hun jaarrekening niet materieel zijn samen met fouten in de jaarrekening van andere groepsonderdelen wel

materieel kunnen zijn voor de jaarrekening op groepsniveau. Om de nationale kantoren

betrokken te houden is het van belang dat personeel van het kantoor dat de opdracht tot controle heeft aangenomen ook af en toe op locatie komt om het belang van naleving van de

In document ISA 600 (pagina 46-61)