• No results found

Ju *VJ 1853 besloten gouverneur van Sumatra's Westkust, werd in

In document •NHMM BIBLIOTHEEK KITLV (pagina 21-25)

" ^ 4 v a n t d e T n ^ s van anderen, op die eilanden handel te drijven ; ^ ^

0 m

^T* * * "**

J t e ver

P

a

<*ten om, bij

( IG )

2». den gouverneur van Sumatra's Westkust aan te bevelen om de Poggy-eiianden van tijd t o t , zoo mogelijk jaarlijks, door eenen oorlogsbodem te doen bezoeken en, bij die gelegenheid, tevens aan eenen derwaarts te committeren ambtenaar telkens op nieuw op te dragen een onderzoek naar derzelver gesteldheid en den toestand der be-volking;

3». den gouverneur voornoemd mede te deelen, dat zijn voorstel betrekkelijk de aanstelling van eenen Nederlandschen posthouder of van een Indisch hoofd, eerst in aanmerking kon worden gebragt, nadat overtuigend mögt zijn gebleken, dat de eilanders vatbaarheid hebben verkregen onder een hoofd te staan en zij zulks bepaaldelijk verlangen.

b . Palembang. Eene reorganisatie van het binnenlandsch bestuur in de residentie Palembang was op het eind van 1853 nog in overweging, zoodat omtrent de aange-legenheden van dit gewest beter bij een volgend verslag zal kunnen worden gehandeld.

c. Elitong. Van de benoeming van eenen adsistent-resident van Blitong is reeds melding gemaakt onder het hoofd : Grondgebied.

d. afdeeling van Borneo. De verwikkelingen met de Chinezen in de Wester-afde'eling van Borneo deden in het begin van 1853 er toe te besluiten, een gouverne-ments-commissaris derwaarts te zenden (zie boven C. § 3.), aan wien ampele magt werd gegeven tot alle zoodanige maatregelen, als de Gouverneur-Generaal, ter plaatse aan-wezig zijnde, zoude kunnen nemen.

De eindregeling van het bestuur aldaar kon in dat j a a r nog niet plaats vinden.

e. Zuid- en Ooster-af deeling van Borneo. Krachtens verkregene magtiging des Konings (zie het vorig Verslag) werd in het begin van 1853 overgegaan tot de aanstelling van eenen rondreizenden civilen gezaghebber voor de Groote en Kleine Dajak, aan wien wer-den toegevoegd een inlandsen schrijver en verder personeel. Aan de benoeming van eenen posthouder, ondergeschikt aan den gezaghebber, waartoe mede magtiging was verkregen, werd in 1853 nog geen gevolg gegeven.

f. Celebes en onderhoorigheden. Bij gelegenheid dat aan den toenmaligen gouverneur van Celebes en onderhoorigheden eene andere bestemming zou worden aangewezen, werd het denkbeeld in overweging genomen om het civiel en militair beheer over dat gewest in één persoon te vereenigen.

N a overleg met den Raad van Indie en het militair departement, werd zulks wensche-lijk geacht en mitsdien in April 1853 daartoe overgegaan.

g. Moluksche eilanden. N a a r aanleiding van herhaalde vertoogen van den gouverneur der Moluksche eilanden werd in Augustus 1853 bepaald, dat zoowel die ambtenaar in zijn gouvernement, als de resident van Ternate in zijne residentie, dezelfde eerbewijzen zullen genieten als aan hen vroeger werden gegeven vóór de vaststelling van het r e -glement op de militaire eerbewijzen (Staatsblad 1848, n°. 17).

h. Timor. Tot regeling van hetgeen feitelijk reeds sedert het laatst van 1851 plaats vond, werd in January 1853 bepaald, dat aan den militairen kommandant van het fort Larentoeka op het eiland Flores, tevens zal zijn opgedragen het burgerlijk gezag over de

Solor-eilanden tot Timor behoorende.

E. Militair b e h e e r .

I . IANDMA.GT.

§ 1. Kommandement.

Even als in het j a a r 1852 is gedurende 1853 het bevel over het leger in Indie tijdelijk opgedragen gebleven aan den generaal-majoor titulair G. Bakker.

De kommandant van het leger, Z. D . H . Karel Bernard Hertog van Saksen-Weimar-Eisenach, aan wien in 1851 om gezondsheids-redenen een verlof naar Nederland was verleend, is in 1853, op verzoek, bij Koninklijk besluit van 5 October, n°. 5 0 , op de meest eervolle wijze uit de militaire dienst ontslagen, onder bijzondere dankbetuiging voor de langdurige, gewigtige en trouwe diensten door hem aan den lande bewezen.

t 17 )

Ter zijner vervanging is bij 's Konings besluit van dienzelfden dag, n". 51, benoemd en tot luitenant-generaal bevorderd de generaal-majoor titulair jhr. F. V. A. ridder de Stuers..

Ten gevolge van eene in het vorige j a a r aan het opperbestuur ingediend vertoog tot erlanging eener betere graduatie in de rangen van hoogere en lagere bevelhebbers van de verschillende groote en kleine afdeelingen, is in 1853 bepaald, dat de civile en militaire gouverneur op Sumatra's Westkust en de kommandant der 2de militaire afdeeling op Java voortaan zullen zijn generaal-majoor, terwijl de kommandant des legers zal zijn luitenant-generaal, kunnende hij echter in enkele gevallen ook generaal-majoor zijn.

§ 2. Algemeen beheer in lij zonderheden omtrent de onderscheidene takken van militaire dienst.

a. G e n e r a l e s t a f .

Bij den generalen staf hebben in 1853 belangrijke mutatien plaats gehad.

De chef, de generaal-majoor titulair Penning Nieuwland, sedert het begin van 1851 in Nederland met verlof tot herstel van gezondheid, is, na benoemd te zijn tot generaal-majoor effectief, op zijn verzoek, eervol uit Zijner Majesteits dienst ontslagen, bij Koninklijk besluit van 29 December 1852 , n°. 68.

In zijne plaats is tot kolonel en chef van den staf benoemd de luitenant-kolonel sous-chef ü. P. Schimpf, die gedurende het afwezen van genoemden generaal die betrekking had waargenomen, terwijl tot majoor sous-chef werd aangesteld de kapitein der infanterie W. Broehhuijs.

Nog vóór het einde des j aars hebben er echter nieuwe mutatien plaats gehad, door-dat aan den kolonel Schimpf, tot herstel van gezondheid, een tweejarig verlof naar Nederland is moeten worden verleend, zijnde dien ten gevolge, ter zijner vervanging, benoemd tot kolonel en chef van den generalen staf de luitenant-kolonel der genie, adjudant van den Gouverneur-Generaal, E. Steinmetz.

b. G e n i e e n s a p e u r s .

Wegens de uitgebreidheid der gewone genie-werken te Batavia, Samarang en Soerabaija en de daaruit voortvloeiende moeijelijkheid om deze werken door de opzigthebbende officieren en militaire opzigters naar behooren te doen nagaan, i s , ter tegemoetkoming in dezen, aan den officier te Batavia en de militaire opzigters op al die plaatsen eene

fourrage-indemniteit toegestaan van f 20 's maands.

De verdere leiding der voltooijing van den stroomleider in de Solo-rivier, waarmede de militaire genie belast w a s , werd in 1853 aan den waterstaat opgedragen.

Door overlijden, pensioneren, verloven, het bij een ander wapen en in civile dienst overgaan, is er een groot incompleet bij het corps genie-officieren ontstaan, waarin, even als in vroegere j a r e n , voorzien is door het tijdelijk bij het wapen in dienst stellen van officieren der infanterie of administratie.

c. A d m i n i s t r a t i e .

Aan den chef van deze dienst, den hoofdintendant W. C. Filet, is in het laatst van 1853 pensioen verleend wegens volbragten diensttijd.

In de daardoor ontstane vacature is alleen door waarneming voorzien, om reden dat de oudste, op den hoofdintendant volgende officier, met verlof in Nederland w a s , met behoud van aanspraak op bevordering.

d. G e n e e s k u n d i g e d i e n s t .

Het nieuwe reglement op het afnemen van examen voor officieren van gezondheid en apothekers, in het laatst des,vorigen jaars gearresteerd, kwam den lsten Julij 1853 in werking.

Op voorstel van den chef werd opzïgtens die examens nog bepaald , dat de tegen-woordige officieren van gezondheid der 1ste klasse, die, volgens art. 1 7 , het normaal

clJfer van 151 verkregen hebben, gepasseerd zullen worden door jongeren, die, voortaan amen doende, een hooger cijfer verkrijgen, en zoo voor de mindere rangen in de mindere

^fn.' zy'nde het een punt van overweging geworden , om aan de officieren van ge-eid der 1ste klasse, die zich over die bepaling bezwaard achten, de vrijhge-eid te

5

( 18 )

geven, zich op nieuw aan het examen te onderwerpen, volgens de bepalingen van het nieuwe reglement,

In 1853 is aan het Bestuur in Indie magtiging verleend om de formatie van de ge-neeskundige dienst te vermeerderen met e'én dirigerend officier van gezondheid der 2de klasse (majoor) voor de buitenbezittingen, uitgezonderd Sumatra's Westkust, bestemd

voor de inspectie der hospitalen en voor de geneeskundige belangen in het algemeen, en haar te verminderen met ée'n officier van gezondheid der 2de klasse.

Tot dusver was de officier van gezondheid der 1ste klasse dr. P. Bleeker belast met het geven van onderwijs in de genees- en heelkunde aan de inlandsche élèves van de geneeskundige school te Batavia.

De gunstige resultaten hiermede verkregen, en welke hoofdzakelijk aan zijne uitmun-tende wijze van doceren zijn toe te schrijven, deden het wenschelijk zijn om dien officier van gezondheid, ook bij eene bevordering , aan het hoofd dier inrigting te doen verblijven.

Toen dus die bevordering door ontstane vacature in 1853 moest plaats vinden, is de officier van gezondheid der 1ste klasse P. Bleeker bevorderd tot dirigerend officier van gezondheid der 2de klasse , met bepaling, dat zoolang hij in dien rang met het geven van bovenvermeld onderwijs zal belast blijven, de formatie der geneeskundige dienst zal worden overschreden met één dirigerend officier van gezondheid der 2de klasse, doch daarentegen ééne plaats in den rang van officier van gezondheid der 1ste klasse onver-vuld zal blijven.

Behandelde lijders.

Het algemeen cijfer der in het jaar 1853 op Java en Madura behandelde lijders bedraagt 28,173, alzoo 2294 minder dan in 1852 (30,467) en 4081 minder dan in 1851 (32,254).

Over de verschillende garnizoenen verdeelt zich dit cijfer als volgt : 1. Batavia. .

2. Soerabaija 3. Willem I . 4. S a m a r a n g . 5. Djokjokarta 6. Salatiga . 7. Kedong Kebo 8. Soerakarta 9. Gombong . . 10. Tjilatjap . . 11. 23 kleine garnizoenen ,

die elk minder dan 500 lijders hebben opgele-verd

7847 4922 2792 2742 1082 1014 930 874 804 670

27.8 17.4 9.9 9.7 3.8 3.6 3.3 3.1 2.8 2.3

pet. van het geheele getal behandelden,

4496

Te zamen 28,173

Het aantal hiervan herstelde lijders bedraagt 26,077 ; de verhouding dus der herstelden tot de behandelden is als 1 : 1.08 of 920/0.

Deze verhouding staat gelijk met die van 1852, toen er ook 92<V0 herstelden.

Het sterftecijfer bedroeg 791.

De verhouding der overledenen tot de behandelden is alzoo = 1 ; 35,6 of 2,8 0/0. Deze verhouding nu is 0,250/0 gunstiger dan in 1852, toen dezelve 1:32,7 of 3,05 0/0 w a s.

( 19 )

In document •NHMM BIBLIOTHEEK KITLV (pagina 21-25)