• No results found

a - Deze onderneming ging in 1853 geheel te niet

In document •NHMM BIBLIOTHEEK KITLV (pagina 157-173)

( 152 j 4°. Op particuliere landen.

Hieromtrent zijn slechts de volgende opgaven ontvangen:

G E W E S T E N .

Bantam Batavia Buitenzorg Krawang Cheribon Samarang Japara Soerabaija

Te zamen

Uitgestrektheid der landen in bouws van 500 vierk. roeden.

32,000 a 390,947 6 413,336 382,400 384,000 20,824

1,608387/500

7,155400/500

Bevolking.

l,682,271287/500

24,169 292,743 300,812 98,600 58,346 12,393 8,115 32,799

Aangeslagen waarde voor de

verponding.

827,977

1,150,000 9,819,150 9,807,550 2,300,000 1,923,974 1,782,725 70,000 1,653,000

28,506,399

a. Het verschil van Batavia met vroegere opgaven is niet toegelicht.

b. Waaronder 3942 bouws en 6005 zielen van het domein Bloeboer.

Hiervan bezitten:

De inlanders en andere Oosterlingen.

Uitgestrektheid der landen in bouws van 500 vierk. roeden.

l,259,06850/500

887,187150/soo

42,07487/500

3,942

l,632,271287/500

Bevolking.

503,924

259,087

58,961

6,005

827,977

Aangeslagen waarde voor de

verponding.

f 17,902,624

8,662,900

1,940,875

»

f 28,506,399

( 1 5 3 )

5°. Op verhuurde landen in Soerakarta en Djokjokarta.

Omtrent deze zijn over 1853 de volgende opgaven ontvangen :

Soerakarta . . Djokjokarta. .

Uitgestrekt-heid der

landen.

Bouws van 500 vierkante

roeden.

37,66U/i2

14,995l/2

Gemiddelde jaarlijksche opbrengt.

Koffij.

Pikols.

52,497 20

Sniker.

Pikols.

34,620

Indigo.

Amsterd.

. ponden.

4,000 270,108

Cochenille.

Amsterd.

ponden.

1,450

Tabak.

Pikols.

12,500

b. H o u t b o s s c h e n .

De overtuiging van de schadelijkheid eener houtvelling op eisch en van de wenschelijk-hexd om dat stelsel door een ander te vervangen, ten einde tevens ook in de allerwege bij particulieren bestaandegroote behoefte aan hout te kunnen voorzien, hebben in 1853 ten gevolge gehad het vaststellen der onderstaande bepalingen :

1°. dat aankappingen slechts zullen plaats vinden verbonden met evenredige aanplan-tingen, onder het bestuur van gouvernements-ambtenaren;

2o. dat inmiddels zal worden overgegaan tot,aankapping van hout, verbonden met evenredige aanplantingen en gevolgd door openbare veilingen, vooral in de binnenlanden waar zulks plaats vinden kan ; en wel voor rekening van den lande, door middel der dessa-bewoners, onder het toezigt van gouvernements-ambtenaren;

3». dat overeenkomsten kunnen worden aangegaan met particulieren tot aankapping lZrXe,JXlüTenT^tie-h0SSChen' onder zoodanig beding, ten aanzien van evenredige aanplanting, onderhoud van het plantsoen als anderzins, hetwelk waarborg oplevert, dat die overeenkomsten int ~™i •* *.• • , . . !.. CU,,C1JS- "«"«««" s bosschen leiden zullen. ' e xPl w t a t i e ' »l e t tot uitroeiing van diezelfde

In verband hiermede waren van verschillende plaatselijke autoriteiten voorstellen o n t . . v a n g e n , waarop bij het eind van het j a a r nog niet was beschikt, en werd met een particulier onderhandeld over het aangaan eener overeenkomst voor de exploitatie ge-durende tien jaren van 15 vierkante palen houtbosschen , gelegen in het district Linekir.

De voornaamste en thans voor 's lands dienst belangrijkste bosschen worden in de residentien Rembang en Madioen aangetroffen.

De blandongs (verpligte diensten in de bosschen, zie het Verslag van 1849) zijn daar nog i n w e r k i n g , en de afvoer van hout, voor 's lands werken benoodigd, geschiedt langs de bolo-rivier naar de stapelplaats Bedanten, in de residentie Soerabaija.

In de bosschen van Kembang zijn gedurende 1853 aangekapt 15,407 stuks houtwerken, waarvan 658 stuks voor het atelier te Ngareng, ter gezamenlijke waarde van f 241,032, volgens tanefpnjs; in 1852 waren de baten f 190,284, zoodat zij met f 50.748 zijn vooruitgegaan. De uitgaven hebben daarentegen ook f 1644 : C7 meer bedragen dan in 1852, hetgeen moet worden toegeschreven aan vermeerdering van personeel en verhooging van tractementen; terwijl een gedeelte der kosten, gevallen op de verzending van 1852?

onder de uitgaven van 1853 zijn gebrast.

Het personeel in de residentie Kembang werd vermeerderd met twee élèves die zich onder de leiding van den daar aanwezigen adsistent der 1ste klasse, voor de boschwerk-zaamheden moeten bekwamen. Eene algemeene nieuwe regeling van de boschwerkzaam-neden en van het personeel, met het toezigt belast, werd echter wenschelijk beschouwd.

In den loop van dit j a a r is ook uit deze residentie eene belangrijke hoeveelheid

hou't-39

( 1 5 4 )

w e r t e n afgeleverd, ten behoeve van een in Nederland te bouwen stoomschip; en aan de 'firma Browne & C, te Dassoon, is vergunning verleend om in de opengestelde bossclien van de districten Sedan en Pamottan, met eigen middelen en zonder tusschenkomst van het plaatselijk bestuur, de houtwerken aan te kappen, benoodigd tot vervaardiging van het voor Onrust bestemd drijvend droogdok, waarvan onder het hoofd: » Inrichtingen tot de zeemagt betrekkelijk" melding is gemaakt.

I n de residentie Madioen zijn door de blandongs gedurende 1853 gekapt 10,000 stuks balken en dolken.

De aankap geschiedt in d« bossehen van Tjaroeban perceelsgewijze ; in de afdeehng Ngawie wordt meest in de bossehen aan de noordzijde van de Solo-rivier gekapt, omdat aldaar het zware hout groeit en de afvoer de minste bezwaren oplevert.

Ook in het regentschap Demak (residentie Samarang) is een gedeelte der bevolking bij de blandongs ingedeeld en belast met den aankap van houtwerken voor plaatselijke behoefte en voor de waterwerken in de rivier ï o e n t a n g ; de houtwerken ten dienste der geniewerken worden aangekapt door een aannemer geheel buiten bemoeijenis van het Bestuur.

I n de particuliere behoeften der residentie Samarang, en zelfs van Batavia, wordt ge-gedeeltelijk voorzien door eenen aannemer, aan wien eene uitgestrektheid van 16 vier-kante palen boschgrond ter exploitatie op contract is toegestaan, onder gehoudenis van kostelooze levering van een vijfde gedeelte aan het Gouvernement en wederbeplanting van het uitgekapte terrein. Door dien aannemer zijn in 1853 gekapt en vervoerd 17,375 balken en dolken en 600 planken, waarvan 's Gouvernements aandeel is geweest 3475 balken en 120 planken. Het stelsel van aankap bij perceelen wordt door hem gevolgd.

I n de residentien Soerabaija en Bezoekie hebben de voor gouvernements-rekening aldaar gedane houtveilingen goede uitkomsten opgeleverd; aan particulieren werd hierdoor de gelegenheid gegeven om zich, buiten de stapelplaatsen, ook op de te Modjokerto ea Probolingo behouden wordende periodieke veilingen van hout te voorzien.

Ter bevordering van dezen aankap wordt jaarlijks eene som van f 5000 aan den adsistent-resident van Modjokerto verstrekt, om aan de kappers en slepers 4/5 van de tariefwaarde in verschot te kunnen uitbetalen.

I n de residentien J a p a r a , Banjoemaas, Pekalongan en de Preanger regentschappen wordt alleen voor plaatselijke behoefte, ten dienste der dammen , bruggen e n z . , gekapt.

Over het algemeen is men dan ook weder in 1853 bij de aankappingen met spaarzaam-heid te werk gegaan.

Sedert de van gouvernementswege vastgestelde beperkende bepalingen, schijnt de aan-vraag van de fabrikanten aanmerkelijk verminderd te zijn, waaruit zou zijn af te leiden, wat meermalen is beweerd, dat men vroeger vrij roekeloos met het verbruik van djatie-hout aan de fabrieken is te werk gegaan. De djatie-houtwerken voor die ondernemingen wor-den nu door eigen ingehuurd volk en trekvee, na bekomen Heen tien, gekapt en vervoerd:

de betaling van het hout regelt zich naar de voorwaarden bij de contracten bedongen.

Voor het toezigt over dien houtkap wordt mede eene belooning van den aannemer

ge-™ i n Japara heeft in 1853 een vrij belangrijke handel van klein hout plaats gevonden, meerendeels uit den afval van gekapte balken of van vroeger gevelde, doch niet

wegge-sleepte houtwerken. ..

De aanplant van jonge djatie-boomen , en wel van zoodanige soorten als bekend zijn voor hare deugdzaamheid, wordt steeds bevolen.

De voorschriften om langs wegen, bij bruggen, wachten en pakhuizen, zonder b e -nadeeling van andere belangen, deugdzame houtwerken aan te planten, worden in die residentien, waar het doelmatige van deze wijze van planten blijkt, nageleefd; de Kegering heeft het raadzaam geoordeeld, de al of niet opvolging dier voorschriften aan het beleid der hoofden van het gewestelijk bestuur over te laten.

I n de residentien J a p a r a , Samarang, Tagal, Pekalongan, Kedirie, Kadoe, Bagelen en Banjoemaas, en i n d e afdeelingen Patjitan en K r a w a n g , zijn meer of min belangrijke aan-plantingen gedaan, voor welke verwezen wordt naar den ondervolgenden s t a a t :

( 155 ) Getal der hout- bosschen.

72

Uitgestrektheid in vierkante palen.

Bevattende

Getal jonge boomen in 1853 aan-geplant.

De staat van den veestapel was gedurende dit jaar niet ongunstig.

Na aftrek van verminderingen door slagting, sterfte en uitvoer, welke laatste echter onbeduidend is, bedroeg de veestapel op geheel Java (met uitzondering van Batavia, Soera-karta en DjokjoSoera-karta) op ultimo December 1853:

1,516,690 stuks buffels, 555,244 » rundvee, en 877,714 » paarden ; dat is:

21,045 stuks buffels, 6,178 » rundvee, en 5,393 » paarden meer dan óp ultimo December 1852.

Hoeveel de invoer van buiten Java bedroeg wordt niet opgegeven ; alleen wordt

ver-( 156 )

meld dat te Soerabaija 1007 paarden van Sandelhout-eiland (Soemba), Macassar, Bima en Sumbawa werden ingevoerd; dat van diezelfde streken invoer van paarden te Sama-rang plaats had, en dat te Soerabaija en SamaSama-rang mede van Balie rundvee werd aan-gebragt.

' Geslagt werden :

88,115 stuks buffels, «n 48,632 » . rundvee;

de sterfte bedroeg:

49,171 stuks buffels, 15,311 » rundvee, en 22,390 « paarden.

Ziekten van epizootisehen aard heerscbten slechts in enkele streken, met name in de afdeelingen Japara, Toeban, Bodjonegoro, Grissee en in het district Tjaroeban (residentie 'Madioen), doch waren in het algemeen niet hevig of van korten duur. De droes echter woedde in 1853 vrij sterk, zoo men meent ten gevolge van de langdurige droogte, waar-door op vele plaatsen gebrek aan goed drinkwater ontstond.

In de Preanger regentschappen werd door het plaatselijk bestuur en door daar ge-vestigde Europeanen eene proef genomen om door het aanleggen van paarden- en runder-markten en het houden van wedrennen op Europesche wijze, iets in het belang der vee-fokkerijen te verrigten. De uitslag Van deze proeve heeft echter, wat het eerste punt aangaat, niet aan de verwachting beantwoord. Op de markt van den 31sten October en lsten November werden slechts gebragt 118 paarden, 136 buffels en 8 koeijen, waarvan werden verkocht 21 paarden en 38 buffels, terwijl voor de koeijen geen enkele kooper werd gevonden. De wedrennen daarentegen hadden eene menigte bezoekers en men zaf daar een groot aantal paarden, waaronder vele van schoonen bouw.

Ook enkele meer algemeene beschikkingen werden in dit jaar ten aanzien van het vee, gedeeltelijk bij uitbreiding van vroegere, door het Indisch Bestuur genomen.

Alvorens die mede te deelen, zal het dus welligt niet onbelangrijk zijn , tot een overzigt van hetgeen sedert 1816 door dat Bestuur niet alleen, maar ook door het opperbestuur hier te lande tot verbetering van het ras en tot vermeerdering der trek- en lastdieren is 'gedaan, de volgende bijzonderheden, getrokken uit eene, reeds eenige jaren geleden, in Indie vervaardigde nota, hier in te lasschen. De aangewende pogingen betroffen de vier volgende hoofdpunten, als :

1°. Verbetering van het paardenras. Tot dat einde zijn in der tijd stoeterijen aange-legd van uitgezochte paarden, ontboden van de verschillende eilanden in den Indischen Archipel en ook uit Europa. Later zijn van gouvernementswege keurhengsten in de verschillende residentien gestationeerd, en werd de bevolking in de gelegenheid gesteld, hare merrien door die hengsten te laten dekken. Beide deze maatregelen hebben echter weinig aan het doel beantwoord en zijn dien ten gevolge opgegeven.

Met hetzelfde doel, en welligt niet zonder goed gevolg, zijn bepalingen gemaakt nopens de hoedanigheid van de paarden , die gebruikt mogen worden voor het vervoeren van goe-deren tusschen Batavia en Buitenzorg.

Nog is in behandeling geweest een meeromvattend voorstel, om namelijk de volgende bepalingen tot stuiting der verdere verbastering van het paardenras uit te vaardigen :

het doen bezigen van merriepaarden en ruinen voor de posterijen, in stede van daartoe uitsluitend hengsten te gebruiken ;

het verbieden der verstrekking van postpaarden voor te zware rijtuigen;

het verbod om voor transporten gebruik te maken van paarden beneden de vier jaren;

van merrien in eenen blijkbaar zwangeren staat ; van gedrukte of kreupele paarden ; van draagzadels van geene behoorlijke constructie ;

voorts de bepaling, dat de paarden met geen hooger gewigt dan 200 Amsterdamsche ponden zouden mogen worden beladen ;

( 157 )

en eindelijk eene jaarlijksche keur van alle hengsten en het snijden van alle die te kleh of gebrekkig werden bevonden.

Hieraan is echter geen gevolg gegeven, omdat men van meening w a s , dat de resul-taten van deze maatregelen niet zouden opwegen .tegen de moeijelijkheden aan de invoe-ring verbonden.

2°. Vermeerdering van de buffels en hoebeesten. Ten einde de vermindering der buffels en koebeesten tegen te gaan en de vermeerdering van die dieren te bevorderen, werden in 1828 koeijen van plaatsen buiten Java overgevoerd en werden vroeger en later ver-bodsbepalingen uitgevaardigd tegen het slagten van wijfjesbuffels en van koeijen, die nog voor de voortteling bekwaam zijn, alsmede van wijfjeskalveren en voorts van witte buffels, hetzij mannetjes of wijfjes, die nog tot den arbeid gebruikt kunnen^ worden, en teo-en bet uitvoeren van buffels en koeijen uit de Preanger regentschappen.

3« Invoer van kameelen. In het jaar 1841 zijn, op last van het opperbestuur, te ïenériffe aangekocht en naar Java verzonden 40 kameelen, ten einde eene proef te nemen, of die dieren "op Java konden worden gebezigd voor het transportwezen, en of zij aldaar konden aarden. ., _ . . . . . ,

De genomen proeven doen zien, dat die dieren voor het gebruik op Java niet bijzonder geschikt waren, aangezien zij op lange afstanden slechts betrekkelijk geringe _ lasten kon-den vervoeren, terwijl zij.niet konkon-den workon-den gebezigd wanneer de weg glibberig was, zoodat van hen in den regentijd weinig of geen nut kon worden getrokken.

Bovendien schijnt het dat zij op Java niet kunnen aarden, daar van de aangebragte kameelen in een tijdsverloop van 3 jaren slechts één is in leven gebleven. ^

De groote kosten, welke aan den overvoer, het onderhoud enz. verbonden zijn geweest, hebben eene nadere proefneming niet wenschelijk doen toeschijnen.

4„. Invoer van ezels. Hiervan zijn van het j a a r 1843 tot 1845 801 stuks naar Java, verscheept.

De uitslag van de genomene proeven nopens hun vermogen om lasten te vervoeren is niet dunstig geweest. Het scheen te blijken, dat de ezel op J a v a , om eenen tamelijk verren afstand af te leggen, slechts met zeer weinig (volgens opgave met l/4pikol) beladen kon worden, en dat hem de hitte spoedig afmat. 4 , . ^

Ook omtrent de voortteling van dit dier op Java is meerendeel ongustig gerapporteerd.

Daarenboven is de sterfte buitengewoon groot geweest, als in een tijdvak van circa twee jaren p. m. 600 van de 801.

Dit gaf aanleiding dat het Indisch Bestuur in Augustus 1845 verzocht met de uitzen-ding van ezels niet voort te gaan.

De nota waaruit het bovenstaande is ontleend, is destijds gezonden aan de gewestelijke besturen op J a v a , met verzoek om, na deskundigen te hebben geraadpleegd, te dienen van consideratien en advies op de vraag, welke maatregelen nog kunnen worden aange-wend om het getal goede trek- en lastdieren op Java te vermeerderen.

Als een gevolg dezer aanschrijving is eene groote menigte voorstellen ontvangen, welke echter zóó uiteenloopend waren, dat zij aanvankelijk tot, geen bepaald resultaat hebben geleid.

Dat intusschen de veestapel op Java in het algemeen en met slechts, zoo als boven reeds is gebleken, over één of meer jaren toeneemt, mag, ook al verdienen de ontvangene opgaven voor elk jaar in het bijzonder geen onbepaald vertrouwen toch veilig worden Opgemaakt uit het volgende overzigt, loopende over de jaren 1837—1853, en betreffende, als vroeger, geheel J a v a , met uitzondering van de residentien Batavia, Soerakarta en Djokjokarta.

to

( 158 )

Of echter de vermeerdering, ook al mögt zij zoo groot zijn, gelijken tred heeft gehouden met de steeds aangroeiende behoefte, zou met grond kunnen worden betwijfeld, en de aanwending van afdoende krachtige pogingen blijft dus voorzeker wenschelijk. Tegenover dien wensen stond evenwel bij de jongste overwegingen omtrent dit onderwerp, even als vroeger, de op ondervinding gegronde vrees, dat ze niet aan de verwachting zouden beantwoorden zoolang de inlandsche bevolking blijft op haren tegenwoordigen trap van ontwikkeling en zoolang de middelen om de door het Gouvernement in 't belang der zaak te geven voorschriften algemeen te doen naleven, zoo beperkt blijven als uit den aard der zaak het geval is. Voor alsnog meende het Indisch Bestuur daarom zich te moeten bepalen tot eenige beschikkingen van huishoudelijken aard.

Het verbod op den uitvoer van buffels en koebeesten uit de Preanger regentschappen scheen m a gemeenen zin meer kwaad dan goed hebben gedaan en werd daarom bij art. 1 van het besluit van 17 September 1853, n°. 7 (Staatsblad n°. 72), opgeheven maar daarentegen werd bij art. 2 van datzelfde besluit den hoofden van gewestelük

bestuur aanbevolen: ° J

a. om ten strengste te handhaven de bij de Staatsbladen van 1828 n° 6 en 1836 n° 43 daargestelde bepalingen tegen het slagten van wijfjesbuffels en koeijen.' welke nog voor

de voorttelmg geschikt zijn, alsmede van wijfjeskalveren en van witte buffels, hetzii mannetjes of wijfjes, welke nog tot den arbeid gebruikt kunnen worden ;

£

rebruir

g

emaIk

e

t

1

-

m0SeliJk

^ ^

a a n b e v e l i n g t e g e D t e

S

aan

>

d a t v o o r

transporten worde

van paarden beneden de vier jaren ; .

( 159 )

van merrien in blijkbaar bezetten s t a a t , of zogende merrien;

van zieke en gedrukte paarden, of de zoodanige welke kreupel ioopen •

van draagzadels, welke niet van behoorlijke constructie zijn, en voorts'toe t e z i e n . d a t de paarden met geen liooger gewigt dan 200 Amsterdamsche ponden worden

beladen-van zieke of vermagerde koebeesten en buffels ; ' b e l d e ndz y nb U f f e l °P S t e e n a c h t i g e n g r o n d' w a a r t o e biJ* voorkeur paarden en ossen te

§ 2. Buiteiibezittingeii.

Omtrent landbouw, houtbosschen en veeteelt in de bezittingen buiten Java en Madura

zijn de volgende opgaven ontvangen. «wuura

1 ° . GOUVERNEMENT VAN SUMATRA'S WESTKUST.

Rijst. Hoewel de padie meestal geplant wordt op velden die niet geregeld van water 7™7Z°lun ViTieV hef d e °0 g S t i n 1 8 5 3 t 0 C h d e VriJ a^ ^ n l i j k e hoeveelheid van 4,d42,bll pikols opleverd.

De Sumatrasche rijst is zoo als reeds vroeger werd medegedeeld, niet duurzaam en daarom xn den handel weinig gewüd; men gaat echter voort met de invoering van eene betere soort en verwachtte daarvan goede uitkomsten. voermg van eene

Tweede gewassen, Het planten van tweede gewassen is hier niet gebruikehjk.

Koffij. De ondervinding heeft geleerd, dat kleine tuinen, in de nabijheid van de Z I T , Z ? V 0 f g r 0 0 t e a a nPl a n t i nSe» °P boschgr0nden, naar inlandsche wijze aangelegd, betere uitkomsten opleveren dan g r o ot e g e r e i l d e tuinen

Zoo het schijnt heeft de Maleijer in dezen een afkeer van alle regelmaat, die hij als eene kwellxng beschouwt. Liever plant hij hier en daar op plekken, die hij z e,f „ t k Ï s t en

op eigen manier bewerkt. J " " « e s t en

De pagger-kofnj (op Sumatra, Uppie dapoer), wordt over het geheel goed onderhouden

en geoogst, alhoewel daarover geene contrôle bestaat. onaernouüen Gedurende het jaar 1853 werden geplant :

1,229,888 koffijboomen in geregelde tuinen;

4,333,923 „ „ bosschen ; W O G * „ „ k a m p o n g s . Dit geschiedde zonder bijzondere aansporing.

Onder ultimo December waren aanwezig 52,410,282 boomen.

Van 1848 tot 1853 steeg de productie van 56,246 tot 119,420 pikols

Cassia. Van deze kaneelsoort zijn in 1853 uitgevoerd 6470 pikols waarvan de nrlic nagenoeg f 10 à f 12 per pikol bedraagt. ' ™a r v a n d e PnJs

Peper. De pepercultuur vermindert steeds en is volgens de meening van het geweste-bes uur met voor opbeuring vatbaar, omdat de Sumatraan er niet mede i n g e n o ^ T Ï . Voortaan zal deze teelt aan den vrijen wil der bevolking worden overgelaten

Notenmuscaat. Priaman en Padang leveren eenige notenboomen op. Het product daar-i n v l o c h t g e Z e g m e t d e f 0 d i e t e g e n * * * ^ D 0 0 t " » d e * » * * * » «• ™

-I n de opgaven van het vorige j a a r werd eene opbrengst van 1000 noten berekend aan

de mgenaren een voordeel van f 3 's jaars op te leveren? ^ GamUer. Va n de gambler wordt veel werk gemaakt in de afdeeling

lama-poeloeh-( 1 6 0 )

kotta. I n het jaar 1853 zijn circa 5000 pikols gambier in den handel omgezet, die op de plaats van productie eene waarde hebben van f 10 tot f 11 den pikol.

Djatie-hout. Men tracht met goed gevolg den djatie-boom op Sumatra over te brengen.

De aangelegde stapelplaats ter voorziening in de behoefte van hout voor civile en mili-taire gebouwen heeft aan de verwachting beantwoord.

I n 1853 is te Pandang Pandjang een sleepweg gemaakt die insgelijks zeer voldoet.

Veeteelt. Blijkens eene telling in 1852 gedaan zoude de veestapel bestaan uit:

paarden 18,137 stuks, buffels 154,900 » runderen 84,958 » geiten 21,520 » varkens 9,832 »

Op de nauwkeurigheid van deze cijfers is weinig te vertrouwen, doch de rijkdom in vee kan vrij hoog worden geschat, en het vermoeden bestaat dat de vermeerdering aan-merkelijk is. . .

In het belang der transporten staat de paardenfokkerij meer bijzonder onder toezigt van het Bestuur. Aan de leden der bevolking , die de vermeerdering van het paardenras behartigd hebben, worden geldpremien uitgereikt. Deze maatregel heeft gunstig gewerkt.

De in- of uitvoer van vee is niet belangrijk.

2°. BENKOELEN*.

Bijst. De rijstcultuur is in dit jaar goed uitgevallen; de marktprijs was van f 5 tot f 6 per pikol. . . . • * • t. -i

Men plant de rijst op drooge velden of moerasgronden. Sawa s zijn met m gebruik

Men plant de rijst op drooge velden of moerasgronden. Sawa s zijn met m gebruik

In document •NHMM BIBLIOTHEEK KITLV (pagina 157-173)