• No results found

Inzicht in de vraag

In document Opdrachtgever- en onder- nemerschap (pagina 32-35)

2. Nadelen voor aanbieders voor dit scenario zijn:

2.1 Inzicht in de vraag

2.1.1 Indeling van cliënten in subgroepen

Een belangrijke eerste stap bij het maken van beleidskeuzes is het beantwoorden van de vraag ‘waar hebben we het nu eigenlijk over?’. Dit inzicht is voor opdrachtgeverschap noodzakelijk omdat inzicht in de vraag mede bepalend is voor de omvang van de ondersteuning, de kosten en de wijze van organiseren van het opdrachtgeverschap. Per groep of combinatie van groepen kan de gemeente haar opdrachtgeverschap inrichten. Relevante vragen hierbij zijn:

1. Om hoeveel cliënten gaat het?

2. Welke behoefte hebben zij?

3. Is er een verdere ordening aan te brengen aan de hand van kenmerken van cliënten?

Het ‘afpellen’ van de vraag zorgt er voor dat de inhoud en omvang van de transitie inzichtelijk wordt.

Dan zal in sommige gemeenten blijken dat een bepaalde subgroep van cliënten slechts enkele individuen betreft. Zeker wanneer een gemeente te maken heeft met een groot aantal cliënten, vereenvoudigt dit de wijze van opdrachtgeverschap.

Een handige manier om de vraag inzichtelijk te maken is het segmenteren van de totale populatie van huidige cliënten en per subgroep van cliënten de vragen te beantwoorden ten aanzien van behoefte en specifieke kenmerken zoals hiervoor is beschreven. Een goede bron hiervoor is de eerder door Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)9 geformuleerde indeling van de populatie. Naarmate het aantal cliënten en de spreiding in de hulpbehoefte groter is, zal een gemeente al snel subgroepen maken om zo het inzicht verder te verdiepen. Figuur 9 toont het raamwerk gebaseerd op de CIZ-indeling, dat handig te gebruiken is voor het creëren van het inzicht in de vraag.

9 CIZ, Wie is de cliënt?, 2011, zie www.ciz.nl.

1

Het resultaat van deze exercitie is dat er per subgroep een goed beeld is van de behoefte, de huidige situatie, de ontwikkeling naar de toekomst toe en een inschatting van de huidige kosten per groep. Daarmee vormt deze informatie een goede basis voor het maken van beleidsafwegingen. De spreiding van het aantal cliënten per groep kan enorm groot zijn, zoals eerder is genoemd.

Met een goede vraaganalyse maakt de gemeente voor zichzelf inzichtelijk voor wie er straks (mogelijk) ondersteuning moet zijn, wat in de huidige situatie de behoefte is en welke voorziening daar op dit moment invulling aan geeft. Vervolgens biedt dit aanknopingspunten voor beleidskeuzes aan de vraagzijde (wie geeft de gemeente straks ondersteuning) en aanbodzijde (waar moet de gemeente straks iets voor hebben georganiseerd). Per (combinatie van) subgroep(en) bepaalt de gemeente haar keuzes voor het opdrachtgeverschap. Zodra de gemeente daar beleidsmatig veranderingen in gaat aanbrengen, biedt deze analyse inzicht in voor wie deze veranderingen gaan gelden en wat het voor deze groepen betekent. Tot slot geeft de analyse goed inzicht in de omvang van de benodigde ondersteuning, zowel in activiteiten als in mogelijk financiële zin. Dit geeft een beeld van de omvang van de ‘opdracht’ waarover de gemeente afspraken maakt met aanbieders.

Figuur 9: Indeling in cliëntgroepen voor het creëren van inzicht in de vraag

Goede informatiebronnen voor het beantwoorden van de vragen in deze stap zijn:

1. Informatie van CIZ over de indicatiestellingen van huidige cliënten;

2. Informatie van BJZ over de indicatiestellingen van kinderen/jeugdigen met een psychische en/of lichamelijke beperking;

3. Informatie van het CAK over het aantal unieke cliënten, de huidige aanbieders, de plaats van zorgafname en omvang;

4. Informatie van het zorgkantoor over zorgafspraken huidige cliënten;

5. Bureaus Jeugdzorg hebben informatie over de specifieke populatie per gemeente, inclusief een analyse van de cliënten die nu door middel van een indicatie van Bureau Jeugdzorg aanspraak maken op de functie Begeleiding (individueel en of groep) en/of kortdurend verblijf;

6. Gemeentelijke statistieken over demografische ontwikkelingen en informatie van CBS, SCP, cliëntenorga-nisaties of koepelorgacliëntenorga-nisaties over ontwikkelingen op het vlak van zorgbehoefte en zorggebruik.

2.1.2 Beknopte toelichting op de doelgroep van begeleiding

Een belangrijk kenmerk van de totale doelgroep die overgaat naar de Wmo is kwetsbaarheid. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) omschrijft kwetsbaren mensen ‘als mensen met onvoldoende hulpbronnen om op eigen kracht moeilijkheden en tegenslagen te overwinnen en om hun leven vorm te geven op de manier die zij wensen’. Men kan vijf dimensies van kwetsbaarheid onderscheiden: een fysieke, een psychische, een sociale, een financiële en een belevingsdimensie. Niet alle mensen die kwetsbaar zijn, zijn dat in gelijke mate. Voor de doelgroep van de decentralisatie geldt dat zij hoog scoren op alle vijf dimensies van kwetsbaarheid. Het perspectief op participatie kan voor kwetsbare mensen niet op voorhand vastgesteld worden. Dit hangt af van de beperking van de cliënt en zijn persoonlijke omgeving.

Gemeenten kunnen een hulpmiddel inzetten waarmee zij samen met de cliënt het participatiedoel of de mate van zelfredzaamheid kunnen vaststellen. Deze instrumenten kunnen ook ingezet worden voor groepen cliënten wanneer op basis van een bestandsanalyse het participatiedoel of de mate van zelfred-zaamheid van een groep cliënten wordt vastgesteld. We noemen er drie: de participatieladder, het participa-tiewiel en de zelfredzaamheidmatrix. De participatieladder legt de nadruk op betaald werk als participatie-doel en is een goed instrument voor cliënten met een perspectief op de arbeidsmarkt. De participatieladder is verdeeld in zes treden: van sociaal geïsoleerd tot werkend zonder uitkering. Door voor en na de inzet van een voorziening te meten wordt zichtbaar of de mate van participatie verhoogd is. Het participatiewiel richt zich op meerdere participatiedoelen en het wiel maakt het aanbod aan voorzieningen inzichtelijk. Cliënten kunnen, samen met hun begeleider, een pakket op maat samenstellen uit het aanbod van de verschillende

‘partjes’ van het wiel .

De zelfredzaamheidmatrix is een instrument waarmee een gebruiker de zelfredzaamheid van een cliënt (of groepen cliënten) kan bepalen en de situatie vaststelt aan de hand van het inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheid en fysieke gezondheid. De zelfredzaamheid bestaat uit verschillende situaties van een cliënt: acute problematiek, niet zelfredzaam, beperkt zelfredzaam, voldoen-de zelfredzaam, en volledig zelfredzaam.

Meer informatie:

• Over cliëntgroepen voor begeleiding is te vinden op www.invoeringwmo.nl/sites/ default/

files/110278-02_VWS_Clientgroepen_deel1_05.pdf

• Over participatievormen is terug te vinden in de handreiking participatie van MOVISIE op www.movisie.nl

• Over de participatieladder is te vinden op www.participatieladder.nl

• Over zelfredzaamheidsvormen is te vinden op www.zelfredzaamheidsmatrix.nl

• Een bibliotheek met informatie en praktijkvoorbeelden in kader van begeleiding is te vinden op http://www.invoeringwmo.nl/bibliotheek/verkenning-awbz-begeleiding-amsterdam

In document Opdrachtgever- en onder- nemerschap (pagina 32-35)