• No results found

Invulling van het praktijkleren

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het invullen en organiseren van het praktijkleren.

Aan de orde komen:

- takenkaarten met kritische beroepsactiviteiten - bekwaamheidsniveaus

- het beoogd expertisegebied - de individuele startsituatie - praktijkleerdoelen

- producten waarmee beroepsontwikkeling wordt aangetoond - beoordeling van het praktijkleren.

3.1 Takenkaarten met kritische beroepsactiviteiten

Voor de inrichting van het praktijkprogramma wordt gebruik gemaakt van kritische

beroepsactiviteiten (KBA’s). Ze bieden een handvat bij het in de praktijk verwerven en laten toetsen van competenties, van belang voor het uitoefenen van beroepstaken als

verpleegkundig specialist binnen de acute zorg. Er zijn zeven KBA-kaarten:

Taakgebieden KBA-kaarten acute zorg

1. Klinisch handelen KBA – kaart 1. Klinisch handelen in de Acute zorg 2. Communicatie KBA – kaart 2. Communicatie in de Acute zorg

3. Samenwerking KBA – kaart 3. Samenwerking en coördinatie in de Acute zorg 4. Organisatie KBA – kaart 4. Organisatie en innovatie in de Acute zorg 5. Maatschappelijk handelen KBA – kaart 5. Maatschappelijke handelen in de Acute zorg 6. Kennis en wetenschap KBA – kaart 6. Kennis en wetenschap in de Acute zorg 7. Professionaliteit KBA – kaart 7. Professionaliteit en profilering in de Acute zorg

Totstandkoming van de kaarten

In het landelijk project van MANP opleidingen gericht op het gezamenlijk opleidingsplan voor het praktijkleren is voor het ontwikkelen van de taakgebieden een vertaling gemaakt van het algemeen competentieprofiel van de VS naar centrale beroepsactiviteiten, die men van de VS (in een van de specialismen) verwacht. Daarbij is verbinding gelegd tussen ambities en verwachtingen die aan de VS (in een bepaald specialisme) gesteld worden en de feitelijke beroepsuitoefening, zoals die door geregistreerde verpleegkundig specialisten wordt uitgevoerd Om meer zicht te krijgen op de beroepsuitoefening in de praktijk is een

schriftelijke vragenlijst verstuurd aan afgestudeerde verpleegkundig specialisten die zich als VS acute zorg hebben geregistreerd (gegevensverzameling 2010-2011). De antwoorden van deze groep zijn verwerkt in bijgaande Kritische Beroeps Activiteiten (KBA’s). Verder zijn bij de uitwerking van de kritische beroepsactiviteiten de volgende bronnen kaderstellend

geweest: het Beroepsprofiel van de Verpleegkundig Specialist (VBOC, 2008); Het Algemeen Besluit Verpleegkundig Specialismen (CVS, 2008); De specifieke besluiten van de

Verpleegkundig Specialismen: Preventieve zorg, Acute zorg, Intensieve Zorg en Chronische zorg bij somatische aandoeningen en Geestelijke gezondheidszorg (CVS, 2008). Daarnaast hebben ambities een rol gespeeld die onder andere zijn weergegeven in de Toekomstige

Behoefte (VBOC , 2009) en die tot uitdrukking kwamen in de informatie die deskundigen uit de praktijk hierover hebben aangeleverd.12 De takenkaarten zijn opgenomen in bijlage 3.

3.2 Bekwaamheidsniveaus

Het beoogd niveau waarop competentie-ontwikkeling dient plaats te vinden is het

masterniveau (einde opleiding). In de Dublin descriptoren is het bachelor- en masterniveau geconcretiseerd (afspraken op Europees niveau). De descriptoren zijn: kennis en inzicht, toepassen kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden (zie verder bijlage 4). De descriptoren worden gebruikt bij de afsluitende praktijkbeoordelingen aan het einde van het eerste en tweede opleidingsjaar. Voor het vaststellen van

bekwaamheid in het handelen in de praktijk (hoe is in een bepaalde situatie gehandeld) wordt de indeling gebruikt volgens de Richtlijn ‘Bekwaamverklaringen in de

specialistenopleiding’ 13. De stadia zijn beschreven door Carraccio et al. (2002) en sluiten aan bij het model van Dreyfus & Dreyfus (1980). Vertaald naar de praktijk geven de stadia aan in welke mate de vios supervisie nodig heeft bij uitvoering van een professionele activiteit.

Niveau I Niveau II Niveau III Niveau IV Niveau V

Heeft kennis van Handelt onder strenge wordt niet geacht professionele activiteiten uit te voeren. De vios met een

bekwaamheid op niveau I heeft geen

toestemming om een bepaalde professionele activiteit uit te voeren en heeft om die reden geen supervisie nodig m.b.t. deze activiteit.

De vios heeft voldoende kennis en vaardigheid, al of niet verworven met activiteit (KBA) uit te voeren. Er vios vraagt om supervisie op het moment dat het nodig is; de uitvoeren (Dit wil niet zeggen dat er geen supervisor is. De supervisor draagt de

eindverantwoorde lijkheid, maar kan, op grond van be-kwaamheid van

12 Voor meer achtergrondinformatie zie Deel 1. Landelijk Opleidingsprogramma Verpleegkundig Specialist

13 Lips, J.P. et al (april 2010), Richtlijn bekwaamverklaringen in de specialistenopleiding, Tijdschrift voor Medisch Onderwijs.

3.3 Het beoogd expertisegebied

De kritische beroepsactiviteiten in de zeven KBA-kaarten omvatten álle competenties uit het profiel van de verpleegkundig specialist. Voor wat betreft het taakgebied klinisch handelen, doet zich de vraag voor, wat het expertisegebied is waarvoor de verpleegkundig specialist verantwoordelijkheid kan nemen als (mede)behandelaar. Vanuit een brede basis aan gezondheidsproblemen die binnenschools worden behandeld zoekt de vios verdieping naar patientencategorie(ën) in de praktijk.

Daarmee wordt het expertisegebied ‘gevuld vanuit twee invalshoeken:

1. de specifieke gezondheidsproblemen en verpleegkundige diagnoses samenhangend met de patiëntencategorie waarvoor wordt opgeleid zoals reumatologie, cardiochirurgie, huisartsenzorg, ouderenzorg. Tijdens de opleiding richt de vios zich bij de gekozen patiëntencategorie op een aantal gezondheidsproblemen (medisch/verpleegkundig). In overleg met de praktijkopleider komt de vios tot deze selectie en daarbij tot een duiding van het bekwaamheidsniveau wat bij deze gezondheidsproblemen wordt beoogd (afhankelijk o.a. van praktijkorganisatie en complexiteit). Unique selling point van de verpleegkundig specialist is de combinatie van bekwaamheid in het medisch en verpleegkundig domein. Op verpleegkundig gebied heeft de vios voor start van de opleiding al een behoorlijke bagage opgebouwd. Tijdens de opleiding toont de vios op een bepaald gebied van de verpleegkunde expertise op het masterniveau aan.

2. Een selectie van gezondheidsproblemen vanuit het basisprofiel wat binnenschools wordt aangeboden (zorgdragen voor voldoende brede basis aan gezondheidsproblemen maar wel met relevantie voor de patiëntencategorie(ën) in deze praktijk). Denk bijvoorbeeld aan complicaties en veel voorkomende comorbiditeit (zoals diabetes, COPD,

hypertensie, hartfalen, nierfalen enz).Allemaal gezondheidsproblemen waarmee rekening gehouden moet worden bij diagnostiek en behandeling van de ‘eigen patiëntencategorie’.

Zie bijlage 5 voor basisprofiel klinische vorming).

Bij aanvang van de opleiding is niet altijd in te schatten welke problemen wel en niet passen binnen de beperkte opleidingstijd van twee jaar, bij de start van het eerste jaar volstaan afspraken over een selectie van gezondheidsproblemen voor het eerste opleidingsjaar. Aan het einde van het tweede opleidingsjaar geeft de vios inzicht in het expertisegebied waarmee praktijkvoering (na inschrijving in het register) als verpleegkundig specialist kan worden gestart.

Expertisegebied aan het einde van de opleiding omvat tenminste:

 zes ziektebeelden uit expertisegebied, tenminste op bekwaamheidsniveau IV, mogelijk V

 zes ziektebeelden uit basisprofiel (met relevantie voor expertisegebied zoals boven aangegeven) tenminste op bekwaamheidsniveau III, mogelijk IV

 vier verpleegkundige diagnoses, relevant voor het expertisegebied, op bekwaamheidsniveau V.

3.4 De praktijkleerplaats en startsituatie van de vios

De vios start in de eerste maand van de opleiding met het schetsen van de startsituatie, zowel ten aanzien van de persoonlijke bagage als ten aanzien van de context van de praktijkopleidingsplaats. Zie EPASS formulier ‘beschrijving praktijkleerplaats en startsituatie vios’.

3.5 Praktijkleerdoelen

De vios stelt twee maal een set leerdoelen op die het leren in de praktijk sturen: bij de start van de opleiding en bij het begin van het tweede opleidingsjaar. De leerdoelen concretiseren, structureren en sturen de competentie-ontwikkeling van de vios binnen het beoogde

expertisegebied. Inspiratie voor de leerdoelen zijn de kritische beroepsactiviteiten (KBA), toegepast op het expertisegebied zoals in de praktijk overeengekomen (groeidocument). De vios werkt leerdoelen gedetailleerd uit naar leeractiviteiten, betrokkenen, tijdspad en

producten. Bij ieder leerdoel wordt verwezen naar bijbehorende KBA(‘s) en competenties. De leeractiviteiten worden geconcretiseerd naar specifieke mogelijkheden van de

praktijkleerplaats. Daar waar leeractiviteiten niet voldoende binnen de eigen

praktijkleerplaats aan bod kunnen komen, wordt gezamenlijk bekeken of en waar (binnen of buiten de organisatie) een geëigende leeromgeving bestaat. Praktijkopleider en studiecoach geven feedback op de leerdoelen-in-concept. De leerdoelen zijn definitief na accordering door de studiecoach (uiterlijk november jaar 1 en oktober jaar 2).

Het opstellen van de leerdoelen maakt voor alle betrokkenen bij het praktijkleren inzichtelijk:

- waar het leren op is gericht (resultaten);

- wat het leren vraagt van vios en van betrokkenen (leeractiviteiten);

- op welke manier het behalen van de doelen wordt aangetoond (portfoliobewijzen).

Gaandeweg het praktijkleren kan bijstelling van leerdoelen aangewezen zijn, dit gebeurt altijd in overleg met praktijkopleider en studiecoach. Het praktijkleren wordt vanuit school

voorbereid, gefaciliteerd en gecoacht (binnenschools onderwijs, studiecoach en digitaal portfolio). Zie EPASS ‘leerdoelformulier’.

3.6 Producten waarmee beroepsontwikkeling wordt aangetoond

. De vios toont via bewijzen aan dat zij de verschillende beroepsactiviteiten beheerst (en daarmee de onderliggende competenties). De vios kan de bewijzen voor een deel zelf

inkleuren op een wijze die bij de betreffende beroepscontext past. In de takenkaarten worden een aantal bewijzen verplicht gesteld, De vios heeft deze verplicht gestelde bewijzen

verwerkt in de praktijkleerdoelen. Waar dat relevant is, kunnen voorgestelde bewijzen, in overleg met praktijkopleider en studiecoach, vervangen worden door beter passende

bewijzen. De bewijzen worden beoordeeld aan de hand van criteria die ontleend zijn aan de onderliggende competentiegebieden. De praktijkopleider of andere begeleiders beoordelen de bewijzen door deze te voorzien van narratieve feedback en van scores voor mate van beheersing. Vooral de narratieve feedback draagt bij aan inzicht in sterke punten en ontwikkelpunten, van de praktijkopleiders wordt nadrukkelijk verwacht de narratieve feedback ruim aandacht te geven.

Alleen bewijzen die zijn voorzien zijn van een beoordeling en feedback worden in de beoordeling meegenomen.

Het ‘aantonen in de praktijk’ kan op diverse manieren plaatsvinden. Niet alleen door directe observatie (face tot face of via video-opnames) maar ook door het beschrijven van het handelen waarbij afweging, onderbouwing en reflectie meer inzichtelijk worden. Soms is de beoordeling tegelijkertijd het product/bewijs (bijvoorbeeld wanneer de praktijkopleider na observatie van het afnemen van de anamnese een korte praktijkbeoordeling invult). Soms bestaat het bewijs zowel uit een product als uit een beoordeling (bijvoorbeeld wanneer een casus differentiaal diagnostisch is uitgewerkt met gedegen aandacht voor de argumenten in het afwegingsproces), de casus is als bijlage opgenomen bij het beoordelingsformulier

‘casus’. In de tabel aan het einde van dit hoofdstuk zijn een aantal bewijzen en

beoordelingsformulieren naast elkaar geplaatst. Zie verder de beoordelingsformulieren in EPASS.

3.7 Verplichte portfoliobewijzen

Bij het uitwerken van de praktijkleerdoelen heeft de vios keuze uit producten en

beoordelingen om competentieontwikkeling aan te tonen. Een aantal beoordelingen worden verplicht gesteld.

Eerste praktijkjaar:

- Wekelijks KPB ten aanzien van ziektebeelden uit expertisegebied en basisprofiel zoals hiervoor uiteengezet in par 3.3. KPB kan ook t.a.v. verpleegkundige diagnoses (hiervoor mogen ook andere bewijzen aangeleverd worden). Voor eindbeoordeling tenminste 30 KPB’s in portfolio.

- 2 sixsteps gericht op monotherapie / beperkte complexiteit - 1 casus met reflectie spoedeisende zorg (KBA 1.5)

- Tenminste een maal 360 graden feedback van minimaal vijf deelnemers (vooral geschikt voor communicatie, samenwerking, regievoering, (leidende) rol in werkgroep of

projectgroep (organisatie van) deskundigheidsbevordering, (KBA-kaarten 2, 3 en 4)) Tweede praktijkjaar

- Wekelijks KPB ten aanzien van ziektebeelden uit expertisegebied en basisprofiel zoals hiervoor uiteengezet in Par 3.3. KPB kan ook t.a.v. verpleegkundige diagnoses (hiervoor mogen ook andere bewijzen aangeleverd worden). Voor eindbeoordeling tenminste 30 KPB’s in portfolio.

- 2 sixsteps gericht op medicatie indiceren bij patiënt met comedicatie/comorbiditeit.

- 2 casussen gericht op medicatie indiceren en vervolgen en bijstellen bij comedicatie/comorbiditeit

- 1 casus met reflectie spoedeisende zorg (KBA 1.5) - CAT

- Bewijzen naar keuze over leiderschap en implementatie (verplicht praktijkleerdoel KBA 4.3 en 4.4)

- Ten minste een maal 360 graden feedback van minimaal vijf deelnemers (communicatie, samenwerking, eventueel regievoering, deskundigheidsbevordering, (leidende) rol in werkgroep/projectgroep).

Bewijzen leveren: het handelen in de praktijk (instrumenteel-technische, communicatieve en/of cognitieve activiteiten)

Beoordelingsformulieren in EPASS (feedback en beoordelen van ‘het handelen’)

Consult onder toezicht of video (anamnese, lichamelijk onderzoek, differentiaal diagnostisch redeneren, tot werkdiagnose komen, aanvullend onderzoek indiceren, indicatie stellen voor behandeling, monitoren en evalueren, communicatie tijdens consult)

Beoordelingsformulier KPB (Korte Praktijk Beoordeling). Directe observatie of filmopname (bijlage) van het handelen van de vios. Kan gericht zijn op volledige consultvoering of op een van de onderdelen hiervan.

Casus beschrijven (kunnen diverse aspecten van bovenstaande consultvoering zijn, veel ruimte voor afwegingen en onderbouwing)

Beoordelingsformulier Casus

Casusbeschrijving als bijlage verplicht

Medicatie indiceren

Sixstep: alle stappen in het komen tot behandeladvies beschrijven en onderbouwen.

Medicatiecasus: medicatie indiceren, monitoren en bijstellen: uitgewerkt in casus (stappen tot behandeling inzetten en monitoren/ evalueren/ bijstellen).

Beoordelingsformulier Sixstep Uitgewerkt sixstep als bijlage verplicht

Beoordelingsformulier Casus voor beoordelen indiceren, monitoren en bijstellen

Uitgewerkte casus als bijlage verplicht (sixstep + vervolgen casus)

Medisch-technische verrichtingen bijv. wond hechten.

Het gaat zowel om de indicatiestelling als om de technische verrichting (observatie, dus onder toezicht of met filmopname)

Beoordelingsformulier OSATS (objective structured assessment of technical skills), gericht op beoordeling van indicatiestelling en uitvoering van handeling. Directe observatie of filmopname als bijlage

Protocol herzien KPBN (Korte Praktijk Beoordeling

Niet-patiëntgebonden). Protocol en reflectie op uitgevoerde activiteit als bijlage

Evalueren van werkproces(sen) KPBN

Evaluatieverslag als bijlage Implementeren van verbeteringen patiëntenzorg /

zorgprocessen.

KPBN en 360 graden feedback mogelijk Onderbouwing als bijlage.

Presentatie geven KPBN presentatie als bijlage

Patiëntenbespreking voorbereiden en leiden KPBN en/of 360 graden feedback mogelijk

Schriftelijk reflecteren (formulier gestructureerde reflectie). Wanneer ander reflectiemodel is gebruikt dan worddocument als bijlage toevoegen aan formulier

‘feedback op gestructureerde reflectie’

Feedback op gestructureerde reflectie (PO vindt gestructureerde reflectie in EPASS of als bijlage bij feedbackformulier).

Kritische, systematische beoordeling van een wetenschappelijke publicatie (event meerdere publicaties rond zelfde topic).

Beoordelingsformulier CAT (Critical Appraisal of a Topic). Verslag waarin systematische

beoordeling is uitgewerkt verplicht als bijlage - Presentatie geven over kritische beoordeling van

wetenschappelijke publicatie - Patiëntpresentatie met diepgaande

uitwerking/onderbouwing

Beoordelingsformulier Referaat

Presentatie verplicht als bijlage, eventueel ook uitgewerkte voorbereiding of CAT

Bij patiëntpresentatie voorbereiding als bijlage Communiceren, samenwerken, organiseren,

regievoeren (patiënten, behandelteam, samenwerking in de keten, binnen projectgroep)

360 graden feedback (tenminste vijf deelnemers vereist voor weergave in het digitaal spinnenweb van competentiegebieden in EPASS)

KPBN Projectverslagen, projectplan of andere bewijzen als bijlage.