• No results found

Invloed overige variabelen op dividenduitkering

Hoofdstuk 5: Analyse van de resultaten

5.3 Invloed overige variabelen op dividenduitkering

Allereerst wordt er per subparagraaf de gemiddeldes van de twee categorieën bepaald, deze resultaten zijn opgenomen in bijlage 6. Een toelichting voor de keuze van het gemiddelde als centrummaat is opgenomen in paragraaf 4.5. De gemiddelde Tier 1 ratio eind 2011 wordt geanalyseerd, omdat deze effect kan hebben op de noodzaak die een bank heeft om het dividendbeleid te gebruiken om de kapitaalratio’s te verhogen. Met behulp van Spearman’s correlatiecoëfficiënt wordt in deze paragraaf geanalyseerd in welke mate de variabelen legal system, financiële importantie van een bank en het cultuurkenmerk onzekerheidsvermijding impact hebben op het verband tussen de Tier 1 ratio en dividendratio in 2008 en 2011. Beoordeeld wordt of H0, welke stelt dat de invloed van de verklarende variabele niet leidt tot een verschil in de dividenduitkering, verworpen kan worden.

5.3.1 Legal system

Zoals blijkt uit bijlage 6 is de gemiddelde Tier 1 ratio voor de banken in de common law landen eind 2011 14,08% en voor de banken in de code law landen 14,31%. Deze gemiddeldes liggen redelijk in lijn met elkaar wat ertoe leidt dat het verstorende effect gering is. In 2011 is er voor zowel de common law banken (12 waarnemingen) als de code law banken (117 waarnemingen) correlatie te onderkennen tussen de Tier 1 ratio en de dividendratio. De Spearman’s correlatiecoëfficiënt van de common law groep is -0,566 met een overschrijdingskans van 0,027. Deze overschrijdingskans is lager dan 0,01 waardoor er met 99% zekerheid gesteld kan worden dat er sprake is van een significant verband. De Spearman’s correlatiecoëfficiënt van de code law groep is 0,238 met een overschrijdingskans van 0,04. Omdat ook hier de overschrijdingskans

47

lager is dan 0,01 kan er met 99% zekerheid gesteld worden dat ook hier sprake is van een significant verband. De resultaten van deze toets zijn opgenomen in bijlage 6. De determinatiecoëfficiënt (r²) van de common law banken is 0,154 en van de code law banken 0,029. Bij de common law categorie is sprake van een zwak verband en bij de code law categorie van een zeer zwak verband. Figuur 5.2 illustreert het verschil in het lineaire verband tussen de common law en code law banken.

Common law Code law

Figuur 5.2: Lineair verband common law (links) en code law banken 2011

Verwacht wordt, op basis van hypothese 2, dat banken uit code law (continentaal Europese) landen met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio in 2011 minder dividend uitkeren dan banken uit common law (Angelsaksische) landen met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio. Als de twee grafieken met elkaar vergeleken worden blijkt inderdaad dat banken uit de common law landen bij een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio een hoger percentage dividend uitkeren dan banken uit code law landen. Op basis van de significante correlatiecoëfficiënten van -0,566, 0,238 en de analyse van figuur 5.2 kan H0 van hypothese 2 verworpen worden en de alternatieve hypothese worden aangenomen. Dit houdt in dat banken in code law landen met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio in 2011 een lagere dividenduitkering doen dan banken met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio in common law landen. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is het feit dat bedrijven in Angelsaksische landen meer aanspraak doen op de kapitaalmarkt, wat gemiddeld

48

genomen leidt tot een hogere dividenduitkering (Avazian, 2006). Een tweede verklaring voor deze resultaten is dat de banken in common law landen een hogere mate van investeerdersbescherming kennen, wat ook leidt tot een hogere dividenduitkering (Bea et al., 2009; Shao et al., 2010).

Tot slot is het opmerkelijk dat banken uit common law landen, met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio, op basis van deze resultaten, een hogere dividenduitkering doen dan banken uit common law landen met een hoog percentage Tier 1 kapitaal. Reden hiervoor kan de beperkte hoeveelheid waarnemingen van de common law categorie zijn. Deze beperking wordt nader toegelicht in paragraaf 6.3.

5.3.2 Financiële importantie

De gemiddelde Tier 1 ratio voor de systeembanken is eind 2011 11,87% en voor de niet-systeembanken 15,98%. Dit verschil heeft een verstorend effect op de mogelijke correlatie tussen de Tier 1 ratio en de dividendratio en wordt in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. Bij de categorie niet-systeembanken is er op basis van 79 waarnemingen in 2011 sprake van significante correlatie tussen de Tier 1 ratio en dividendratio. De correlatiecoëfficiënt is 0,234 met een overschrijdingskans van 0,019. De overschrijdingskans is lager dan de significantiewaarde 0,05, waardoor er met 95% zekerheid kan worden aangenomen dat de Tier 1 ratio het dividendbeleid beïnvloed bij de niet-systeembanken. De determinatiecoëfficiënt (r²) is 0,024, wat inhoudt dat er sprake is van een zeer zwak verband. Op basis van 53 waarnemingen is er geen sprake van significante correlatie tussen de Tier 1 ratio en de dividendratio bij de systeembanken. De overschrijdingskans van 0,104 is namelijk hoger dan de significantiewaarde 0,05. Door het ontbreken van deze significante correlatie kan H0 van de derde hypothese niet verworpen worden. Wel is figuur 5.3 opgenomen om een indicatie te geven van de beantwoording van hypothese drie.

49

Niet-systeembank Systeembank

Figuur 5.3: Lineair verband niet-systeembanken en systeembanken 2011

Op basis van hypothese 3 is de verwachting dat niet-systeembanken met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio in 2011 minder dividend uitkeren dan systeembanken met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio. Uit de bovenstaande grafieken blijkt inderdaad dat niet-systeembanken een lager dividend uitkeren dan systeembanken, als de Tier 1 ratio lager is dan het gemiddelde. De resultaten lijken in lijn te liggen met de hypothese en zouden onder andere de resultaten uit onderzoeken van Redding (1997) en Avazian et al. (2006) bevestigen. Zoals eerder vermeld is er geen sprake van significante correlatie tussen de Tier 1 ratio en de dividendratio bij de systeembanken, waardoor H0 niet verworpen kan worden.

5.3.3 Cultuurkenmerk onzekerheidsvermijding

De gemiddelde Tier 1 ratio voor de banken in landen met een lage mate van onzekerheidsvermijding is eind 2011 14,69% en voor banken in landen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding 13,99%. Dit verschil heeft een verstorend effect op de mogelijke correlatie tussen de Tier 1 ratio en de dividendratio en wordt in paragraaf 6.3 nader toegelicht. Het verband tussen de Tier 1 ratio en de dividendratio is voor banken met een hoge mate van onzekerheidsvermijding statistisch significant. De correlatiecoëfficiënt, op basis van 67 waarnemingen, is 0,286 met een overschrijdingskans van 0,009. Deze overschrijdingskans is lager dan de significantiewaarde 0,01 waardoor er met 99% zekerheid gesteld kan worden dat de Tier 1 ratio invloed heeft op de dividenduitkering. De determinatiecoëfficiënt (r2) is 0,046, wat

50

betekent dat 4,6% van het dividendbeleid verklaard wordt door de Tier 1 ratio. Dit is een zeer zwak verband. Er is bij de banken met een lage mate van onzekerheidsvermijding geen significant verband tussen de Tier 1 ratio en dividenduitkering in 2011 te onderkennen. Op basis van 65 waarnemingen is de overschrijdingskans 0,121 hoger dan de significantiewaarde van 0,05. Door het ontbreken van deze correlatie kan H0 van hypothese 4 niet verworpen worden.

Op basis van hypothese 4 werd verwacht dat banken met een hoge mate van onzekerheidsvermijding en een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio in 2011 minder dividend zouden uitkeren dan banken met een lage mate van onzekerheidsvermijding. De resultaten geven een indicatie dat de hypothese juist is. Figuur 5.4 toont aan dat banken met een hoge mate van onzekerheidsvermijding en met een lager dan gemiddelde Tier 1 ratio een lagere dividenduitkering doen dan banken met een lage mate van onzekerheidsvermijding. De resultaten liggen in lijn met de onderzoeksresultaten van Bae et al. (2009) en Khambata and Liu (2005).

Lage mate van onzekerheidsvermijding Hoge mate van onzekerheidsvermijding