• No results found

Hoofdstuk 3: De Basel akkoorden

3.4 Basel III

Hoofdrolspelers bij de start van de financiële crisis in 2007 waren de banken. De verhouding tussen het aangehouden eigen vermogen en het vreemde vermogen was op dit moment zo laag (grote mate van ‘leverage’) dat de solvabiliteit tekort schoot (BIS, 2011). Dit gecombineerd met onvoldoende liquiditeiten leidde tot enorme solvabiliteits- en liquiditeitsproblemen. Waar Basel II had moeten zorgen voor een toereikend vermogen en voldoende liquiditeiten om dergelijke stressscenario’s te kunnen weerstaan, bleek helaas het tegendeel. Het vertrouwen in de financiële sector verdween als sneeuw voor de zon waardoor de problemen snel werden overgeheveld naar de rest van het financiële systeem, met enorme krediet- en liquiditeitsproblematiek als gevolg (BIS, 2011). Met de wijsheid van nu kan worden gesteld dat het Basel II akkoord verre van toereikend is om dergelijke extreme stressscenario’s op een adequate manier te managen. Hetgeen leidde tot actie door de BIS en de aankondiging van een nieuw Basel akkoord in 2009, met een (voorlopige) eindversie in juni 2011. De versie van juni 2011 wordt in deze paragraaf nader toegelicht. Het hoofddoel van het Basel III akkoord is om het vermogen om financiële en economische stresssituaties te verbeteren om het risico dat wordt overgedragen naar de ‘echte’ economie te verlagen. Het akkoord moet zorgen voor een sterk en veerkrachtig bancair systeem dat als fundament voor duurzame economische groei fungeert (BIS, 2011).

3.4.1 Pijler 1: Minimale kapitaalvereisten

De drie pijlers van het Basel II akkoord zijn in het Basel III akkoord in stand gehouden. De formule voor de berekening van de minimale kapitaaleis is hetzelfde gebleven. De drie componenten (zie formule) voor de berekening zijn veranderd waardoor de minimale kapitaaleis sterk verzwaard is. De drie componenten zullen hieronder kort worden toegelicht.

Kapitaalratio = aanwezig kapitaal/totaal risicogewogen activa

Ten eerste is het percentage kapitaal dat aangehouden dient te worden verhoogd. Banken dienen onder Basel III een minimaal CET 1 van 4,5% aan te houden. Verder dient er 1,5 % aanvullend Tier 1 kapitaal aangehouden te worden en 2% Tier 2 kapitaal.

30

Nieuw in het Basel III akkoord zijn additionele buffers die aan banken opgelegd (kunnen) worden. Ten eerste is er de instandhoudingbuffer (conservation buffer), met als doel om een kapitaalbuffer op te bouwen buiten tijden van stress om toekomstige verliezen te absorberen als dit nodig is. Deze buffer betreft een eis van 2,5% CET 1 kapitaal. Samen met de minimale CET 1 eis leidt dit tot een eis van 7%. Als een bank niet in staat is dit percentage CET 1 kapitaal aan te houden, worden er restricties met betrekking tot het uitkeren van kapitaal opgelegd.

Voorbeelden van uitkeringen van kapitaal die genoemd worden zijn dividendbetalingen, de inkoop van eigen aandelen en andere vormen van het uitkeren van kapitaal die het CET 1 kapitaal verlagen. Expliciet wordt vermeld dat de restricties enkel betrekking hebben op het uitkeren van kapitaal en niet op de operationele activiteiten van de bank (BIS, 2011).

Ten tweede kan de toezichthouder in tijd van (te snelle) kredietgroei, wat leidt tot de opbouw van een systeemwijd risico, een extra eis van maximaal 2,5% CET 1 opleggen. Dit wordt de anticyclische buffer genoemd (countercyclical buffer), welke als doel heeft toekomstige potentiële verliezen te absorberen. Nationale autoriteiten monitoren de kredietgroei om te bepalen of er sprake is van de opbouw van een systeembreed risico en voeren anticyclische CET 1 eisen in als dit nodig geacht wordt. Ook hier worden restricties met betrekking tot het uitkeren van kapitaal opgelegd als er niet voldaan wordt aan de eis. Tot slot geldt er een aanvullende kapitaalbuffer eis voor systeembanken variërend tussen de 1% en 2,5% CET 1. De hoogte van de eis hangt af van vijf indicatoren, namelijk: grootte van de bank, onderlinge verbondenheid, vervangbaarheid in financieel systeem, wereldwijde activiteiten en complexiteit (BIS, 2011a).

Samenvattend leidt dit tot een maximaal mogelijke CET 1 kapitaaleis van 12% en ten minste een eis van 7%. Vergeleken met de kwantitatieve eis van 2% CET 1 van Basel II, een significante verhoging. De hoogst mogelijke kapitaaleis is onder Basel III 15,5 % terwijl dit bij Basel II 8% was. De tabel op de volgende pagina verduidelijkt het verschil in kapitaaleisen tussen Basel II en Basel III.

31

Minimale kapitaaleis en buffers Basel II en Basel III

Basel II Basel III

minimaal maximaal

Common Equity Tier 1 2,0% 4,5% 4,5%

Additionele Tier 1 eis 2,0% 1,5% 1,5%

Tier 2 4,0% 2,0% 2,0%

Totale minimale kapitaaleis 8,0% 8,0% 8,0%

Instandhoudingbuffer 2,5% 2,5%

Anticyclische buffer 0,0% 2,5%

Additionele eis systeembanken 0,0% 2,5%

Totale kapitaaleis 8,0% 10,5% 15,5%

Tabel 3.2: Vergelijking minimale kapitaaleisen Basel II en Basel III

Het tweede component voor de berekening van de minimale kapitaaleis wat nader toegelicht dient te worden is de risicoweging van de activa. De methodologie voor de berekening van de risicogewogen activa is hetzelfde gebleven. Wel zijn er bij de weging verzwaringen ingevoerd, zoals het kredietrisico dat een tegenpartij loopt en de mate waarin effecten zijn opgenomen in de handelsboeken (BIS, 2011). In 2010 heeft de BCBS een studie gedaan naar de impact van Basel III. De studie is uitgevoerd op basis van de balanswaarden per 31 december 2009, van 263 banken en uit 23 landen wereldwijd. Er is in het onderzoek onderscheid gemaakt tussen groep 1 banken met een Tier 1 kapitaal boven de 3.000.000.000 euro en groep 2 banken met een lager Tier 1 kapitaal. Als voor de weging van de risicogewogen activa de richtlijnen van Basel III zouden worden toegepast, zouden de risicogewogen activa gemiddeld genomen voor groep 1 banken 23% hoger zijn en voor groep 2 banken 4% hoger zijn ten opzichte van de weging op basis van Basel II (BIS, 2010). Door deze stijging van de risicogewogen activa stijgt de noemer van de breuk. Dit leidt ertoe dat er meer in aanmerking komend kapitaal aangehouden dient te worden om aan de wettelijk voorgeschreven minimale kapitaalratio te voldoen.

32

Duidelijk is geworden dat de verhoging van de kapitaalratio’s en de verzwaring van de risicoweging van de activa leiden tot een kwantitatief verhoogde eis van het in aanmerking komende aanwezige kapitaal. Echter is er bij Basel III ook sprake van een kwalitatieve verandering als het gaat om de samenstelling van het aan te houden kapitaal (BIS, 2011). Er worden in het nieuwe akkoord hogere eisen gesteld aan de kwaliteit van het kapitaal en in het bijzonder aan het CET 1 kapitaal. Volgens de hierboven genoemde studie zou het in aanmerking komende CET 1 kapitaal, Tier 1 kapitaal en totaal kapitaal respectievelijk met 41,3%, 30,2% en 26,8% afnemen voor groep 1 banken en met 24,7%, 14,1% en 16,6% voor groep 2 banken ten opzichte van de weging op basis van Basel II (BIS, 2010). De belangrijkste oorzaken zijn de verzwaringen in het meewegen van goodwill, uitgestelde belastingvorderingen en deelnemingen in andere financiële instellingen. Deze verzwaring wordt veroorzaakt door prudentiële filters en aftrekposten in de weging. Samenvattend kan worden gesteld dat de effectieve stijging van het aan te houden kapitaal significant hoger is dan alleen de (zichtbare) verhoging van de kapitaalratio’s. Hoeveel dit percentage precies bedraagt is per bank verschillend en hangt voor een belangrijk deel samen met het bedrijfsmodel van de bank.

3.4.2 Pijler 1: Minimale liquiditeitsvereisten

In het nieuwe Basel III akkoord zijn twee minimale liquiditeitsvereisten opgenomen. Deze vereisten zijn niet op risico gebaseerd en hebben een aanvullende rol ten opzichte van de minimale kapitaalvereisten. Doel van deze vereisten is het beperken van een te sterke toename van ‘leverage’ en het versterken van de minimale kapitaalvereisten (BIS, 2011).

De liquiditeitsdekkingsratio (LCR) heeft als doel om de liquiditeit van banken op korte termijn, dat wil zeggen korter dan 30 dagen, te waarborgen. Het meet in welke mate banken in staat zijn uitgaande kasstromen in bepaalde stressscenario’s te voldoen. Hierbij valt te denken aan een significante verlaging van een publieke kredietbeoordelaar. De minimale Tier 1 LCR bedraagt 3%. In aanmerking komende liquiditeiten zijn kasgelden, tegoeden bij de centrale bank en bepaalde vormen van tegoeden bij overheden (BIS, 2011).

De netto stabiele dekkingsgraad (NSFR) heeft als doel om de liquiditeit van banken op de lange termijn te waarborgen. De NSFR moet ervoor zorgen dat de profielen van de looptijd van