• No results found

HOOFDSTUK 4. DE INVLOED VAN CULTUUR OP RISISOVERSLAGGEVING

4.4 De invloed van cultuur op de hoeveelheid informatie die ondernemingen openbaar maken

In paragraaf 1.4 heb ik reeds aangegeven dat er meerdere factoren van invloed zijn op risicoverslaggeving. Cultuur is mijns inziens hiervan een belangrijke factor. Investeerders dienen op de hoogte te zijn van culturele verschillen die hun invloed kunnen hebben op risicoverslaggeving.

Er is de laatste tientallen jaren veel onderzoek geweest naar de invloeden van cultuur op allerlei verschillende factoren binnen een land. Zo komen Inglehart (1997) en Williamson (2000) tot de conclusie dat economische en politieke systemen hun wortels hebben in de gemeenschappelijke waarden binnen een land. Deze belangrijk geachte waarden hebben hun invloed op hoe organisaties, instituties en politieke systemen zijn georganiseerd. De twee auteurs vinden veel bewijs dat een variëteit aan factoren, te weten bijvoorbeeld de keuze van consumenten, ondernemerschap en innovatie, worden beïnvloedt door elementen van de nationale cultuur. Er is tevens veel onderzoek geweest naar de invloeden van nationale culturele waarden op beslissingen van managers in een organisatie (Newman en Nollen, 1996). Dat de cultuur van invloed is op de organisatiestructuur wordt eveneens bewezen door Hamilton en Biggart (1988).

Culturele verschillen kunnen daarnaast ook de vereisten vanuit nationale overheden op het gebied van verslaggeving voor bedrijven beïnvloeden (De Jong e.a., 2006). Marrero en Brinker (2007) stellen eveneens dat de nationale verslaggevingsregels beïnvloed worden door de heersende cultuur in dat land. Clement e.a. (2010) hebben daarnaast geconcludeerd dat de openheid op het gebied van verslaggeving beïnvloed wordt door de cultuur. Hope (2003) heeft eveneens onderzoek gedaan naar de rol van nationale cultuur in het verklaren van verschillen in verslaggeving tussen bedrijven. Hij vond resultaten die het verband tussen openbaarmaking van ondernemingsinformatie in de jaarverslagen en nationale cultuur bevestigden. Zijn conclusies baseerde hij hierbij op een steekproef van bedrijven afkomstig uit 42 landen.

Het verband tussen cultuur en de hoeveelheid informatie die ondernemingen openbaar maken is mijns inziens op een correcte wijze onderzocht door Gray (1988). In zijn onderzoek heeft hij de vier dimensies van Hofstede (1980) gerelateerd aan de accounting waarden die aanwezig zijn binnen een land, deze waarden betreffen professionalisme vs. statutaire controle, uniformiteit vs. flexibiliteit, conservatisme vs. optimisme en als laatste geheimhouding vs. transparantie. Gray heeft daarbij een model opgesteld die het verband analyseert tussen de ontwikkeling van een accounting systeem en de betreffende aanwezigheid van bovengenoemde waarden binnen een land. Zie figuur 1 voor een goed overzicht van de invloed van cultuur op accounting binnen een

land. Hieronder een beschrijving van de verschillende dimensies:

Professionalisme vs statutaire controle. De waarde professionalisme heeft betrekking op mensenin een land die de voorkeur hebben om vrij te zijn in de beslissingen die ze nemen. Ze willen professionalisme uitstralen en zelf verantwoordelijk zijn voor hetgeen ze ondernemen, professionele zelf regulering is typerend voor zulk een cultuur. Tegenover professionalisme staat de waarde statutaire controle, deze waarde is zichtbaar binnen een cultuur waar de mensen hechten aan veel controle van bovenaf, veel regels, voorschriften e.d.

Uniformiteit vs flexibiliteit. Uniformiteit staat voor de voorkeur voor uniformeaccounting standaarden tussen ondernemingen, deze standaarden dienen daarnaast consistent en over langere periode onderdeel te zijn van de verschillende ondernemingen. Flexibiliteit staat voor de vrijheid van ondernemingen om de accounting waarden te kiezen die gezien hun situatie het beste bij de onderneming pas. Kleine nuance betreft dat het ook hier gaat om een voorkeur voor een bepaalde situatie.

Figuur 1. De invloed van cultuur op accounting (Gray, 1988).

Conservatisme vs optimisme. Een voorkeur voor enerzijds een conservatieve methodevan accounting of anderzijds een optimistische benadering. Conservatief staat voor risicoavers waar optimistisch staat voor risicovol. In een conservatieve cultuur zullen mensen voorzichtig zijn in het waarderen van financiële zaken, dit in verband met mogelijke tegenslagen in de toekomst. Geheimhouding vs transparantie. Een voorkeur voor vertrouwelijkheid en het beperkenvan het openbaar maken van informatie over de onderneming. Transparantie staat voor de voorkeur voor een cultuur waar het inzichtelijk maken van de prestaties van de onderneming belangrijk is. De laatstgenoemde dimensie, te weten geheimhouding vs transparantie, is zeer bruikbaar voor dit

onderzoek. Deze dimensie geeft mijns inziens de link met de hoeveelheid risicoverslaggeving van ondernemingen. Een onderneming zal transparant zijn wanneer hij veel informatie over zijn onderneming kenbaar maakt aan zijn belanghebbenden. Risicoverslaggeving kan helpen bij het transparant maken van een ondernemingover zijn gevoerde beleid en controle omtrent de risico’s waar het met te maken heeft. Gray (1988) formuleert mijn constatering als volgt:‘een onderneming in een land waar een cultuur heerst waar de voorkeur wordt gegeven aan geheimhouding zal minder verslaggeving openbaar maken dan een onderneming die is gevestigd in een cultuur waar de voorkeur wordt gegeven aan transparantie.’

De relevantie van het werk van Gray (1988) voor mijn onderzoek ligt daarnaast inzijn conclusies omtrent het verband tussen de dimensies van Hofstede enzijn opgestelde dimensie geheimhouding. Concluderend stelde hij dat deze relatie bestaat voor de dimensies onzekerheidsvermijding, machtsafstand en individualisme. Onzekerheidsvermijding is gerelateerd aan geheimhouding gezien een beperkt aanbod van ondernemingsinformatie overeenkomt met de benadering dat conflicten en concurrentie waar mogelijk vermeden dienen te worden, de veiligheid gewaarborgd dient te blijven en dat onzekerheid daarnaast eveneens vermeden dient te worden. Van managers in landen met een sterke onzekerheidsvermijding zal verwacht worden dat ze geheimhouding hoog in het vaandel hebben staan. Er bestaat dus een negatieve relatie tussen onzekerheidsvermijding en de openbaarmaking van ondernemingsinformatie. De dimensie machtsafstand betreft de mate waarin mensen accepteren dat er een ongelijke hiërarchische verdeling van macht is. Machtsafstand is eveneens gerelateerd aan geheimhouding gezien men grote verschillen in macht niet graag in de openbaarheid wil laten komen wanneer deze ongelijke verdeling van macht niet geaccepteerd wordt binnen de betreffende samenleving.

Individualisme betreft de mate van integratie tussen mensen in een samenleving. In individualistische samenlevingen zullen individuen hun eigen belang voorop stellen en hun zaken zelf proberen te regelen, de omgeving is zeer competitief en is er veel transparantie. De positieve relatie tussen individualisme en geheimhouding wordt zodoende geacht te bestaan gezien een laag niveau van individualisme resulteert in een hoge mate van openbaarmaking van informatie aan interne stakeholders en een lage mate van openbaarmaking aan externe stakeholders.

Samenvattend kan gesteld worden dat het werk van Gray (1988) zeer bruikbaar is voor mijn onderzoek naar de invloed van cultuur op risicoverslaggeving. De dimensie geheimhouding en de link met de culturele dimensies van Hofstede (1980) kunnen gebruikt worden om hypothesen op te stellen.

Gray is in zijn onderzoek echter niet geslaagd in het operationaliseren van de dimensie geheimhouding. In suggesties voor vervolgonderzoek maakt hij hier expliciet melding van. Hope (2008) heeft hier naar mijn mening een goed onderzoek op verricht, zodoende kan het vervolgonderzoek van Hope (2008) gebruikt worden voor de operationalisering van de culturen van de landen uit mijn onderzoek. Gray heeft daarnaast opgemerkt dat de relatie tussen zijn opgestelde accounting waarden en de culturele waarden van Hofstede (1980) nog goed getest dient te worden, Gray en Vint (1994), Salter en Niswander (1995) en De Jong e.a. (2006) hebben hier mijns inziens goede vervolgstudies op gedaan. In onderstaande paragraaf zal ik in gaan op deze vervolgonderzoeken.