• No results found

Intuïtie en de rol van orde en chaos

1. L'Evolution Créatrice

1.4 Intuïtie en de rol van orde en chaos

Hoofdpunten: Instinct intelligentie uitwerking, orde/chaos, eerste stappen naar entropie

Dit hoofdstuk behandelt Bergsons visie op het doel van het leven in het algemeen en de natuurlijke orde. Het idee van instinct vs. intelligentie wordt verder uitgewerkt. Allereerst stelt Bergson dat instinct en intelligentie tezamen ons bewustzijn vormen. Ook het dier heeft een rudimentaire vorm van intelligentie. Vossen staan er om bekend dat zij valstrikken herkennen en vermijden. Ze hebben echter geen mogelijkheid tot interactie met de afzonderlijke onderdelen van een valstrik. Bovendien hebben ze geen besef hoe deze materialen samen een valstrik vormen. Enkele soorten primitieve mensachtige apen vertonen ook het vermogen tot reflectie. Per definitie bezitten zij ook het dierlijke instinct. De combinatie van intelligentie en instinct zou men bewustzijn kunnen noemen.61 Dus, samengevat is de voornaamste conclusie dat hoewel de scheidslijn instinct/intelligentie ruwweg tussen de dieren- en mensenwereld ligt, er substantiële overlap plaatsvindt tussen de twee. Vermogen tot reflectie ligt in het bewustzijn; dat enkele diersoorten dus het vermogen hiertoe bezitten wijst naar die zojuist genoemde overlap. In de mens is er een latent instinct aanwezig met een sterk overheersende intelligentie.

Nu is het juist dit genoemde bewustzijn dat ons de impuls tot ontwikkeling heeft gegeven. Het proces gaat ongeveer zo: We komen tot een ingeving door middel van ons instinct (wat in de mens voorts intuïtie wordt genoemde) Na de eerste intuïtieve impuls neemt de intelligentie het over. Dit is te vergelijken met het starten van een auto. Een vonk start de motor, waarna de motor het verbrandingsproces zelf kan voortzetten. Over de details van dit proces zal ik in het volgende hoofdstuk nog uitvoerig ingaan.

Zoals we inmiddels weten, is intelligentie voornamelijk toegespitst op het analyseren van non-organische materie. Vandaar dat we als soort in deze richting grote sprongen voorwaarts hebben gemaakt. Men hoeft maar een blik te werpen op wat natuurkunde of de biologie in de laatste eeuw hebben bereikt. Met elke vooruitgang in

61Ibidem, 186-187.

deze disciplines is weer een stukje van de orde in het universum ontrafeld. Met elke ontdekking leggen we weer een stukje van de puzzel van de mysteries van het leven.62

Maar wat als deze ontdekte orde niet echt aanwezig is in het universum? Wat als het universum niet een geordend geheel is? Wat als het universum geen oplosbare puzzel is? En, nog belangrijker, waarover spreken we als we het hebben over een gebrek aan orde? Stel dat wij in onze boekenkast alleen nog ongelabelde boeken hebben staan en op zoek zijn naar een bepaalde wetenschappelijke tekst. We pakken een boek uit de kast, zien dat het een gedichtenbundel is, en denken: ‘dit is geen wetenschappelijke tekst’. Hebben we nu werkelijk ‘geen wetenschappelijke tekst’ gezien? Nee: we hebben gedichten gezien. Slechts in ons hoofd voldoet de werkelijkheid niet aan de eisen die wij haar op dat moment stellen. Wij zijn gefixeerd op het idee ‘wetenschappelijke tekst’ en niets anders kan in die opgelegde orde corresponderen met onze eis. Na lang verder zoeken komen we vervolgens tot de conclusie dat er in de betreffende boekenkast een gebrek aan orde is. Dit is dus echter alleen maar zo omdat onze huidige orde niet correspondeert met de werkelijkheid. In werkelijkheid kan de boekenkast alfabetisch geordend zijn op auteur, op titel of elke andere denkbare methode. Hierdoor kan de boekenkast dus zelfs een zeer grote mate van ordelijkheid bevatten. Maar de realiteit is volgens Bergson geordend in zoverre dat deze onze denkbeelden kan ondersteunen. Orde is daarmee een soort afspraak tussen de observant en het geobserveerde.63 Wat uit het voorafgaande blijkt, is dus het volgende: “the disappointment of a mind that finds before

it an order different from the one it wants, an order with which it is not concerned at the moment, and which, in this sense, does not exist for it.”64 Wat we zien is dat de naar orde zoekende mens een bepaald orde-gerelateerd verwachtingspatroon schept voordat hij bestaande ordesystemen erkent. Er kunnen tientallen ordelijke systemen herkend worden, maar als deze niet corresponderen met de orde die we willen dan is er voor ons geen orde. Een kort voorbeeld: Een leraar die rumoer in het klaslokaal kan tolereren ziet orde, waar een leraar die stilte vereist slechts wanorde ziet. Wederom: Orde is aanwezig, waar de situatie als orde geaccepteerd wordt. In die zin bestaat orde dus alleen bij wanneer het als zodanig wordt erkend.

62 Ibidem, 219-220. 63 Ibidem, 223. 64Ibidem, 222.

Orde is hier naar mijn idee niet slechts beperkt tot het observeren van objecten, het gaat hier ook om opgestelde wetten. Deze betreffen reglementen opgesteld door één deel uit de samenleving die worden nageleefd door een ander deel of het geheel van diezelfde samenleving. Deze afspraak tussen wetgever en volk is vergelijkbaar met die van observant en geobserveerde zoals eerder genoemd.

Wat we verder moeten begrijpen is dat orde contingent is aan een gebrek van diezelfde orde. Waar chaos bestaat, bestaat zonder uitzondering ook orde. De orde wordt per slot van rekening gebouwd op de fundamenten van het gebrek aan orde of chaos. We trekken ordelijke elementen op uit de chaos. Een complex systeem creëren is als het ware het gebruikmaken van elementen in de chaos om dit tot een - voor ons geldige - definitie van orde te maken. Elke toevoeging aan het complex van orde is een opwaartse beweging, weg van de chaos. Maar elk systeem dat op deze manier gecreëerd wordt, tendeert weer naar chaos en verval. Chaos en verval zijn neerwaartse bewegingen, zoals die eerder al ter sprake kwamen. Ook het leven dat in complexiteit toeneemt, is het scheppen van orde, opgetrokken uit de chaos. Betreft dit complexe systeem een mens, dan heeft deze ook een natuurlijke neiging tot orde aanbrengen, iets wat voortkomt uit onze intelligentie. Uiteindelijk haalt het verval echter het leven in en gaan we terug naar dode materie en chaos. Dit alles vertoont overeenkomsten met de theorie van de entropie zoals deze is opgesteld door onder meer Carnot en Boltzmann. Bergson verwijst zelf ook naar deze twee wetenschappers. Entropie vereist echter meer uitleg dan EC biedt omdat de theorie niet volledig uitgelegd wordt door Bergson aan zijn lezers. Kennis van de theorie wordt verondersteld. Maar, omdat dit eerste hoofdstuk voornamelijk ingaat op wat in EC staat, zal ik in een later hoofdstuk entropie nader toelichten.

Het laatste belangrijke stuk in Bergsons hoofdstuk is het vurige betoog dat hij houdt aan het einde. Hij pleit voor het accepteren van intuïtie als waardevol middel voor de wetenschap, mits in combinatie met intelligentie. Hierdoor zullen volgens hem veel moeilijkheden verdwijnen. De mensheid zal zich niet langer opgesloten voelen in de natuur, die zij tegelijkertijd domineert. Het hoofdstuk wordt besloten met een hoopvol en optimistisch citaat:

All the living hold together, and all yield to the same tremendous push. The animal takes its stand on the plant, man bestrides animality, and the whole of humanity,

in space and in time, is one immense army galloping beside and before and behind each of us in an overwhelming charge able to beat down every resistance and clear the most formidable obstacles, perhaps even death.65 Hoopvol, idealistisch en ook redelijk naïef, aangezien Bergson zelf al vaststelt dat de vitale impuls stopt bij het individu: “It admits

of much discord, because each species, each individual even, retains only a certain impetus from the universal vital impulsion and tends to use this energy in its own interest.” Dit individu gebruikt zijn deel van de impuls voor eigen voordeel, niet voor dat

van anderen. Hierop zullen we in het tweede hoofdstuk uitvoerig ingaan.

65Ibidem, 270-271.

2. Intelligentie en intuïtie: wat is hun betekenis voor onze