• No results found

De Intuïtie in de vorm van emotions créatifs

4. Bergsons ideeën over evolutie/revolutie en de geschiedschrijving

4.3 De Intuïtie in de vorm van emotions créatifs

Bergson werkt naast dit idee over natie- en conflictvorming ook zijn gedachten over de intuïtie verder uit. Hij verklaart hoe de momenten van intuïtie tot stand komen. Deze momenten ontstaan door emotions créatifs oftewel creatieve emoties. Bij normale emoties is het zo dat we eerst een prikkel krijgen uit de omgeving en hierop onze emotie ontwikkelen: “Ik win de loterij, dus ik word vrolijk.” “Mijn fiets is gestolen, dus ik word kwaad.” De creatieve emotie vindt echter eerst plaats waarna er een ‘creatie’ uit voortkomt. Bergson noemt hierbij het voorbeeld van de muzikant die vreugde voelt en hieruit op intuïtie een symfonie schrijft die het publiek in vervoering brengt.148 De creatieve emotie leidt tot een soort tijdelijke instabiliteit. Deze instabiliteit brengt ons uit onze normale modus van rationeel nadenken. Voorts werpt deze instabiliteit ons naar een moment van out-of-the-box thinking. Na dit moment keren we snel terug naar de rationele gedachtegang. Het vergeten van het moment is echter onmogelijk. Vervolgens kunnen we hier rationeel op verder bouwen.

Dit is kenmerkend voor een aantal onderdelen uit MM. Bergson komt hier tot de conclusie dat wat wij ervaren als de werkelijkheid, slechts een representatie is hiervan. Dat wil zeggen dat wat wij zien, gekleurd wordt door onze innerlijke perceptie en ons aanwezige ervaringen. Dat wat wij meemaken voorkomt exacte herhaling. Zoals al gezegd in hoofdstuk 2 is het bovendien bittere noodzaak om elementen uit de werkelijkheid te selecteren op elk moment van ons leven. Als we de werkelijkheid in zijn totaliteit waarnemen, dan zouden onze zintuigen overbelast raken. In ieder geval is een mentale representatie dus een beeld dat niet volledig correspondeert met de werkelijkheid. Het beeld dat wij ons vormen van de werkelijkheid is niet identiek met het werkelijke object.149 Wat dit dus wil zeggen is dat alles wat wij zien, alles wat wij meemaken, gevormd wordt door ons verleden, door onze ervaringen. Hier moet logischerwijs uit voortvloeien dat elk object dat wij maken op een vergelijkbare manier gekleurd de werkelijkheid in komt. Bovendien wordt het beeld van het object ook weer vervormd door de perceptie van anderen die ons gecreëerde object aanschouwen. De enige uitzondering, volgens Bergson, zijn de kunstenaars die als het ware ‘ontkoppeld’

148

Ibidem, 241.

zijn van de werkelijkheid en objecten zien voor wat ze zijn, en niet wat ze voor hén zijn.150

Zouden we op deze manier niet alleen kunnen spreken van een unieke en persoonlijke geschiedenis? Op deze manier is een collectieve geschiedenis verworden tot een onmogelijkheid. De een ziet in de Eerste Wereldoorlog een gigantische catastrofe, een verspilling van mensenlevens, een evolutionair doodlopend pad. De ander ziet in de Eerste Wereldoorlog het verraad van de militaire leiding door de civiele regering. Nog een ander ziet het als een experiment. Als een soort open laboratorium waar wetenschap bedreven kan worden: hoe verslaan we de tegenstander nog effectiever? Nu zijn dit dan bevindingen in zeer gekleurde perspectieven. Maar is niet hetzelfde te zeggen van mensen die wel de objectiviteit hoog in het vaandel hebben? Deze wetenschappers worden immers volgens de bovenstaande theorie ook gekleurd in hun scheppingen (het bedrijven van wetenschap en tot nieuwe conclusies komen). Ze zien de werkelijkheid niet zoals deze werkelijk is.

Conclusie

Allereerst hebben we uitvoerig EC besproken. Hierin vinden veel van Bergsons theorieën hun begin. Daarnaast is er ook sprake van eerdere stellingen die een uitwerking in dit werk. Wat Bergson hier eigenlijk als eerste feit neerlegt is dat het universum en alles wat het omvat in constante staat van verandering is. We gaan in principe van gemoedstoestand naar gemoedstoestand en elk moment dat passeert, zwakt deze toestand af of versterkt deze. We registreren echter de verandering pas als we wezenlijk veranderd zijn van gemoedstoestand. Pas als we van verdrietig de overgang naar vrolijk hebben gemaakt, merken we dit op. In het tussenliggende proces gaan we van steeds kleinere gradaties van verdriet naar steeds grotere gradaties van vreugde waarin we wel merken dat er sprake is van verandering, maar deze verandering wordt als te minimaal beschouwd tot we bewust de ‘knop om kunnen zetten’. Deze innerlijke perceptie tekent ook onze externe perceptie. Neem de geschiedenis, waar per slot van rekening dit werk over gaat, en het dus niet verrassend is als voorbeeld: pas als de verandering groot genoeg is registreren wij hem. Ter verduidelijking Vele revoluties zijn gepland, slechts de succesvol uitgevoerde revoluties beschouwen wij als zodanig. Er moet een bepaalde kwantitatieve en kwalitatieve drempel overschreden worden voor een revolutie telt als een revolutie. Ook deze geschiedenis is in constante staat van verandering. Deze verandering is bovendien gekoppeld aan de durée, Bergsons beleving van tijd. De durée stelt dat tijd niet meetbaar is door de wetenschap omdat in het meten cesuren worden gemaakt. Zo gaat de kern van de durée verloren. De beleving van tijd waar wij bekend mee zijn komt neer op de meetbare, in te delen en op de klok verstrijkende tijd.” Onze verstrijkende minuten. Durée echter is niet een algemene tijdseenheid. Durée is veel persoonlijker, de beleving ervan verschilt van persoon tot persoon en van handeling tot handeling. Iemand die bezig is met schoonmaken ervaart de durée als langzamer dan hij die zich vermaakt met de een of de andere sport. Dit brengt mij bovendien tot de idee dat door dit uniek gevoelde karakter van tijd sommige mensen zich geroepen voelen tot het scheppen van iets nieuws: zij moeten met hun gegeven durée nieuwe dingen doen, zij het een revolutie starten of nieuwe landbouwvoorwerpen uitvinden. In het kort: Sommige

mensen beschouwen hun gegeven tijd als kostbaarder dan anderen en zetten dit dus effectiever in. Dit past naar mijn idee goed in het idee van permanente verandering. Iets dat niet verandert is niet permanent. Het kan niet overleven in de tijd.

We kunnen de werkelijkheid wel opdelen, maar dit biedt ons een kunstmatige uitsnede die ons slechts gefragmenteerde informatie oplevert. Het verstrijken van tijd wordt hierdoor buiten beschouwing gelaten, waardoor we voorbij gaan aan het verleden. De implicatie hiervan is dat het heden het verleden verdrijft en dat er geen sprake is van verandering zoals in Bergsons theorie. Dit is natuurlijk absurd, aangezien we elk moment aantoonbaar veranderen. Zelfs als we een tweede maal exact dezelfde gebeurtenis meemaken, hebben we de herinnering van de vorige keer om ons te vergezellen. Dit is de manier waarop we leren en hoe we ons aanpassen. Bergson zegt verder nog dat onze hersenen zijn geëvolueerd om materie te begrijpen en aan te passen in ons voordeel en dat we hierdoor deels het vermogen zijn kwijtgeraakt om het levende te begrijpen. We stellen het levende gelijk aan dode materie en denken op dezelfde wetenschappelijke manier tot conclusies over het leven te kunnen komen. Het leven is echter een opgaande beweging van oneindige schepping. Materie is een neergaande beweging van statische en uiteenvallende systemen. De statische systemen veranderen niet, dus zijn zij niet blijvend. Bergson komt tot een verklaring voor de evolutie met een theorie die simpel gezegd niet wetenschappelijk bewijsbaar is. Achter al het leven, hoe minuscuul of hoe gigantisch ook, zit een bepaalde drijfveer, een soort stimulans. Het is het élan vital, dat al het leven in het universum voorwaarts stuwt. Het is de wil om te leven, het is de drang tot het scheppen van nieuw leven. Het leven wordt gekenmerkt door splitsing en differentiatie. Of door conflicten en breuken als we het willen betrekken op de geschiedenis en samenleving van de mensheid.

De zojuist genoemde splitsing zien we bijvoorbeeld terug in de ontwikkeling van de hersenen in verschillende soorten. Grofweg heeft dit zich langs twee wegen ontwikkeld: de weg van het instinct en de weg van de intelligentie. Het instinct treffen we aan in de insectenwereld. De intelligentie vinden we voornamelijk bij de mens. Maar, in een aantal gevallen komen beide systemen in meerdere of mindere mate gezamenlijk voor. In de dierenwereld zijn ook soorten met een rudimentaire vorm van intelligentie en het vermogen tot reflectie op het eigen handelen. In de mensenwereld is naast de intelligentie

ook de intuïtie aanwezig: de laatste vonk van instinct in ons. Deze vonk biedt ons soms een nieuw inzicht, een gevoel, een beeld. Dat intuïtieve moment kunnen we daarna met onze intelligentie uitwerken tot een oplossing voor een probleem. Het is ook de manier om de geheimen van het leven te ontrafelen. Het is echter de combinatie van de twee die creativiteit mogelijk maakt. Dat brengt mij terug bij het eerste citaat: There are things that intelligence alone is able to seek, but which by itself, it will never find. These things instinct alone could find; but it will never seek them.151 Alleen instinct en intelligentie samen kunnen tot de antwoorden komen die één van de twee op zich niet wil of kan vinden.

Intuïtie is ook wat ons leidt op het moment dat wij teruggeworpen worden op onze eigen overlevingsdrang, wat we bij dieren omschrijven als het overlevingsinstinct. Intuïtie is wat ons leidt in onbekende situaties maar ook in situaties waarin ons leven bedreigd wordt. Intuïtief wordt daarbij beseft dat daarbij een bedreiging aanwezig is van het beetje élan vital dat door ons heen stroomt. We komen na deze momenten van intuïtie altijd tot de conclusie dat we onlogisch of irrationeel gehandeld hebben en proberen redenen te verzinnen waarom. We herschrijven ons moment van verwarring tot iets rationeels. ‘Harmony is behind us rather than before’: Pas achteraf kunnen we het irrationele inpassen in ons harmonieuze verleden. Daar, in dat verleden, waar het weer tot een geheel vervaardigd wordt. De intuïtie plaatst ons voor korte tijd buiten het intelligente. Maar hebben we de sprong in het duister gemaakt; hebben wij de mentale

leap of faith gemaakt dan lijkt deze verre van onredelijk te zijn en komen we tot nieuwe

inzichten. Bovendien is deze intuïtieve sprong niet alleen toepasbaar op het individu, maar ook op de samenleving als geheel.

Zoals harmonie pas na het feit tot stand komt als collectieve afspraak, zo is het concept orde ook iets wat gebaseerd is op afspraken. Orde is een afspraak tussen observator en geobserveerde. Vinden we een op alfabet en titel gerangschikte boekenplank, dan kunnen we verzuchten dat we deze liever op auteur gerangschikt zien en daarmee een gebrek aan orde vaststellen. Het systeem komt alleen niet aan de door ons gewenste vorm van orde tegemoet. Niettemin kunnen we heel goed de ordelijkheid van een systeem inzien ook al prefereren we een andere orde. De orde in de wetenschap is

niet de enige waarover men afspraken maakt. Dit idee kunnen we ook terugzien in de wetgeving in een samenleving. Wetgeving is in principe ook een afspraak, namelijk tussen regering en volk, een contrat social. Men kan zich aan deze orde onttrekken. Het concept orde roept ook entropie in de gedachten op: de afbraak van orde, of chaos.

In zijn laatste werk, DS, behandelt Bergson dan ten slotte de samenleving en de ontwikkeling van moraliteit en religie. Het idee van de scheidslijn tussen intelligentie en instinct uit EC wordt hier verder uitgewerkt en direct op de menselijke ontwikkeling toegepast. Samenlevingen worden opgedeeld langs dezelfde scheidslijn als die tussen intelligentie en intuïtie, namelijk de open en gesloten samenleving. De wetten die worden opgesteld zijn in onze, overwegend open samenleving niet volledig bindend en kunnen aanvaard of getrotseerd worden. Respect voor normen en waarden is echter ingebakken in het menselijke bewustzijn. We hebben het er in hoofdstuk vier al over gehad: Als de regels niet geaccepteerd worden, voelt het individu zich buiten de samenleving geplaatst. Dit gevoel van onbehagen kan alleen door het oordeel van de samenleving te aanvaarden weer weggenomen worden. Religie speelt hierbij een belangrijke rol: Het doel ervan is het individu in het gareel houden op de manier zoals de samenleving dit graag wil. Dit betekent uiteraard niet dat er geen conflictvorming is. Oorlog heeft in elk tijdperk een pivotale rol gespeeld en speelt nog steeds een rol in de menselijke ontwikkeling. Daarnaast is het volgens Bergson ook een volstrekt normale gebeurtenis in de natuur. In de dierenwereld wordt onderling strijd geleverd, en zo is het bij de mens ook. Deze wijze van conflictvorming was alleen geschikt voor kleine samenlevingen. Het willen besturen van iets groters dan een primitieve nederzetting leidt tot ongenoegen onder de inwoners van een provincie, land of rijk. Conflicten komen echter niet alleen uit ongenoegen voort. Ook onwetendheid en vooroordelen dragen bij aan conflicten. Gekoppeld aan de technologische ontwikkelingen kan dit tot enorme catastrofes leiden. De mensheid wordt hierdoor voor een tijd geshockeerd en de neiging tot conflicten neemt tijdelijk af.

Deze vooroordelen en onwetendheid komen deels voort uit het feit dat onze perceptie de werkelijkheid naar ons innerlijke beeld kleurt. Iets wat buiten onze belevingswereld ligt, moet slecht zijn of in ieder geval negatief voor de huidige levensstandaard en -stijl.

Ten slotte hoop ik met het laatste hoofdstuk voldoende bewezen te hebben dat Bergson geen slachtoffer van de verstrijkende tijd is. We moeten zijn werk bekijken op de manier waarop zijn durée werkt: Sommige stukken zijn direct bruikbaar, we hoeven hierbij maar te denken aan de historische opvattingen die Bergson tentoonspreidt in DS. Of de ideeën die Bergson tentoonspreidt over verandering. Andere hebben een wat kortere durée en vereisen wat meer aanpassing om vandaag de dag nuttig te zijn. De resterende punten kunnen we niet voldoende veranderen en zijn niet meer bruikbaar voor ons vandaag de dag: without change, they do not endure.

Dan kom ik nu aan bij de beantwoording van de hoofdvraag van dit stuk: in hoeverre kunnen we de ideeën van het ‘bergsonisme’ plaatsen in het discours van de evolutionaire geschiedenis?

Naar mijn idee hebben we uit de werken van Bergson een groot aantal prachtige zaken opgedoken die niet alleen een waardevolle ondersteuning bieden, maar die ook het algemeen historische discours kunnen verrijken met bijvoorbeeld Bergsons idee over tijd als slingerbeweging.

Een verklaring voor culturele mutaties is te vinden in het uitgewerkte idee over entropie. De entropie wordt voorgesteld als een neergaande stroom die alle materie uiteindelijk afbreekt. Daartegenin gaat het élan vital of de levenskracht die wordt voorgesteld als een opwaartse beweging. Deze beweging is dus de tegenpool van de entropie. Mutaties zijn een direct voortvloeisel van dit proces: Ze zijn een poging om nieuwe manieren te vinden om de entropie niet het maximum te laten bereiken. Het paradoxale is dat door mutaties vaak complexere systemen ontstaan, die door de entropie weer eenvoudiger afgebroken kunnen worden. Er is dus wel sprake van een balans die relatief gelijk blijft. Deze mutaties of veranderingen zijn ook van toepassing op de samenleving. Zoals gesteld is verandering de norm. Stilstand is achteruitgang en brengt de entropie dichterbij. Vanuit evolutionair perspectief moeten we dus vooruitvluchten naar verandering. Het ratchet-principe wordt bijna woord voor woord in dit citaat uitgelegd: “The forces drive us far from equilibrium so we cannot return to where we

were. We are driven beyond the point of return, beyond the status quo.”152 We worden

dus weggedreven van ons evenwichtspunt tot we een punt voorbij zijn waarop we niet meer terug kunnen en waarna we tot een nieuw evenwichtspunt komen. Een nieuw selectiviteitsregime ontstaat, zoals we dat door de geschiedenis heen vaak hebben kunnen zien gebeuren.

Wat verder gebeurt is dat de werkelijkheid wordt vervormd door onze perceptie. Wat wij in de werkelijkheid brengen, vervormen wij door ons innerlijke beeld van onszelf en de wereld. Onherroepelijk verschilt ons beeld van de geschiedenis in onze persoonlijke historie. Een mens geïndoctrineerd door een propagandacampagne zal er een andere kijk op nahouden dan zijn kritischere buurman. Er zijn voldoende voorbeelden bekend waarin de geschiedenis op propagandistische of andere wijze bewust is herschreven. Onbewust gebeurt dit echter ook, zelfs door degenen die de beste bedoelingen hebben. De werkelijkheid is daarom wat wij ervan maken en dit komt niet noodzakelijkerwijs overeen met wat de werkelijkheid is. Het is op zijn hoogst de geschiedenis van een collectieve meerderheid.

Eveneens hebben we vastgesteld dat intuïtie niet geschikt is als wetenschappelijke methode of als leidraad voor ons gehele leven. Maar intuïtie is wel een uitermate nuttig middel voor het dagelijks leven en voor het zetten van een nieuwe stap in de menselijke evolutie. Intuïtie verleidt ons soms tot een irrationele stap. Ze is per definitie niet intellectueel gefundeerd en dus op het moment van uitvoering niet voor reflectie toegankelijk, we wagen dus die sprong in het duister: “Wat voor samenleving komt tot stand als we de adel naar de guillotine brengen?” “Het maakt niet uit, het zal ongetwijfeld beter zijn dan wat we nu hebben.” Zo nemen we ons selectiviteitsregime in eigen hand. Nogmaals, zoals Bergson het in DS verwoordt: “Sometimes the mere fact of going further

than appeared reasonable leads to new surroundings, creates a new situation which removes the danger, at the same time emphasizing the advantage.”153 Achteraf, als de storm is gaan liggen, zien we wat we gedaan hebben én - nog belangrijker - we beseffen wat we gedaan hebben: dan kunnen we reflecteren. Het mooie hiervan is dat het verleden zo prachtig harmonieus lijkt, alsof het voorbestemd was, maar dit komt juist door die reflectie, we rationaliseren en accepteren. Het verleden was ooit net zo chaotisch als de toekomst nu nog voor ons lijkt.

We hebben verder vastgesteld dat verandering de norm is. Conflictvorming is bovendien een normaal verschijnsel in de natuur én een sterk middel voor verandering. De wereld verandert constant en dus ook onze perceptie van het verleden. Tevens verandert het verleden ons onherroepelijk: zoals we in het eerste hoofdstuk hebben vastgesteld, de herinnering aan het verleden biedt ons bij nieuwe, of vergelijkbare, ervaringen het houvast om niet weer vanaf een nulpunt te hoeven beginnen. Om piano te leren spelen hoeven we niet elke les weer bij de absolute basis te beginnen. Het verleden leeft in ons voort, elke dag meer, als een steeds groter wordende sneeuwbal. Het élan

vital, onze bron van oneindige schepping en vindingrijkheid, drijft tot deze verandering.

Enerzijds om de entropie tegen te gaan, anderzijds puur omdat verandering de enige