• No results found

Interviews verslaggevers en eindredacteuren NOS

5.1. Methode van de interviews

Een inhoudsanalyse brengt in kaart hoe de berichtgeving van het NOS Acht-Uur-Journaal over de brand eruit zag. Een inhoudsanalyse geeft echter geen informatie over de afwegingen die worden gemaakt door een verslaggever of eindredacteur over die berichtgeving. Om die reden bestaat dit tweede onderzoekdeel uit interviews. De twee verslaggevers en eindredacteuren die het meeste hebben gewerkt in de onderzochte periode zijn individueel geïnterviewd.

De twee verslaggevers die in de eerste twee weken op de meeste dagen nieuwsonderdelen over de brand hebben verzorgd zijn op 30 november 2011 geïnterviewd. Dit zijn Theo Verbruggen en Kees van Dam. Uit mijn inhoudsanalyse bleek dat Theo Verbruggen op 5 dagen in de eerste twee weken verslag heeft gedaan over de brand, namelijk op 5, 8, 11 en 12 januari. Kees van Dam heeft op 5 en 6 januari verslag gedaan van de brand. Andere verslaggevers die in die periode hebben gewerkt aan het nieuws over de brand zijn Martijn Bink, Tanja Braun, Jeroen Wollaars, Lidwien Gevers, Henrik-Willems Hofs en Sebastiaan Meijer. Zij hebben echter allen op één dag in die eerste twee weken aan het nieuws over de brand gewerkt. Theo Verbruggen en Kees van Dam zijn benaderd per email.

Via het redactiebureau van het NOS Journaal was het mogelijk om er achter te komen wie de eindredacteuren van het NOS Acht-Uur-Journaal waren in de twee weken na de brand. Arno

Vermeulen, René Went en Adrian Roling zijn ieder twee dagen eindredacteur van het Acht-Uur-Journaal geweest in die periode. Jaap Leemeijer is vier keer eindredacteur van het Acht-Uur-Acht-Uur-Journaal geweest in die periode. Arno Vermeulen was eindredacteur op de dag van de brand zelf (5 januari) en op 10 januari. Omdat hij als eindredacteur op de dag van de brand verantwoordelijk was voor de uitzending is hij benaderd voor een interview. Ook Jaap Leemijer is benaderd. Hij was op 6, 12, 13 en 19 januari eindredacteur van het Acht-Uur-Journaal. Ook beide eindredacteuren zijn benaderd via email. Deze twee interviews zijn gehouden op 5 december 2011.

De interviews zijn gedaan aan de hand van semigestructureerd vragenlijsten. De vooraf opgestelde vragenlijst was voor Theo Verbruggen en Kees van Dam hetzelfde. De vragenlijst is na de interviews met de verslaggevers beperkt aangepast voor de eindredacteuren. Jaap Leemeijer gaf per email al voor het interview aan geen bijzondere herinneringen te hebben aan de uitzendingen en aan de wijze waarop er op de redactie over gesproken werd. Ook was er minder tijd voor dit interview. Daardoor is ter plekke besloten het interview schema iets meer los te laten en vooral hiaten die nog bestonden na de eerste drie interviews op te vullen. De interviews zijn volledig uitgewerkt in bijlagen

66 6, 7, 8 en 9. Hieronder zullen de interviews in verhaalvorm samen gevoegd worden om een goed beeld te creëren. Op basis hiervan kunnen de laatste twee deelvragen beantwoord worden.

5.2. De dag van de brand: hoe gaat de NOS te werk

Rond half drie, als de brand net is uitgebroken, komt de melding binnen bij de NOS. Arno Vermeulen is die dag eindredacteur van het Acht-Uur-Journaal en Kees van Dam heeft verslaggeversdienst. Kees van Dam is op dat moment nog thuis. “Ik had een verslaggeversdienst en eerder op de dag waren een paar onderwerpen afgevallen. Soms ga je dan naar Hilversum toe, maar voor de onderwerpen die de revue passeerden was het handig om in Utrecht te blijven.” Rond half drie wordt Kees van Dam opgebeld door de binnenland coördinator met de mededeling dat er een melding is

binnengekomen van een brand in Moerdijk. Er is een grote inzet van reddingsploegen, dus hij begint te rijden richting Moerdijk. “Gedurende dat ritje, Moerdijk is nog beste wel even een eind vanuit Utrecht, werd wel duidelijk dat we te maken hadden met een serieuze brand”, vertelt Kees van Dam. Theo Verbruggen hoort het nieuws via de reguliere berichtgeving. Hij neemt vervolgens contact op met de binnenland coördinator en zij vertelt hem dat Kees van Dam al onderweg is. “Eerlijk gezegd baal ik dan een beetje, denk ik shit. Maar het is hem gegund. Hij heeft het fantastisch gedaan. Ik ging er toen vanuit dat het gecoverd werd”, vertelt Theo Verbruggen.

Op dat moment heerst er op de redactie in Hilversum een grote hectiek, vertelt Arno Vermeulen. De eerste uitzending over de brand is om vier uur. “Volgens mij was RTL al vanaf het begin aanwezig bij de brand, althans met een telefonisch verslaggever. Ik heb gehoord dat dat mogelijk was, omdat een van hun verslaggever toevallig langs die locatie liep. En die is dus op pad gegaan. Bij ons heerste achteraf de vraag of wij te laat waren of niet. RTL was er al de hele middag bij en heeft ook live uitgezonden.” RTL kan altijd relatief snel op de zender, omdat zij op RTL 7 live uitzenden overdag. Bij de NOS moet er dan een programma van de zender af. Maar er speelde nog iets mee. Op de weblog van de hoofdredacteur op de site van de NOS schrijft toenmalig

hoofdredacteur Hans Laroes op 6 januari 2011 dat hij de brand niet vond voldoen aan de criteria van een calamiteit. Arno Vermeulen had op dat moment wel het gevoel dat de brand een calamiteit was. “Ik had toch wel het idee dat het vrij heftig was. En het was al vrij snel duidelijk dat de bevolking er op één of andere manier mee te maken zou krijgen. Dus in die zin, zeg ik, dan moeten we voluit gaan. En dat zijn we dus ook gegaan. Maar het is vrij moeilijk om te zeggen wat precies de afwegingen zijn. Op zo’n moment is alles kort in de tijd”. Kees van Dam wordt zo snel mogelijk live de uitzending ingetrokken. “Ik kwam iets voor half vier aan bij de brand. Er stond een SLG, zo’n satellietbusje van ons, die waren er ook nog maar net en waren aan het opzetten. Terwijl ik uit de auto stapte, had men tien minuten daarvoor in Hilversum besloten om een live uitzending te doen. Ik ben telefonisch

67 begonnen. Ik stond aan de rand van het afgesloten gebied. Toen zeiden ze in Hilversum ‘je moet echt opschieten, want we willen over 3 minuten live’. Ik zeg, ‘je kan over 3 minuten wel live willen, maar ik ben er nog niet. Je moet echt even wachten’. Maar er was een enorme druk vanuit Hilversum: we gaan nu, we gaan nu, we gaan nu. En toen ben ik de uitzending telefonisch begonnen. Ik heb de auto neergezet en tegen de mensen gezegd dat ze moesten opschieten en opstellen. Daar waren ze al mee bezig. De SLG bemanning en cameraman wisten niet dat we live zouden gaan. Dat kostte ook tijd. Nou goed, tijdens dat telefoon gesprek waarin ik beschreef wat ik zag, zijn we eigenlijk van een telefoon overgegaan tot de verslaggever in beeld.” Kees van Dam blijft die hele avond op de plek van de ramp en doet regelmatig live verslag van de situatie daar.

In het Acht-Uur-Journaal van die avond hebben drie verslaggevers vanaf locatie live een kruisgesprek met Sacha de Boer in de studio. Naast Kees van Dam doet Theo Verbruggen verslag van de persconferentie en staat Martijn Bink in Strijensas, een dorpje vlakbij Moerdijk. “Aan het einde van de dag werd ik toch gebeld door de redactie”, vertelt Theo Verbruggen. “Ze merkten dat het toch veel groter was dan ze dachten en dus vonden ze ook dat we moesten opschalen als verslaggeving. Ze vonden het fijn als ik naar de gemeenteraad in Zevenbergen zou gaan, want daar zou de

burgemeester en de brandweer een persconferentie geven. Kees kon dan bij de brand blijven.” Er wordt gekozen voor de drie verslaggevers, omdat de NOS op dat moment het volledige plaatje wil coveren, legt Arno Vermeulen uit. “Kees bij de plek van de brand, dat lijkt mij volstrekt duidelijk. Omdat je plaatjes wilt hebben van de brand en omdat je snel je informatie daarvandaan wilt trekken. Vervolgens, in de loop van de tijd blijkt dat de autoriteiten een persconferentie gaan geven op een andere locatie dan de brand, dus daar moet dan logistiek een tweede verslaggever naar toe. Want de eerste kan niet weg van zijn plek, want je weet niet wat zich daar nog allemaal gaat voltrekken, dus die wil je daar per se houden. Theo ging dus naar de persconferentie. En vervolgens krijg je te horen, dat die wolk zich aan het verspreiden is en richting Dordrecht en Rotterdam trekt. Nou ja, dat betekent dat je dan ook op dat traject waar die wolk over trekt iemand wilt hebben, want je weet nog niet wat voor consequenties dit gaat hebben. Je zag al wel beelden van een brandweerauto die door de megafoon roept ‘blijf binnen en sluit de ramen’, dus op basis van de beschikbare informatie hebben wij besloten om ook voor het menselijke verhaal, de burger die het kan betreffen, iemand op locatie te zetten”. Dat werd Martijn Bink. Hij stond in Strijensas en peilde de reacties van de

bewoners.

Er is in de berichtgeving over de brand door de NOS veel gebruik gemaakt van

kruisgesprekken. Volgens de verslaggevers is een reden daarvoor dat je dan de meest actuele informatie hebt. Kees van Dam licht toe. “Dat is eigenlijk de meest pure vorm van journalistiek. Er gebeurt wat, je staat erbij en je vertelt daarover. Ten tweede, bij bijvoorbeeld een persconferentie,

68 kan er natuurlijk het laatste nieuws in zitten. En dat kan je niet altijd technisch verwerken.

Persconferenties beginnen altijd op een moment dat je het juist even niet kan hebben. Stel nou dat de burgemeester om 2 minuten over acht zegt: ‘we gaan de helft van Nederland ontruimen, want hier ligt een atoombom’, ik zeg maar wat, ja dan wil je daar natuurlijk snel naartoe schakelen. Maar om zo’n uitspraak in de uitzending te krijgen dat duurt natuurlijk even en dat is soms niet meer mogelijk. Maar dan heb je er wel iemand bij gehad die het na kan vertellen.” Theo Verbruggen noemt deze reden ook en voegt er één aan toe. “Je hebt de meest actuele informatie, beelden maken en verwerken kost altijd veel tijd. Die tijd heb je op dat soort drukke stressvolle momenten niet. En ik denk dat het soms meer verhelderend is om een verslaggever een samenvatting te laten geven, dan autoriteiten daar veel tijd voor te geven. Je kan het meer verpakt vertellen dan autoriteiten en dat is beter voor de kijker denk ik. Onze woordkeuze is anders, we kunnen informatie uit Den Haag en van bijvoorbeeld raadsleden erin verwerken, ik kan een betere mix maken van verschillende reacties op dat moment. En als je het aan iemand overlaat, kan hij het slecht vertellen of te veel er mee weg lopen.” Ook vorm speelt een rol zegt Kees van Dam. “De informatie ‘het blijkt dat er weinig schade is voor omwonenden’ kan je in één zin zeggen. Maar je kan ook iemand in beeld vragen, dan laat je zien dat we daar iemand hebben en dat we de kijkers serieus nemen”. Jaap Leemeijer vertelt dat hij eigenlijk altijd graag één of twee verslaggevers op een verhaal wil hebben. “Ik denk dat je je als kijker dan beter kan identificeren. Als je bij een brand vijf verschillende mensen ziet staan, dan heb je toch steeds weer iemand anders die weer anders praat en anders vertelt. Voor de identificatie met het nieuws is het beter om één iemand daarvoor te hebben, zoals we ook één correspondent in Amerika hebben en één in Moskou. Identificatie is belangrijk, omdat de informatievoorziening dan beter overkomt en we een soort herkenbaarheid hebben, zoals we ook vaste anchors hebben voor het Acht-Uur-Journaal. Daar wint de uitzending kracht mee.”

Naast de verslaggevers in kruisgesprekken, de nieuwsitems en Gerrit Hiemstra, de weerman, bestaat de uitzending van 5 januari ook uit een studiogesprek met Ira Helsloot. Ira Helsloot is

deskundige op het gebied van crisisbeheersing en veiligheid. Sacha de Boer vraagt aan hem een reactie op wat de autoriteiten volgens Theo Verbruggen melden op de persconferentie, namelijk dat er geen gevaar voor de gezondheid heerst. Zijn antwoord spreekt de autoriteiten tegen en is alles behalve geruststellend, want alle rook is immers gevaarlijk meent Helsloot. Arno Vermeulen legt de keuze voor Helsloot uit. “Je moet wel registreren wat de overheid zegt, maar dat is niet het sluitende bewijs dat dat ook zo is. Dus dan is het aan ons de taak om op onafhankelijke wijze de kwestie die daar speelt voor te leggen aan iemand die daar zijn specialiteit van heeft gemaakt. Daarom haal je zo iemand dan in de studio. In de loop van de dag nota bene, is ons immers verteld dat er een wolk is met giftige stoffen daarin. En als de autoriteiten dan later gaan zeggen ‘er is niks aan de hand..’. Je probeert dat te kanaliseren en daarom haal je zo iemand in de studio”, legt Arno Vermeulen uit.

69 Theo Verbruggen voelt op dat moment wel dat dat speelt. “Er was wel argwaan in Hilversum: ‘klopt dat allemaal wel wat er gezegd wordt’. Ik voelde ook wel een hele kritische druk vanuit Hilversum. Maar ik kan niet meer zeggen, dan wat ik daar opvang. Ik moet het kunnen verantwoorden. Ik kan niet kritischer zijn dan ik voel dat nodig is. Want dan zou ik mezelf verloochenen, en als het dan achteraf niet geklopt had was het helemaal vervelend geweest. Ik zeg alleen wat er gezegd is en neem niet zelf het initiatief om te zeggen wat waar is en wat niet. Ik leg het in de mond van anderen. Dat is ook het enige wat je op dat moment kan doen. Achteraf kan je niet verweten worden dat je paniek hebt gezaaid en je beroept je op wat andere zeggen, dat is misschien laf, maar ik kan niet meer doen, het zou onverantwoord zijn als ik daar een eigen mening over zou hebben.”

5.3. Effecten berichtgeving op publiek

Het gebruik van een bekend gezicht in beeld of het uitnodigingen van een deskundige is geen geruststellingstechniek. Daar denken alle vier de geïnterviewden hetzelfde over. “Wij zijn er niet om gerust te stellen, wij zijn er voor de onafhankelijke informatie”, zegt Arno Vermeulen. Kees van Dam beaamt dat. “Je probeert gewoon rustig en overwogen je oordeel te vellen en te vertellen wat daar gaande is. Het is niet mijn taak om de paniek te vergroten of de paniek te verkleinen. Als er paniek is daar, en het is er een grote teringbende, dan zal ik zeggen ‘het is een grote rotzooi, er klopt helemaal niks van’. En als je het tegenovergestelde ziet, dan zeg je dat. Dus ik sta daar gewoon om de feiten te observeren, te analyseren en te interpreteren en dat weer te geven, ik sta daar niet om mijn moeder gerust te stellen.” Ook Theo Verbruggen vindt geruststellen niet zijn verantwoording. “Ik vind niet dat we moeten geruststellen of paniek moeten zaaien. En ik ben er niet mee bezig om mensen gerust te stellen of om paniek te zaaien. Geruststellen is denk ik niet een factor die bij ons een rol speelt. Ik denk dat bij ons de professionaliteit van een verslaggever ter plekke kan zorgen voor een

betrouwbaar gevoel, en dat dat indirect ook geruststellend is. Dat kan ik mij wel voorstellen”. Jaap Leemeijer beaamt ook dat geruststelling geen overweging is. “Je moet de huiskamervragen goed stellen. En die is kennelijk in die periode geweest of er een gevaar voor de gezondheid was.”

Het gevaar voor de gezondheid-frame dat veel is gebruikt, blijkt uit de inhoudsanalyse, wordt herkend door de journalisten. “Ja, dat zijn ook wel de logische vragen die je stelt en de logische kaders. Namelijk wat lag daar nou eigenlijk en hoe gevaarlijk is dat voor de mensen die erom heen wonen”, zegt Kees van Dam. “Ja, ik herken dat. Dat waren de termen die steeds terug kwamen. Daar draaide het om”, reageert Theo Verbruggen. Volgens Kees van Dam ontstaat zo’n frame uit common sense denken. “Het zijn van die voor de hand liggende vragen: wat was er opgeslagen, mocht dat, was dat gevaarlijk, wat betekent dat eventueel voor omwonenden en voor de bedrijven. Het zijn van die voor de hand liggende thema’s en aan de hand van wat je vind, ga je dan weer verder.” Volgens

70 Kees van Dam is het frame veel gebruikt, omdat er weinig adequate informatie kwam van de

autoriteiten. “Als je niks weet, geen idee wat er ligt, geen idee hoeveel, geen idee of er vergunningen waren, geen idee of het een veilig bedrijf was, geen idee of ze een eigen brandweer hadden, geen idee of die is ingezet en hoe de samenwerking was met de brandweer. Ja, als je op al die voor de hand liggende vragen geen adequaat antwoord krijgt.. Zolang daar geen antwoord op is, blijf je de vragen stellen. Want je zal er maar om de hoek wonen. De mensen er omheen mogen ervan uitgaan dat de overheid zulke zaken goed regelt, ja voor hen is zo’n puinhoop natuurlijk niet acceptabel.” “Door te ontkennen, door te zeggen er is geen gevaar, wek je argwaan, blijkbaar werkt het averechts. Wij zijn daar denk ik niet heel erg bewust van. In het samenspel ontstaat dat. Ergens begint dat”, zegt Theo Verbruggen.

Wel herkent hij een aantal verschuivingen in de loop van de jaren. “Er is een gebrek aan vertrouwen naar autoriteiten, dat zien we steeds meer. Alles mag onderuit gehaald worden. Dat verzorgd veel onrust denk ik. De autoriteiten zijn niet meer de autoriteiten die ze soms moeten zijn. Ze zijn niet leading, terwijl ze alle mogelijkheden hebben, persconferenties en ze kunnen live. Ik ben ook wel argwanender geworden. Autoriteiten zeggen ook nooit zomaar iets. Er is ook een strijd tussen burgemeesters, wie trekt het voortouw. Als je dan later hoort dat een burgemeester die het minder goed doet aan de kant wordt geschoven, dan denk je wel ja, dan is het een soort acting. De buitenkant en de presentatie wordt belangrijker.” Ook de terminologie is door de jaren heen wat veranderd, volgens Theo Verbruggen. “Door de commerciële zenders is het goed dat we concurrentie