• No results found

Door H. de Vetten

8 januari 2015 te Helmond

Het winkelprincipe is onderscheidend, mensen kunnen zelf kiezen wat ze nodig hebben. je wordt als klant bejegend niet als zielig slachtoffer. Voor ze klant worden moeten ze alle cijfers op tafel leggen. Begeleiding is ook verplicht. Je moet ook iets terug doen naar de samenleving, vrijwilli- gerswerk of stappen zetten richting reintegratie naar betaald werk.

‘de mate van betrokkenheid van lokale projecten op voedselbeleid’ - voedsel verstrekken

-

Financiële hulpverlening

-

participatie

-

reintegratie

“hoe ziet de huidige samenwerking/relatie tussen gemeente en uw organisatie er uit?”

De SuperSociaal en de gemeente Helmond functioneren geheel afzonderlijk van elkaar. SuperSoci- aal heeft eigen beleid omtrent toelating en reintegratie.

Er heerst een zogeheten subsidierelatie. De gemeente had eerst wat aarzelingen, uiteindelijk is in het kader van armoede beleid subsidiëren zei deze stichting met €120.000 per jaar. daarnaast heb- ben wij nog inkomsten uit verkoop en sponsoring, vrienden van fondsen, etc. de hele omzet van de stichting is €180.000,- op 300 huishoudens.

De inkomenstoets gebeurd door een onafhankelijke partij om belangenverstrengeling te vermijden. De normen stellen wij zelf. Die lijken op de normen van voedselbanken maar die heeft de gemeente niet bepaald.

Zowel de gemeente als de SuperSociaal hebben een actieve rol in het doorverwijzen naar elkaar. Zo blijven taken gescheiden, de SuperSociaal doen alleen de winkel en het spreekuur. De samenwer- king gaat echter wel verder. Zo wordt er verantwoording afgelegd over hoe de subsidie besteed wordt. De werkzaamheden van SuperSociaal moeten passen binnen het armoedebeleid dat de ge- meente heeft uitgezet.

“hoe ziet u de toekomst van voedselbeleid voor zich op lokaal niveau en wat is daarin de wen- selijke verhouding tussen projecten, gemeente & nationale overheid?”

ik vind dit een beter concept dan de voedselbank omdat het meer van deze tijd is qua bejegening van de mensen maar ook voor wat hoort wat. je krijgt het niet gratis, ook al is het maar weinig je hebt toch het gevoel van, ik moet iets betalen. ik ben ook een stukje klant en ik krijg het niet voor niks. ik vind dat moderner dan het geven van spullen die je vaak helemaal niet moet hebben of toch maar weggooit en ik vind ook waarom zou je daar een taboe op moeten leggen? Ik vind dit model meer garanties geven op een professioneler aanpak. ik zeg niet dat het bij de voedselbanken mis is, maar het is wel kwetsbaar en niet van deze tijd.

Het model heeft erkenning gekregen van de gemeente Helmond. Hoe komt zoiets tot stand? het heeft te maken met een ander model. op het moment dat je kiest voor een model zeg je ook tegen een gemeente; wij zijn niet een club vrijwillige idealisten maar wij stellen ook eisen aan onze orga- nisatie bepaalde minimale professionele eisen begint al bij het bestuur. Zo zitten er ook bepaalde professionals, ik vanuit een zorginstelling een collega vanuit reintegratie bedrijf, ook particulieren maar ook mensen die vanuit die organisatie en niet op persoonlijke titel. ik ben hier vanuit mijn zorginstelling dus als ik daar wegga komt mijn opvolger in het bestuur wat een bepaalde professio- naliteit garandeert. dan heb je een betaalde kracht in dienst waardoor je weet dat bepaalde zaken goed geregeld zijn met voedselveiligheid en personeel en allemaal dat soort dingen en dan ben je een interessanter partij voor de gemeente om te subsidiëren omdat we ook wat te bieden hebben. Dan heb je ook meer recht van spreken. De meeste voedselbanken hebben denk ik nagenoeg subsi- die. misschien sporadisch een busje kopen en wat geld maar niet vast. En dat hangt dan echt af van de politiek.

Samen met Almere hebben wij netwerk socialesupers opgericht en dat is skanfonds is een fonds die een overstap regelen tussen een reguliere voedselbank naar een sociale super.

En de nationale politiek, den haag? dat is zo ver weg.

Zou den haag iets moeten doen, bijvoorbeeld jegens gemeenten?

gemeenten maken hun eigen beleid. Zolang een gemeente een voedselbank heeft die redelijk draait, waarom zouden ze zich drukmaken? Waarom zouden ze geld moeten spenderen aan iets wat toch al

draait en er toch al is? Op het moment dat het misgaat misschien dan maar dan is het pas na politie- ke druk. Hier was toen fraude en slecht nieuws over de voedselbank en dus was er urgentie aanwe- zig om in te grijpen. Toen was er in de politiek een soort besef van misschien is dat niet de goede manier want fraude gevoelig en daar willen we dan toch vanaf.

Die voedselbanken lossen het probleem toch in een zekere zin op - voor de maatschappij. iedereen kan zeggen van oke ook voor je eigen geweten, we hebben toch iets voor die hele onderkant, we hebben het toch opgelost.

Opvallend aan het begin hier, heb ik in de eerste twee jaar alles opgezet met een fonds. in die twee jaar hebben we gevochte voor die erkenning. en wat merk je wat was de grootste drempel is dan het niet willen erkennen dat er sprake is van armoede want dan zou het beleid gefaald hebben en dat willen we eigelijk toch lever niet onder ogen zien en we hebben op een gegeven moment gezegd: “het is niet falend beleid maar ondanks het beleid dat er is is er toch armoede. en dat is niet jullie schuld maar dat is wel zo. we hebben het een beetje uit de morele hoek gehaald en dat was mis- schien de opening van we moeten die subsidiëring misschien maar erkennen”. Maar ik weet dat heel veel gemeenten daarmee zitten te worstelen op politiek niveau, met de vraag of er eigelijk wel echt armoede is.

“In hoeverre kan de invloed van voedselbanken gezien worden als een alternatieve richting van voedselbeleidsvorming waarbij de overheid buitenspel komt te staan?”

Wij hebben ze natuurlijk niet buiten spel gezet wij hebben ze juist betrokken. Maar de voedselban- ken doen dat wel bewust ook denk ik die vragen ook geen subsidie misschien eenmalig iets maar niet structureel dus in die zin hebben zei het buiten de overheid om geregeld, zo kan je het wel stel- len. Wat zijn dan de voor en nadelen van het betrekken van de overheid? armoedebestrijding is geen beleid voor of-of. ik vind het een verantwoordelijkheid voor de overheid maar ook voor de maatschappij. En bij het opzetten van dit project hebben wij direct de overheid betrokken, niet ge- lijk succesvol maar wel duidelijk op tijd aangekondigd dat we een tweejarig fonds hadden als start gift en dat dat zou stoppen. Het heeft tijd nodig om te landen maar ook om te laten zien wat het waard is en te overtuigen. Alternatief zou zijn dat de overheid het helemaal zelf doet maar ik denk niet, dan ga je wel heel ver, dat is weer een brug te ver.

SuperSociaal bied 300 huishoudens wekelijks voedselhulp. Dit doen ze op hun eigen unieke manier. De mensen die hulp krijgen kunnen elke week naar de winkel. Afhankelijk van de gezinssamenstel-

ling kan men een bepaald maximum bedrag aan eten ‘kopen’ per maand. Afhankelijk van de situatie betaald het winkelend publiek 10, 20 of 30% van de winkelwaarde. Als de situatie het echt niet toe- laat dat iemand zelf een klein bedrag betaald kan er zelfs gratis gewinkeld worden. Mensen kiezen zelf uit, binnen elke voedselgroep is een maximum van wat mensen mee kunnen nemen. Bijvoor- beeld drie broden per klant per week. Zo wordt alles eerlijk verdeeld. Als je winkelt bij de SuperSo- ciaal wordt je als klant bejegend. Je pakt een winkelwagentje, doet je boodschappen en rekent af bij de kassa. Iedereen is welkom aan de koffietafel, voor een kopje koffie of sociale interactie.

Buiten de doelstelling dat SuperSociaal voedsel wil verstrekken aan de allerarmsten van de ge- meenschap is de vereniging betrokken bij de individuele gevallen van haar winkelend publiek. Ook de SuperSociaal checkt nauwkeurig de financiële situatie alvorens gebruik gemaakt kan worden van de super. Men moet bereid zijn alle financiële gegevens inzichtelijk te maken maar een voorwaarde van toelating is ook het accepteren van hulp. Financiële hulpverlening, participatie en reintegratie zijn drie pijlers waar de vereniging zich op richt.

“hoe ziet de huidige samenwerking/relatie tussen gemeente en uw organisatie er uit?”

Dit doet de vereniging niet alleen. Er is actief verwijzingsbeleid tussen de SuperSociaal, hulpverle- nende instanties en gouvernementele instanties. Het beleid is op elkaar afgestemd. Zo wordt partici- patie verwacht en gefaciliteerd door de gemeente in de vorm van ofwel werk, ofwel vrijwilligers- werk en soms kan dit ook scholing of een ander soort traject zijn. Participatie en financiële hulpver- lening bevorderen het reintegratie proces. SuperSociaal draagt daaraan bij door mensen naar de winkel te laten komen, te faciliteren in sociaal contact en ook een spreekuur waarin advies wordt geboden om mensen zo succesvol mogelijk door hun traject te begeleiden.

De SuperSociaal en de gemeente Helmond functioneren geheel afzonderlijk van elkaar. SuperSoci- aal heeft eigen beleid omtrent toelating en reintegratie. Er heerst een zogeheten subsidierelatie. De gemeente had eerst wat aarzelingen. In het kader van armoede beleid subsidiëren ze de stichting met €120.000 per jaar. Daarnaast worden inkomsten verworven uit verkoop en sponsoring, vrien- den van fondsen, etcetera. De hele omzet van de stichting is €180.000,-. Zowel de gemeente als de SuperSociaal hebben een actieve rol in het doorverwijzen naar elkaar. Zo blijven taken gescheiden, de SuperSociaal doen alleen de winkel en het spreekuur. De samenwerking gaat echter wel verder. Zo wordt er verantwoording afgelegd over hoe de subsidie besteed wordt. De werkzaamheden van SuperSociaal moeten passen binnen het armoedebeleid dat de gemeente heeft uitgezet.

“hoe ziet u de toekomst van voedselbeleid voor zich op lokaal niveau en wat is daarin de wen- selijke verhouding tussen projecten, gemeente & nationale overheid?”

Armoedebeleid blijft een politieke strubbeling, met de vraag of er eigelijk wel armoede is. De grootste drempel voor de politiek is het erkennen dat er sprake is van armoede. Dan zou het beleid gefaald hebben, en dat wil men niet onder ogen zien. Deze discussie heeft SuperSociaal uit het mo- rele speelveld willen halen, Feuerriegel (2015): “het is niet falend beleid maar ondanks het beleid

dat er is, is er toch armoede. En dat is niet jullie schuld maar dat is wel zo”. Meerdere gemeenten

worstelen met deze morele vraag op politiek niveau. (Feuerriegel, 2015)

De manier van aanpak van een klassieke voedselbank is: “niet meer van deze tijd” (Feuerriegel, 2015). In Helmond heerst er een voor wat hoort wat mentaliteit. Het eten is niet gratis en er wordt inzet voor de maatschappij verwacht in de vorm van (vrijwilligers-) werk. Het is een moderner con- cept dat het geven van spullen die mensen misschien niet willen of weggooien. “Dit model geeft

meer garanties op een professionelere aanpak”. (Feuerriegel, 2015)

“Hoe reageren de lokale overheden op de mate van betrokkenheid van lokale projecten op voedselbeleid?”.

SuperSociaal heeft erkenning gekregen een instantie te zijn die bij konden dragen aan het armoede- beleid van Helmond. Feuerriegel legt uit dat dit komt door het type model waarmee ze werken. Su- perSociaal is geen groep vrijwillige idealisten maar een organisatie die minimale eisen en professi- onaliteit van zichzelf eist welke vastligt in een professioneel bestuur. Bestuursfuncties worden be- kleedden professionals die niet op persoonlijke titel maar op werkfunctie betrokken zijn. Zo zijn de lokale zorginstelling en het reïntegratie bedrijf betrokken bij de opzet en de implementatie van het beleid van SuperSociaal. Omdat we professionaliteit te bieden hebben zijn we een interessante par- tij voor de gemeente om in te investeren.

Dit kwam niet gelijk, de eerste twee jaar heeft een subsidie van het Skanfonds het starters kapitaal verzorgt. Met deze €200.000,- is de SuperSociaal opgericht vanuit de toenmalige voedselbank. In die voedselbank was sprake van fraude en dus was er noodzaak om de werkwijze te herzien. Dit is rigoureus aangepakt en de gemeente is hiervan altijd op de hoogte gehouden. “Wij hebben ze na-

tuurlijk niet buiten spel gezet wij hebben ze juist betrokken” (Feuerriegel, 2015). Armoedebeleid is

voor Feuerriegel een verantwoordelijkheid voor de overheid en de maatschappij. Bij dit project is dan ook de overheid direct betrokken. Dat was niet gelijk succesvol echter wel met een duidelijk doel. Het fonds was tijdelijk, en dus is er twee jaar de tijd geweest om de gemeente te betrekken, te

laten zien waar het project toe in staat was en te overtuigen in de toekomst financieel bij te dragen aan de SuperSociaal.

Een valkuil is dat gemeenten met een redelijk draaiende voedselbank geen noodzaak hebben voor actie of interventie. Immers is geld spenderen aan iets wat goed loopt niet noodzakelijk. Dit geld niet alleen voor de manier waarop een voedselbank functioneert maar ook de mate van effectiviteit. Indien er meer honger zou zijn zou de noodzaak tot hulp vanuit de gemeente groter worden. (Feuer- riegel, 2015)