• No results found

Interview met Henk Kraima

In document De boekenman en de bedrijfsleider (pagina 81-108)

Henk Kraima werd op 16 december geïnterviewd in Amsterdam, over zijn tijd als directeur van de CPNB. Deze vragen werden gesteld aan de hand van informatie over hem uit kranten en tijdschriften en informatie over Tersteeg.

Waar bent u opgegroeid?

Dat is een wijd begrip, ik groei nog steeds denk ik. Ik heb tot en met mijn zesde in een dorpje in Groningen, Onderdendam, gewoond. Ik herinner me dat ik daar Pinkeltje las, dus daar moet ik ook hebben leren lezen. Ik ben opgegroeid in een protestants gezin. Dat betekent dat er elke dag uit de bijbel werd voorgelezen, de kinderbijbel en de gewone bijbel. Dat is iets dat nu eindeloos gepropageerd wordt, dat je elke dag moet voorlezen, maar in mijn gezin las soms de moeder, soms de vader. Het was heel normaal om voor te lezen, maar er werd niet

voorgelezen voor het slapengaan, daar herinner ik me helemaal niets van. Ik heb laatst een discussie gehad hoe we in hemelsnaam Nederlands hebben geleerd, iedereen in dat dorp sprak Gronings. En ik denk dat dit door de kerk kwam. Natuurlijk, op school leerde je Nederlands, maar dat begon pas als je vijf of zes was. Op de peuterschool zal ook wel Nederlands

gesproken zijn, maar iedereen sprak verder Gronings met elkaar. Het moet dus door dat voorlezen uit de bijbel zijn geweest, die liet zien dat er nog een taal was. Blijkbaar ben ik dus gewoon tweetalig opgegroeid. In die tijd, toen de dialecten nog sterk waren, moet dat een belangrijke rol gespeeld hebben.

Wat was de achtergrond van uw ouders?

Mijn moeder was keurig huisvrouw zoals dat heet, maar zij was in die tijd wel hulp in de huishouding en kindermeisje bij een katholiek fabrikantengezin. Dat heeft meegeholpen aan haar wereldbeeld. Voor haar was iedereen gelijk, er waren geen verschillen, ze had geen oogkleppen op. Ze had een wereldse blik.

Heeft dat in de opvoeding u ook beïnvloed?

Mijn ouders waren zeer ruimdenkend en zijn toen ik zes was naar Amsterdam vertrokken door de crisis, door de armoede. Ze konden in Groningen geen brood meer verdienen. Mijn vader is toen bij het gemeentelijk vervoersbedrijf gaan werken. Een ander aspect wat nog uit die periode komt is dat mijn vader in de bibliotheekcommissie zat van de kerk. Mijn ouders lazen ook. Zijn keuzes vielen niet altijd in genade bij de dominee en de kerkraad. Kijk, iets communistisch zoals Hemingway paste niet bij de leer van de kerk. Wij hadden dus thuis een

kast met afgekeurde boeken, daar stonden een stuk of vijftien a twintig boeken in die allemaal niet door de kerkraad waren goed gekeurd. En dat waren wel goede boeken. Als je als kind leerde lezen keek je eindeloos naar zo'n boekenplank en als je dan zo'n intrigerende titel als 'Voor wien de klok luidt' ziet, dan trekt dat je aandacht. Toen ik dat met mijn vader besprak, bleek dat hij een heleboel titels had die hij van de kerkraad maar mee naar huis moest nemen als hij dat zo nodig vond.

Dus u bent opgegroeid met boeken die volgens de kerk niet door de beugel konden?

Ja, maar dat is achteraf. Het geeft aan dat mijn ouders in ieder geval breed lazen. Toen ik zelf ging lezen las ik de vertalingen al niet meer en maakte je een andere keuze. Toen ik in de jaren zestig echt volwassen literatuur ging lezen, las ik andere schrijvers.

U zei dat u op uw zesde naar Amsterdam bent verhuisd?

Ja, op mijn zesde en daar heb ik nagenoeg de rest van mijn leven gewoond.

Heeft u daar ook gestudeerd?

Nee, ik heb niet gestudeerd. Ik wilde journalist worden, maar daar ben ik niet voor toegelaten. Ik was zo dom om in mijn eigenwijsheid - de jeugd was alles - ruzie te maken met de

commissie die bepaalde of je werd toegelaten. Ik vond dat ze het helemaal verkeerd deden en in die tijd, de tweede helft van de jaren '60, was ik gewend dat ook uit te spreken. Hierdoor werd ik niet toegelaten. Ik moest daarna de militaire dienst in en ik kon geen studie vinden. Mijn ouders hadden het ook niet zo breed dat ik zomaar wat kon gaan studeren. Dus ik heb uiteindelijk geen universitaire studie gedaan, maar wel veel zelfstudie. Ik heb veel

avondstudies gedaan, wat toen nog heel gewoon was. Je kon in die tijd ook leerling-journalist worden, dan kon je gewoon aan het werk en daarnaast studeerde je dan Nederlands of

politicologie. Maar dit lukte bij mij niet omdat ik nog de militaire dienst in moest. Ze gingen niet iemand opleiden voor driekwart jaar om daarna in dienst te gaan. Dus ik ben heb ik dat via zelfstudie gedaan. Ik ben toen per ongeluk terecht gekomen op de PR-afdeling van een kleine verzekeringsmaatschappij, waar ik werkende de tijd overbrugde tot ik in dienst zou gaan. Gedurende die tijd ben ik in de ban geraakt van massacommunicatie. Daar ben ik me toen steeds meer in gaan verdiepen. Ik weet dus veel van massacommunicatie, veel van onderzoek en in die zin van psychologie, van reclame en ook van tekstschrijven. Ik ging carrière maken in de reclame, ik werd chef Reclame bij Delta Lloyd. Na een tijdje besloot ik echter dat daar mijn toekomst niet lag. Ik had inmiddels andere studies gevolgd in de

organisatie werd gepikt en werd klaargestoomd voor het grote werk. Ik werd naar Londen overgeheveld en daar werd ik klaargestoomd. Dat heb ik drie jaar gedaan, allerlei

projectmanagement en marketing. Ten slotte kreeg ik ook daar problemen met de leiding. Dat was het moment dat ik besloot verder te gaan kijken. Zij wilden namelijk dat ik dingen deed waar ik mijzelf niet voor wilde lenen. In die existentiële crisis heb ik nagedacht:

reclame,marketing, bedrijfsvoering, dat is iets dat mij blijkbaar ligt en wat ik blijkbaar wel kan, maar nu wil ik iets wat me echt interesseert. Die hele wereld stond me namelijk erg tegen. Toen had ik een lijstje met een paar sectoren waar ik wilde werken en daar heb ik brieven voor geschreven. Zo ben ik terechtgekomen bij uitgeverij Meulenhoff, en daar wilde men een nieuwe uitgeverij opstarten waar ik verantwoordelijk werd voor de financiën en dergelijke. Ik was geen uitgever, ik deed het samen met de uitgever. Dat heb ik een aantal jaren gedaan, tot de crisis van begin jaren '80. Binnen Meulenhoff werden alle BV's samengevoegd. Toen heb ik een paar jaar voor de holding gewerkt, met name voor de reorganisaties en dergelijke. Maar na drie jaar had ik dat wel gezien, ook omdat ik de uitgeverijwereld wel kende en omdat het het bedrijf niet was om er nog vijfentwintig jaar te blijven hangen. Het bedrijf stond in stilstaand water en het was al te voorspellen dat alles met de Perscombinatie ging gebeuren. Om daar nog te blijven zag ik niet zitten. Toen raakte ik bij de CPNB betrokken. Ik zat wel al in een aantal adviescommissies en daar zag ik dat de CPNB op sterven na dood was. Ik was de vijfde of zesde eindverantwoordelijke in een paar jaar, dus de pijn, zowel met financiële als juridische problemen, was erg groot. Ik dacht, ik ga een paar jaar kijken wat het is. Dat had ik ook met de CPNB afgesproken: geef me vijf jaar dan bouw ik het op, maar daar ben ik blijven hangen.

Dus u heeft uiteindelijk voor het boekenvak gekozen op de manier: 'dit is een van de sectoren die me beter liggen dan waar ik nu zit'?

Ik heb gewoon in mijn privéleven gekeken en gekeken wat me interesseert. Dat was film, theater, sociale maatschappelijke zaken en boeken. Ik heb naar drie uitgeverijen geschreven, ook op basis van welke boeken in het meest in mijn kast had staan. Blijkbaar is dat dan een uitgeverij die me interesseert. Zo simplistisch, maar het werkte wel.

Als uw sollicitatie bij bijvoorbeeld een filmmaatschappij was geaccepteerd, dan had u dus daar wellicht gewerkt.

En de CPNB had dus ook slechts voor een paar jaar kunnen zijn?

Ja, het bestuur wilde dat ook. De vorige echte directeur had er twaalf jaar gezeten en dat vond men eigenlijk iets te lang. Dus zij hadden ook de intentie het voor een jaar of vijf te doen. Dan zouden we daarna wel kijken hoe het zit. Na vijf jaar was er ook een serieuze discussie en had ik zelf de voornemens om weg te gaan. Zij hebben toen een beroep op me gedaan om te blijven, het beviel blijkbaar goed. Ik had een half jaar sabattical bedongen, met het idee dat ik daarna nog anderhalf tot twee jaar zou blijven. In dat half jaar verlof zou ik dan bedenken wat ik daarna zou willen. Maar vervolgens gebeurt er ook privé van alles waardoor je toch langer blijft. Dingen lopen zoals ze lopen.

Uiteindelijk is het bijna vijfentwintig jaar geworden.

Mensen denken direct dat als je iets vijfentwintig jaar doet, het de baan van je leven is, maar daarvoor had ik ook al 18 jaar gewerkt. Het was gewoon ruim de helft van mijn loopbaan. Op mijn vijftigste was ik voor 90% weg bij de CPNB en zou ik er volledig mee stoppen. Toen kon ik ineens na jaren praten de bibliotheken binnenkrijgen en NS als hele grote sponsor. Dit zorgde ervoor dat ik mijn hele lade met plannen die ik nooit kon uitvoeren, ineens wel kon uitvoeren. En de bibliotheken erbij halen kon alleen omdat de directeur het wel wilde doen, maar enkel met mij. Hij wilde het niet met een volgende directeur regelen, dan had hij weer last met de verantwoording tegenover zijn achterban. Hij wilde het enkel doorzetten als ik het plan kon uitvoeren, omdat hij wist dat hij met mij wel kon bouwen. Dat was een vrij cruciale vraag, dus heb ik met mijn bestuur overlegd en hebben we geconcludeerd dat we nog even doorgingen.

Heeft u ook nevenfuncties gehad in die vierentwintig jaar?

Ik heb dat altijd wat op afstand gehouden omdat ik mijn handen vrij wilde houden. Het was op een gegeven moment zo dol dat als ik hier vandaag zou afspreken met een auteur, het morgen in de krant zou staan dat die auteur de schrijver van het volgende

Boekenweekgeschenk zou worden. Dus ik was heel voorzichtig met dat soort zaken. Ik heb in het bestuur van Bulkboeks Dag van de Literatuur gezeten en ik heb vooral veel georganiseerd op de achtergrond. De gedichtendag bijvoorbeeld, dat konden we niet inpassen in de CPNB, maar ik vond het wel belangrijk dat het er kwam. Daar heb ik achter de schermen daarom aan meegewerkt. En zo waren er meer dingen, waar je wel bij hielp maar waar je niet in een officiële commissie zat.

Bij Tersteeg was het heel belangrijk dat hij een politieke achtergrond had. Bent u bij een politieke partij betrokken?

Tersteeg was een vrij rechts mannetje toch?

Ja, en dat komt in zijn ideeën over de propaganda duidelijk naar voren. Had u ook een achtergrond die duidelijk naar voren kwam?

Daar vraag je wat. Ik heb erg veel baat gehad bij de democratisering van het onderwijs en dat iedereen kon gaan studeren, dat je geen rangen en standenmaatschappij had. Een jaar nadat we in Amsterdam waren gaan wonen, kwam er een bibliotheek tegenover ons. Dat is ook erg belangrijk geweest. Er was in die tijd zo'n vloedgolf aan kinderen dat je maar een keer per week boeken mocht lenen. Dat loste ik op door gewoon in de bibliotheek te gaan zitten lezen en een vriendje nemen dat op maandag boeken mocht lenen. Ik mocht op donderdag boeken lenen en zo had je toch zes boeken per week. Dat gaf aan hoeveel schaarste er was. De

bibliotheek was mijn huiskamer, daar heb ik heel veel gezeten. Dat was ook omdat je als kind maar boeken tot twaalf jaar mocht lenen, en als je tien of elf was had je alles wel gelezen. Dan ging je naar boven, voor de boeken voor oudere kinderen. Die mocht ik natuurlijk nog niet lezen, maar op deze manier kon dat wel. Die las je daar gewoon.

In plaats van een politieke partij was de toegang voor het boek uw drijfveer?

Dat was inderdaad erg belangrijk, en in die zin ben ik altijd wel in een bibliotheek geweest. En sociaal maatschappelijk kun je zeggen de verheffing van het volk, dat heet politiek gezien links dan geloof ik.

Dan wil ik nu graag kijken naar de samenleving ten tijde van uw directeurschap. Bij Tersteeg kwam de moderne tijd op, waarbij door de opkomst van film en dancings e.d. het publiek oppervlakkig werd volgens Tersteeg. Waren deze ontwikkelingen in uw tijd ook aan de hand?

Het is de vraag of Tersteegs observering juist was. Misschien was het publiek altijd al oppervlakkig, maar de kerk pompte het erin. Voor de rest hadden alle grote bedrijven die groot zijn geworden in de industrialisering eind negentiende eeuw er geen belang bij dat er vrije tijd was. Mensen werden dom gehouden en arm. Er was een enorme groei aan vrije tijd nadat de kinderarbeid eruit ging. Vrouwen kregen ook meer stemrecht, het was allemaal veel democratischer. Politieke partijen kwamen toen ook op. En de werkweek werd korter, dus er kwam meer vrije tijd. Daardoor kwam de Olympische beweging ook. Er kwam ruimte voor allerlei zaken, muziek kwam bijvoorbeeld thuis via de radio. Dat deed een beroep op vrije

tijd, maar er was dus ook meer vrije tijd. Vergeleken met twintig jaar daarvoor, toen was er helemaal geen vrije tijd. Het was overleven, met veel kindersterfte en mensen die niet oud werden .Toen dat genormaliseerd werd en het iets meer ging lijken op de moderne

maatschappij nu, ja dat moet in de ogen van Tersteeg en de andere conservatieven een enorme vervlakking zijn geweest. Maar ik vraag me dat af hoor. Misschien gingen mensen ook wel veel meer sporten, wat juist erg gezond was en mensen zagen door films dat er heel andere landen waren. Dus ik vraag me af of dat echt een vervlakking was.

En in de jaren tachtig en negentig, hoe kijkt u naar die periode?

Het is moeilijk daar iets over te zeggen, nu dertig jaar later, maar wat ik nog weet is dat er een enorme werkloosheid was, enorme woningnood. Iedereen is dat vergeten, maar in 1990 had ik zeshonderd sollicitanten voor een willekeurige vacature. Mijn vrouw is twaalf jaar jonger dan ik, die werd achttien in 1980. Die wist toen ze op school zat al dat er geen werk zou zijn. Iedereen ging studeren omdat er geen werk was. Het was echt een desolate toestand, die pas in de jaren negentig weer bijtrok. Ik weet niet zo goed wat je daar van moet vinden, het beheerste alles. Er was een sterke politieke betrokkenheid, meer dan nu, men was geïnteresseerd in politiek en volgde het ook sterk. In de jaren tachtig waren ook de grote demonstraties tegen de kernbommen en dergelijke. Dat zijn wel de belangrijke dingen als je kijkt naar hoe de wereld er toen uit zag. Zuid-Amerika was ook erg interessant, we

protesteerden tegen Chili, tegen Argentinië, iedereen was er erg bij betrokken. Het was vergelijkbaar met hoe in de jaren zestig werd geprotesteerd tegen Vietnam.

Was dat goed voor het boek?

Het geeft in ieder geval aan dat mensen interesse hadden in de wereld om hen heen. Dan is het boek een prachtig middel.

Er was dus juist helemaal geen sprake van cultuurverval, zoals Tersteeg het noemde?

Ik denk dat de mensen in de jaren tien en twintig een heel benepen wereldbeeld hadden. Ik denk dat door al die ontwikkelingen de mens is geworden zoals ze nu is. Kennis wordt nu gewaardeerd, vroeger moest je maar gewoon in de mijn werken. Nu is kennis vanzelfsprekend geworden. Dat is zo opgerekt. Ik vind dat die ontwikkelingen alles alleen maar ten goede hebben gebracht.

Hoe reageerde u met de CPNB op die ontwikkelingen?

Er is maar één manier waarom de CPNB nog bestaansrecht heeft en dat is dat het iets toevoegt aan wat individuele boekwinkels doen. Als je de toegevoegde waarde niet laat zien, dan kun

je het wel vergeten. Er was geen tijd voor ideeën of grote visies, er moest gewoon overleefd worden. Er waren discussies in Boekblad over hoe het verder moest in het vak, en daarin werd gesteld dat we niet moesten vergeten iemand aan te wijzen die straks het licht uitdeed. Zo slecht ging het, de verkoop zakte maar en zakte maar, tot eind jaren tachtig ging dat door. Ik had een optimistisch karakter, iets wat je ook moet hebben als je een marketeer en een ondernemer bent en ik dacht dat we daar nog wel iets aan konden doen. Zo ben ik eraan begonnen, ik probeerde met de CPNB te overleven en de ontwikkelingen ten goede te benutten.

En was u daarmee vooral voor nieuwe dingen, of was u conservatiever?

Alles wat de CPNB deed vond ik onnozel, ik vond de structuur onnozel, de mensen die er zaten, ik had nogal wat kritiek. De structuur was achterhaald, iets uit de jaren vijftig dat nog steeds krampachtig werd vastgehouden.

Dus u was voornamelijk bezig met vernieuwen.

Ik heb er een bedrijf van gemaakt, een bedrijfsmatige benadering. Je moet een product of dienst leveren waar mensen iets aan hebben. Als je iets levert waar niemand op zit te wachten, ben je op termijn kansloos. Je kunt het een tijdje rekken misschien, maar je bent uiteindelijk kansloos. En ik vond dat iedereen wel blij was met mijn ideeën. Dat wanneer iemand opstond die vond dat alles wel opgeheven kon worden, er toch nog genoeg mensen waren die zeiden dat dat toch echt niet de bedoeling was.

Ik las bijvoorbeeld de discussies over of e-books en luisterboeken in de Boekenweek meegenomen moesten worden, en daarin werd gesteld dat u conservatiever was en niet meeging met de nieuwe ontwikkelingen.

Dat was de framing inderdaad, als je het niet eens bent met iemand die meegaat met de toekomst, dan ben je conservatief. Er werd gelijk gezegd dat ik van het dode bomenbos was.

In document De boekenman en de bedrijfsleider (pagina 81-108)