• No results found

De samenleving

In document De boekenman en de bedrijfsleider (pagina 48-51)

4. Henk Kraima: een commerciële man met culturele interesse

4.1. Kraima's ideeën en idealen

4.1.1. De samenleving

Toen Henk Kraima in de jaren tachtig directeur werd van de CPNB was er sprake van een economische crisis. Mensen hadden na jaren van toenemende welvaart minder inkomsten en daardoor ook minder geld beschikbaar voor vrijetijdsbestedingen.305 Op de vrijetijdsmarkt had het boek zware concurrentie gekregen. Hierdoor werd het geld dat beschikbaar was voor vrijetijdsbestedingen, niet vanzelfsprekend uitgegeven aan het boek. Ook de uitgevers en de boekverkopers moesten genoegen nemen met minder inkomsten. Toen Nederland in de eenentwintigste eeuw getroffen werd door nog een economische crisis kwam het boekenvak opnieuw onder druk te staan. Beide crises zouden volgens Kraima geen invloed hebben op het boek. Deze gedachte kan deels worden verklaard doordat hij in de jaren tachtig een van de gelukkige Nederlanders was met werk en dus geld had om boeken te kopen, maar ook door zijn positieve houding in het algemeen. Hij wordt in vele artikelen getypeerd als 'de grootste optimist van het boekenvak'.306 Hij zag dat mensen in crisistijd minder te besteden hadden en begreep dat zij hierdoor wellicht minder boeken zouden kopen.307 Hij was echter niet bang dat men helemaal niet meer zou lezen, omdat Nederland een boekminnend land was. 308 Door de lange geschiedenis van de CPNB was de samenleving opgegroeid met het boek en herkende men de waarde ervan. Kraima verwachtte daarom niet dat mensen het boek zouden laten vallen.309 Dit idee zag hij bevestigd door het aantal uitleningen in bibliotheken. Tijdens de eerste crisis was de boekverkoop teruggelopen, maar het aantal uitleningen in de bibliotheek was gestegen.310 Deze situatie trok hij door naar de eenentwintigste eeuw en hij stelde dat men ook in deze crisis boeken zou blijven lezen, maar wellicht zou men eerder lenen dan kopen. Waar Tersteeg een geleend boek had beschouwd als één boek minder gekocht, zag Kraima het lenen van boeken juist als een manier om mensen te laten kennismaken met boeken. Daarna zouden zij vanzelf boeken gaan kopen. Dit idee kan worden verklaard door Kraima's eigen ervaringen met de bibliotheek. Hij kwam hier in zijn jeugd veel en zijn

305

L. Delsen, Exit poldermodel?:sociaal-economische ontwikkelingen in Nederland (Assen, Koninklijke Van Gorcum B.V., 2001), 2.

306

Zie hiervoor onder meer F. Ledeboer ''Kritiek op bestseller is grachtengordelcynisme'' in Leeuwarder

Courant, 6 maart 1998, A. Nuis, laudatio bij de uitreiking van de D.A. Thiemeprijs in 1999, A. Fortuin 'De

grootste optimist van het zure boekenvak; Henk Kraima haalde CPNB uit het slop en maakte Boekenweek groot' in NRC Handelsblad, 12 maart 2001 en A. Fortuin 'Directeur Kraima in 2010 weg bij CPNB' in NRC

Handelsblad 17 december 2008. 307

K. van Santen 'Het crisisbestendige boek' in Leeuwarder Courant, 28 december 2009.

308

M. Moll 'Het staat nergens opgetekend wanneer een boek een bestseller is' in De Stentor, 29 mei 2008.

309

M. Moll 'Amsterdam heeft er een boekenevenement bij' in Het Parool, 30 augustus 2007.

310

M. Schenke 'BOEKENWEEK Recordverkoop in de winkel en ook uitleen bij bibliotheek stijgt' in AD, 12 maart 2008.

ervaringen paste hij toe op de rest van de samenleving.311

Kraima zag de crises dus niet als iets negatiefs. In tegenstelling tot Tersteeg was hij ook niet negatief over de samenleving in het algemeen. Door de crisis in de jaren tachtig was de samenleving politiek betrokken geraakt.312 Demonstraties werden georganiseerd en de Nederlander liet het merken wanneer hij het ergens niet mee eens was. Kraima vond dit een goede ontwikkeling en deze mening kan worden verklaard door zijn linkse politieke

standpunten. Hij was voor de verheffing van het volk en de democratisering van het

onderwijs.313 Zijn opvoeding kan tevens een verklaring bieden, aangezien hij had geleerd dat iedereen gelijk moest worden behandeld en mocht zeggen wat hij dacht.314 Het boek kon volgens Kraima deze ontwikkeling van de samenleving bevorderen, wat onder meer blijkt uit artikelen waarin hij het boek een kennisverspreider noemt.315 Het kon de interesse in de wereld stimuleren en de kennis vergroten. Dit kon Nederland op economisch vlak helpen. Het boek kreeg volgens Kraima mogelijkheden in de economisch slechte tijd en had op deze manier een bestaansrecht.

4.1.2. Het publiek

Tersteeg was van mening dat het lezerspubliek werd afgeleid door concurrenten op de vrijetijdsmarkt. Ook Kraima merkte het vrijetijdsaanbod op, maar beschouwde dit eerder als hulpmiddel van het boek.316 Waar Tersteeg bijvoorbeeld sporten beschouwde als een activiteit die lezen in de weg stond, was het volgens Kraima juist een manier om het boek meer

aandacht te geven.317 Dit zag hij bevestigd in publieksprijzen die massaal werden uitgereikt aan sportboeken. Dit zou aantonen dat het publiek de sportactiviteit wist te koppelen aan het boek.318 Ook ander vrijetijdsaanbod zoals de krant en de radio gaven aandacht aan het boek, door bijvoorbeeld auteurs te interviewen of boeken te bespreken.319 Van productvervanging van het boek was volgens Kraima dus geen sprake; de andere vormen van vrijetijdsbesteding maakten reclame voor het boek. Opvallend is dat Tersteeg bij de promotie van de Boekendag en de eerste Boekenweek de concurrerende activiteiten ook al had gekoppeld aan het boek.

Kraima had duidelijke ideeën over het lezerspubliek. Hij stelde dat er niet één soort publiek was, maar dat het publiek kon worden ingedeeld in drie groepen: een derde deel van

311

H. Bockma 'Marketingman met de mooiste baan van de wereld' in De Volkskrant, 13 maart 2007.

312

H. Kraima, persoonlijk interview, 16 december 2014.

313

Ibidem.

314

Ibidem.

315

K. van Santen 'Het crisisbestendige boek' in Leeuwarder Courant, 28 december 2009.

316 Ibidem. 317 Ibidem. 318 Ibidem. 319

het publiek kocht regelmatig een boek, een derde af en toe en een derde vrijwel nooit.320 Deze algemene indeling was voor hem niet voldoende. Daarom deed hij verschillende onderzoeken naar het publiek en het boekenvak.321 De groep die slechts af en toe boeken kocht, vond hij hiervoor het meest interessant.322 Dit kan worden verklaard door zijn financiële achtergrond. Hoe meer mensen boeken kochten, des te meer winst er kon worden gemaakt. Dit idee verklaart tevens waarom Kraima het publiek consequent als kopers benoemt, terwijl Tersteeg voornamelijk sprak over het publiek als lezer.

Een van Kraima's onderzoeken draaide om waarom de niet-regelmatige lezers precies lazen en welk genre. Hieruit bleek dat zij ter ontspanning lazen, met het spannende boek als favoriete genre. Deze uitkomsten waren aanleiding voor het starten van De Maand van het Spannende Boek. Hierdoor zou dit deel van het publiek wellicht vaker naar de boekhandel gaan en geïnteresseerd raken in andere genres.323 Een ander onderzoek van Kraima ging over de verkleuring van Nederlandse steden. Eerdere onderzoeken hadden een terugval in de boekenverkoop geconstateerd bij steden die voor meer dan vijftig procent uit allochtonen bestonden. Allochtonen zouden namelijk niet uit een leescultuur komen. Uit Kraima's

onderzoek bleek dat zij juist veel aandacht hadden voor het boek.324 Hieruit concludeerde hij dat deze groep een belangrijk deel van het publiek was en dat iedereen een potentiële koper kon zijn. Hiermee had hij een nieuwe doelgroep gevonden waaraan geld kon worden verdiend. Tevens kon op deze manier de literatuur verder worden verspreid.

Kraima deed ook onderzoek naar de regelmatige koper en schreef in veel artikelen over de uitkomsten hiervan. Deze waren onder meer dat kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud veel lazen, maar moeilijk bereikbaar waren.325 De meest belangrijke en stabiele

kopersgroep was de vrouw tussen de veertig en de vijftig jaar oud. 326 Zij had volgens Kraima niet altijd veel tijd, maar was opgegroeid met boeken en wilde haar kinderen het belang van lezen bijbrengen. Door de vergrijzing waren ook de ouders van deze vrouwen interessante kopers geworden, die net zoveel geld hadden maar meer tijd. Door deze onderzoeken

verkreeg Kraima veel kennis over het publiek. De onderwerpen van onderzoek tonen aan dat hij voornamelijk aandacht besteedde aan de mensen die wel een boek ter hand namen. De

320

H. Kraima, persoonlijk interview, 16 december 2014.

321 Ibidem. 322 Ibidem. 323 Ibidem. 324

[onbekend] 'Kinderboekenweek enorm succes' in De Telegraaf, 15 oktober 2004.

325

F. Brandriet 'Tip tap top, poëzie is geen strop; Gedichten voor en door kinderen op Poetry International Kinderfestival' in AD, 10 februari 2000.

326

T. Detiger 'Volgens CPNB-directeur Henk Kraima heeft internet geen invloed op leesgedrag' in De Telegraaf, 2 oktober 1999.

regelmatige boekenkopers moesten volgens hem vooral schouderklopjes krijgen en horen dat ze goed bezig waren.327 De Boekenweek was hier een goed moment voor, met als beloning het Geschenk. Opvallend hierbij is dat Kraima de lezer beloonde met literatuur in plaats van met korting. Dit kan worden verklaard door zijn interesse voor literatuur. Voor hem was literatuur het hart van het boek en een grotere beloning dan geld. Bovendien behoorde hij zelf tot de regelmatige lezers en wist hij uit ervaring wat deze lezer wilde.

Kraima's onderzoeken waren immer positief, in tegenstelling tot andere onderzoeken uit het boekenvak. Hierin werd juist geconcludeerd dat het publiek minder zou lezen. Kraima ontkrachtte deze onderzoeken direct en kon hierin zeer fel zijn.328 Hij gaf dan aan dat de onderzoeken niet specifiek het lezen van boeken onderzochten, maar het lezen in het

algemeen.329 En waar onderzoeken spraken over een verschuiving naar digitaal vermaak, gaf hij aan dat dit ook ten koste kon gaan van een cafébezoek.330 Deze reacties zijn begrijpelijk doordat hij werkte voor een bedrijf dat reclame moest maken voor het boek. In tegenstelling tot Tersteeg was hij van mening dat het niet ineens beter zou gaan met het boekenvak wanneer je stelde dat het boek het lastig had. Opvallend is dat Kraima de reacties altijd plaatste in kranten en tijdschriften, waardoor het publiek bij andere vrijetijdsactiviteiten werd herinnerd aan het boek.

In document De boekenman en de bedrijfsleider (pagina 48-51)