• No results found

De Boekenweek

In document De boekenman en de bedrijfsleider (pagina 33-37)

2. J. Tersteeg, een erudiet man met commerciële ideeën

2.2. De praktijk

2.2.3. De Boekenweek

De Nederlandsche Uitgeversbond wilde ondanks dit succes niet nogmaals in haar eentje de organisatie op zich nemen.211 De Vereeniging ter bevordering van de belangen des

boekhandels nam de organisatie over en stelde een commissie in om uit te zoeken of, hoe en tegen welke prijs in het voorjaar van 1932 eenzelfde activiteit kon worden georganiseerd.212 Tersteeg moest de voorzitter van deze commissie worden. Hij had veel en goed werk verricht voor de Boekendag en was daardoor de perfecte persoon om de organisatie te leiden.213 Als voorzitter kon hij explicieter en beter zijn ideeën in de praktijk brengen dan in 1930.214 Samen met zijn commissie deed hij onderzoek naar het organiseren van een Boekendag, maar al snel werd geconcludeerd dat een Boekenweek beter zou werken. In een week zou volgens

Tersteeg meer aandacht kunnen worden besteed aan alle genres. Tevens zou dit voor uitgevers en boekverkopers lucratiever zijn.215 Niet alleen de boekenbranche, maar ook de media waren optimistisch over het plan en de verwachte uitkomsten. Tersteeg deelde in interviews dit optimisme niet. Hij stelde dat de Boekenweek enkel zou slagen wanneer de boekhandel meewerkte. Als dit niet het geval was konden zelfs tien commissies de Boekenweek niet tot een succes brengen.216 De vraag is of Tersteeg ook daadwerkelijk pessimistisch was, of de interviews enkel aangreep om boekhandelaren enthousiaster te maken. Hij was zeer 208 Ibidem, 103. 209 Ibidem, 106. 210 Ibidem, 106. 211 Ibidem, 107. 212

Nieuwsblad voor den Boekhandel, 10 juli 1931.

213

Ibidem.

214

Nieuwsblad voor den Boekhandel, 12 juli 1932.

215

Furstner, H. en Stoep van der, D., 1980, 108.

216

commercieel ingesteld en vond dat de boekhandelaar uiteindelijk degene was die het boek moest verkopen. Hij moest bewerkstelligen dat de boekhandelaren overtuigd waren van de week en misschien zelfs een schuldgevoel zouden krijgen als ze niet meewerkten. Dit werd versterkt door een brief aan de boekverkopers met daarin de directe vraag om medewerking te verlenen.217 Het lijkt alsof ze hierdoor haast niet anders konden dan meewerken. De

(gespeeld) pessimistische houding van Tersteeg had effect. De boekhandelaren werkten enthousiast mee en alle afzonderlijke onderdelen van de Boekenweek, die met

etalagewedstrijden, lezingen, een vlag en een geschenk vrijwel identiek waren aan de activiteiten van de Boekendag, werden een groot succes. Ook was er net als in 1930 een Geschenk, dit keer een bundeling van 33 auteurs die antwoord gaven op vijf vragen: over hun eerste boek, hun favoriete boek, hun toekomstplannen, hun liefhebberijen en hun oordeel over de moderne tijd.218 Met schrijvers als Van Deyssel, Den Doolaard, Top Naeff en Jeanne Reyneke van Stuwe werd gekozen voor Hollandse schrijvers, veel dames en vooral

onberispelijke auteurs die alle delen van het publiek zouden aanspreken. 219 Opvallend hierbij was dat de 'nieuwe generatie' schrijvers, zoals Menno ter Braak, ontbrak. Er werd dus

gekozen voor een oude garde auteurs, schrijvers van voor de moderne tijd, waarmee Tersteeg duidelijk zijn mening over de moderne, oppervlakkige schrijvers liet gelden.

Een andere overeenkomst met de organisatie van de Boekendag, was de continue informatiestroom naar de pers. Tersteeg gaf niet alle nieuwtjes over de Boekenweek in één keer weg, hij had voortdurend nieuwe informatie. Hierdoor berichtten de media continu over de Boekenweek.220 Dit had als gevolg dat het oog van het publiek telkens op het boek gericht bleef. Door zelf schrijvers in te huren om de stukken voor de media te schrijven, kon Tersteeg sturen wat er over de Boekenweek gezegd werd. Hierdoor kon hij de nadruk leggen op de culturele aspecten van het boek en kon hij het doen lijken alsof de financiën er niet toe deden. Tevens kon hij op deze manier kosten besparen op advertenties en reclames, en toch

propaganda voeren voor het boek. Een voorbeeld van deze propaganda was het interview dat hij had met Algemeen Handelsblad op de vooravond van de Boekenweek. Hierin benoemde hij de achtergrond en ideeën van de commissie, die altijd overeenkomen met zijn eigen ideeën. Zo benadrukte hij herhaaldelijk dat er bij de organisatie echt niet uitsluitend werd gelet op de financiën: 217 Furstner, H., 1981, 93. 218 De Bakker, K. en Arnolds, H, 1985, 6. 219 Ibidem. 220 Furstner, H., 1981, 93.

'Wanneer men nochtans de gelegenheid aangreep om, buiten en behalve de publiciteit

te allen tijde aan hun boeken plegen te geven, gedurende een bepaalde periode met buitengewone middelen het publiek te wijzen op het rijke bezit dat een goed boek is en op de baten welke het den geest schenkt, dan lag daaraan toch wel iets anders ten grondslag dan louter en alleen de zucht om door verhoogden verkoop de inkomsten te vermeerderen.'221

Deze uitspraak wekt de indruk dat Tersteeg zich beledigd voelde: hoe kun je ons ervan verdenken dat we alleen naar geld kijken? Hij stelde telkens dat de organisatie in plaats daarvan juist de nadruk legde op het boek als machtig wapen in de strijd tegen de culturele vervlakking.222 Met deze combinatie van uitspraken toont hij in één interview al zijn ideeën omtrent de samenleving en het goede boek.

Hoewel de Boekenweek in 1932 een bijna nog groter succes was dan de Boekendag, was deze de enige die Tersteeg zou organiseren. In 1933 was hij nog wel lid van de Bond, maar niet van de organisatiecommissie. Dit betekende niet dat zijn oorspronkelijke ideeën niet werden overgenomen. Door de succesvolle organisatie in 1932 werden de Boekenweken daarna op eenzelfde manier georganiseerd, met een geschenk, etalagewedstrijden en artikelen over de waarde van het boek.223 Wel werd geleidelijk aan afgeweken van Tersteegs idee over de inhoud van het geschenk. In 1938 werd besloten een literair werk uit te geven in plaats van een bundel over onderwerpen die gerelateerd waren aan het lezen.224 Tersteeg bleef in De

Uitgever artikelen wijden aan het evenement, maar gaf geen kritiek op de keuzes. Hij bleef de

week gunstig gezind. Ook toen de week met een gala-avond werd uitgebreid, sprak hij lovend over de commissie. Pas in 1947 noemde hij een kritiekpuntje. Hoewel hij de geestdrift van de commissie en het zoeken naar vernieuwing voor de propaganda als een positieve

ontwikkeling zag, vond hij de gala-avonden te oppervlakkig en niet geschikt voor het lezerspubliek. 225 Ze zouden een duidelijk voorbeeld zijn van de culturele vervlakking en de moderne tijd, iets dat hij juist altijd had willen tegengaan. De avond zou van de collectieve propaganda commerciële reclame maken.226 De commissie legde de kritiek naast zich neer en doordat Tersteeg na een kortstondig ziekbed in juni 1953 overleed, kon hij niet meer

221

Algemeen Handelsblad, 16 april 1932.

222 Ibidem. 223 Furstner, H., 1981, 93. 224 Blokker, J., 1990, 58. 225

Furstner, H. en Stoep van der, D., 1980, 68.

226

meemaken of de collectieve propaganda voorgoed commerciële reclame zou blijven.227

227

3. Uitgevers versus boekverkopers: de collectieve boekpropaganda na

In document De boekenman en de bedrijfsleider (pagina 33-37)