• No results found

Het instrument zal de volgende mogelijkheden bieden. De meetcel kan partikels tot 0,5 mm doorsnede verwerken zonder dat er

In document I I I I I I I I I I I I I I (pagina 115-124)

verstoppin-gen ontstaan. Per partikel kunnen 4 parameters bepaald worden:

groot-te, 90° lichtverstrooiing, chlorophyl fluorescentie en pulslengte.

114

-8. Literatuur

I

I I

Ieder van deze metingen wordt logarithmisch geconventeerd, waardoor

ieder van de parameters een gebied van 3 decades bestrijkt. Het in- m

strument zal geschikt zijn voor metingen van deeltjes die variëren in f grootte van 1-10QQ tim. Het apparaat zal 10.000 deeltjes per sec.

kun-nen verwerken. Per uur kunkun-nen er 60 monsters ingevoerd worden. De m meetresultaten worden m.b.v. een kleine computer vastgelegd, zodat per

monster een 4 dimensionale "fingerprint" beschikbaar is. Een "finger- M print" van een monster bevat de volgende informatie: het aantal algen

per ml; de grootte verdeling van de algen; de hoeveelheid chlorophyl m per alg; de totale hoeveelheid chlorophyl (biomassa?) in het monster; ™ de verscheidenheid aan soorten. Met enige ervaring zullen bepaalde _ veelvoorkomende algensoorten herkend kunnen worden. Het instrument zal Jj

in het bijzonder geschikt zijn om veranderingen op een monsterpunt van

dag tot dag te registreren en te kwantificeren. Per dag kan het appa- • raat 300 monsters verwerken.

Uit deze beschrijving blijkt dat voor de gebreken van het huidige

apparaat zoals die uit het oriënterend onderzoek bleken, oplossingen • gevonden kunnen worden. Waarschijnlijk zal dit apparaat ook een uit- • breiding bevatten: het zal fluorescentie bij verschillende golflengtes ^ moeten kunnen meten, zodat het onderscheidingsvermogen voor verschil- |

lende soorten algen groter wordt. Met name voor de signalering van

blauwalgen kan dit van belang zijn. I

I

Trask, B.J., G.J. van den Engh, J.H.B.W. Elgershuizen, 1982. Analyse • of phytoplankton by flowcytometry. Cytoinetry Vol 2 ( 4 ) : ' 253-264. £

I

I

I

I

I

I

I

I I I

115

-I

VIII. Dichtheid van enkele diatomeeënsoocten en een dinoflagellaat

6. Literatuur 124 Inhoud Blz.

1. Inleiding 116 2. Materiaal en methode 116

2.1. Dichtheidsverloop in het seizoen en in verband met het

• giliciumgehalte

B 2.2. Dichtheden in verschillende gradiëntstoffen

1

3. Resultaten 118

3.1. Dichtheidsverloop in het seizoen en in verband raet het siliciumgehalte

^ 3.2. Dichtheden in verschillende gradiëntstoffen

* 4. Discussie 121 flj 5. Samenvatting 124

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

1

I

116

-I

VIII. Dichtheid van enkele diatomeeënsoorten en een dinoflagellaat I

I I I

1. Inleiding

ken.

2. Materiaal en methode

2.1. Dichtheidsverloop in het seizoen en in verband met het siliciumgehalte

Geconcentreerde veldmonsters werden op een dichtheidsgradiënt van 1,02 - 1,30 g/ml in centrifugebuizen gebracht. Na centrifugeren

I

De dichtheid van algen is via de bezinkingssnelheid van belang voor de verdeling van algen over de waterkolom en daarmee voor de to-tale produktie in de waterkolom (Hutchinson 1967, Smayda 1970, Walsby and Reynolds 1980).

Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de bezinkingssnelheid van

algen {Eppley, Holmes en Strickland 1967, Smayda 1970, Bienfang, Laws • en Johnson 1977, Bienfang 1981), is over de dichtheid nog maar weinig

bekend. Het bepalen van de dichtheid (zonder gebruik te maken van de • bezinkingssnelheid) leverde tot nu toe ook problemen op (Walsby en

Reynolds 1980). Uit de in hoofdstuk V beschreven experimenten om phy- M toplanktonsoorten te scheiden -op dichtheid volgden gegevens over de • dichtheid van een aantal diatomeeënsoorten echter vrijwel vanzelf.

De dichtheid van diatomeeën kan veranderen met de physiologische toestand (Gross en Zeuthen 1948, Eppley, Holmes en Shickland 1967), de

levensfase, het seizoen en de samenstelling van het omringende water. I Vooral het siliciumgehalte lijkt hierbij van belang: omdat het

soorte-lijk gewicht van silicium hoog is soorte-lijkt het waarschijnsoorte-lijk dat de dik- • te van de siliciumschaal voor een belangrijk deel de dichtheid voor

diatomeeën bepaalt. De opzet van dit onderzoek was het verloop van de U dichtheid van verschillende diatomeeën in het seizoen te volgen, en * eventueel in verband te brengen met het siliciumgehalte in het

omrin-' gende water.. Het onderzoek mocht echter niet het eigenlijke onderzoek, de dichtheidsscheiding van algen en ander materiaal in de weg zitten.

Omdat de samenstelling van de gradiëntvloeistof mogelijk ook in- • vloed op de dichtheid kan hebben zijn de dichtheden van een aantal

al-gensoorten in gradiëntstoffen van verschillende samenstelling vergele- I

I

I

I

I

I

-werd de gradiënt door een fluorimeter gevoerd en opgenomen in ca. 15 fracties. De aantallen per soort werden met behulp van de microscoop bepaald en met behulp van een refractoraeter werd de dichtheid van de fracties gemeten. In het begin werden de tellingen relatief uitge-voerd: weinig, veel, zeer veel, later absoluut. Voor de verwerking van de resultaten zijn de absolute aantallen weer omgezet in de drie categorieën weinig, veel, zeer veel.

De preciese beschrijving van de gradiëntstof en de procedure staat in hoofdstuk V.

Wanneer er een scherpe piek in de fluorimeteruitslag was die dui-delijk aan één soort kon worden toegeschreven, werd de bijbehorende dichtheid door interpolatie exact bepaald.

Het siliciumgehalte (Si-SiO2)# in het omringende water werd be-paald door het laboratorium van DDMI volgens Strickland and Parsons

(1972), maar geautomatiseerd met behulp van een auto-analyzet.

2.2. Dichtheden in verschillende gradiëntstoffen

Voor de vergelijking van de dichtheden in gradiëntstoffen van verschillende samenstelling zijn aan de basis-gradiëntstof, ingedikte percoll (hoofdstuk V) verschillende hoeveelheden zoutoplossingen (hoofdstuk v) en/of suiker toegevoegd, zodat gradiënten verkregen wer-den met een osmotische waarde van ca. 400 - 1200 mOsm/kg H2O, waarvan 20 - 100% bepaald werd door zout en de rest door suiker.

De samenstelling, osmotische waarde en dichtheid van deze gra-diëntstoffen staan in onderstaande tabel.

Tabel VIII-1. Samenstelling, osmotische waarde en dichtheid van gra-diëntstoffen op basis van ingedikte Percoll. Toevoe-gingen in grammen en mi's per 100 ml ingedikte Percoll met een dichtheid van 1,26 g/ml.

Gradiëntstof

118

-De dichtheid van de algen werd bepaald met behulp van de tellin-gen en de dichtheid van de fracties, of met behulp van de fluorimeter,

is dit ook aangegeven.

I I

Ook de gradiëntstof Metrizandde (hoofdstuk V) is onderzocht. 9 Hiervoor weed 25 g Metrizamide heel langzaam onder voortdurend roeren

opgelost in 50 ml H2O, waardoor een gradiëntstof met een dichtheid van • 1,23 g/ml en een osraotische waarde van ca. 400 raOsm/kg H2O ontstond. •

I

of er werd, bij hele araalle algen-banden, met een injectienaald een

druppel uit de buis gehaald op de plaats waac de grootste algenconcen- I tratie zich bevond en dan werd hiervan de dichtheid bepaald.

3. Resultaten

3.1. Dichtheidsverloop in het seizoen en in verband met het siliciumgehalte

I I I

De resultaten worden voor 12 diatomeeënsoorten en één dinoflagel-laat gegeven in de figuren 1 en 2. Het siliciumverloop staat in figuur

3. Per week -is aangegeven of een soort bij een bepaalde dichtheid • voorkomt, en zoja, of hij weinig, veel of zeer veel voorkomt. Als aan

de hand van de fluocimeteruitslag de raaximumconcentratie bepaald is, •

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

Biddulphia aurita Biddulphia mobiliensis

•o o.

Biddulphia sinensis Cerataulina Bergonii

_ WQ 1BBJ 190? wt»kriymb»r

Skeletonema costatum

40 4 4 « L3 4 S 12 16 2 0 24 28

Thalassionema nitzschioides

Fig. VIII - 1. Voorkomen van enkele diatomeeênsoorten naar dichtheid en tijd van het jaar. : weinig, : veel, — i : zeer veel, — H * ~ : maximum concentratie.

120

-po1

uu f

ï wo

UO

Ik

i

40 * i 48 £>? * 8 1 ? 20 24 26

Streptotheca thamensis

44 *a * e 11 't 30 i< ie

Rhizosolenla delicatula

130,

'm

i

ïll!

1 3 CL

_ 120.

E < i 1

*O ** 48 S! 10 H 18 40

1981

J i 4 16BI

16 10 31 IS

Thalassiosira rotula Pennate spp,

l 1

;

;

t '

l ! !

40 44 te il 4

18 BI 193!

IE 10 74 2B

Peridiniura sp.

Fig. VIII - 2. Voorkomen van enkele dxatoroeeensoorten en een dinoflageHaat naar dichtheid en tijd van het jaar. : weinig, • : veel, —IM'"" : zeer veel,

— * + • — •• maximum concentratie.

50 l 4 8 12 16 20

Pig. VIII - 3. Gehalte opgelost silicium over het jaar.

I I I I I I I I I I I I I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

121

-I I

3.2. Dichtheden in verschillende gradiëntstoffen

De resultaten staan in tabel 2.

Tabel VIII-2. Dichtheden verschillende soorten algen in verschillende gradiëntstoffen.

Plag: onbekende flagellaten uit cultuur, Rhod: Rhodoraonas sp uit cul-tuur, Phae: Phaeodactylum tricornutum uit culcul-tuur, Thal.r: ThalaS3io-sira rotula uit veldmonster, Thal.n! ThalassioThalaS3io-sira nordenskioldii uit veldmonstec, Skel: Skaletonema costatum uit veldmonster, Cer:

Ceratau-lina bergonii uit veldmonster,

Meth: gebruikte methode, fr: fracties, fl: fluorimeter, in: injectie-naald.

Discussie

Zoals uit de grafieken blijkt berust dit onderzoek op een zeer groot aantal monsters, die ieder weer verdeeld zijn in een groot aan-tal fracties. Dit bracht mee dat de tellingen zeer snel moesten gebeu-ren, en dat de nauwkeurigheid niet erg groot is. Als een soort in bij-na alle fracties in geringe mate voorkomt, is aangenomen dat hij in de tussenliggende fracties ook voorkomt en is de stippellijn

doorgetrok 122 doorgetrok

-I I I I I

leen. Ais de stippellijn onderbroken is, is het niet uitgesloten dat de

soort in enige aansluitende fracties over het hoofd gezien is. Voor de

categorieën "veel" en "zeer veel" gelden soortgelijke bedenkingen maar

in mindere mate. Door het grote aantal monsters zijn deze onzekerheden

echtec niet van invloed op de uiteindelijke resultaten.

In document I I I I I I I I I I I I I I (pagina 115-124)