• No results found

Instandhoudingsmaatregelen ten behoeve van de Natura 2000-waarden

5 INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN BEHEERPLANPERIODE 2014

5.3 Instandhoudingsmaatregelen ten behoeve van de Natura 2000-waarden

De maatregelen in deze paragraaf zijn gericht op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-waarden. Het betreft hier alleen maatregelen voor de broedvogels. Deze maatregelen zijn aanvullend nodig op de maatregelen die worden genomen voor het realiseren van de kernopgave. In hoofdstuk 4 is aangegeven dat er binnen het gebied geen knelpunten bestaan voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de niet-broedvogels: smient, krakeend en slobeend. Voor deze soorten zijn er dan ook geen instandhoudingsmaatregelen nodig.

5.3.1 Instandhoudingsmaatregelen gericht op water- en waterbodemkwaliteit 5. Verbeteren waterkwaliteit in Hoge Boezem van de Overwaard

De waterkwaliteit wordt verbeterd door tegen te gaan dat slibdeeltjes continu in oplossing gaan als gevolg van golfwerking. Door het lage doorzicht van het water, in combinatie met steile oevers en diep water kunnen (ondergedoken) waterplanten zich nauwelijks vestigen. De instandhoudingsmaatregelen die genomen kunnen worden om het areaal te vergroten waarop ondergedoken waterplanten kunnen groeien zijn:

- het verondiepen van de boezem en/of het aanleggen van plas-dras-oevers;

- het aanleggen van natuurvriendelijke oevers (flauw en ondiep talud) langs de plas met (waar nodig) een bescherming tegen golfslag (vooroever in de vorm van palenrij, dam; wilgentakken tussen palen, begroeibare matten e.d.);

- het verminderen van de strijklengte door de aanleg van dammen in de plas;

- herstel van legakkers (aanleg luwtestructuren); het vastleggen van drijvende rieteilanden in de Hoge Boezem van de Overwaard.

Maatregel gericht op verbeteren foerageerbiotoop purperreiger en zwarte stern. Smient en krakeend liften mee

6. Doorstroming realiseren in watersysteem van de Hoge Boezem van de Nederwaard

Doorstroming van de Hoge Boezem wordt gestimuleerd door het graven van een watergang naast de Molenkade (zie bijlage 4), waardoor de verblijftijd van het water wordt verkort en de waterkwaliteit wordt verbeterd en er minder slib bezinkt. Deze maatregel maakt ook een eind aan de betreding van

het gebied vanuit deze hoek hetgeen de rust voor de broedende zwarte sterns ten goede komt4.

Maatregel gericht op de kernopgave overjarig riet en verbeteren broed- en foerageerbiotoop zwarte stern

7. Waterbodemsanering in de Hoge Boezem van de Nederwaard

De sliblaag (ca. 0,5 m dik) die een groot deel van de bodem van de Hoge Boezem van de Nederwaard bedekt is en verontreinigd is met zink, en heeft een negatieve invloed op het voedselaanbod (en daarmee het broedsucces) voor zwarte stern en porseleinhoen wordt De verontreinigde sliblaag wordt verwijderd indien de noodzaak hiertoe wordt bevestigd door onderzoek (onderzoek uitgevoerd in voorjaar 2014).

Maatregel gericht op verbeteren foerageerbiotoop zwarte stern en porseleinhoen 5.3.2 Instandhoudingsmaatregelen gericht op (leefgebied) Natura 2000-waarden

Hoge Boezem van de Nederwaard

8. Plaatsing vlotjes voor zwarte sterns op vaste plekken, afgestemd op het arriveren van deze soort uit zijn overwinteringsgebied

De vlotjes ten behoeve van nestelende zwarte sterns worden rond eind april (afgestemd op de periode van arriveren) op vaste plaatsen uitgelegd (figuur 5.2). De plaatsing van de vlotjes zal worden uitgevoerd in afstemming met de Natuur- en Vogelwacht de Alblasserwaard.

Figuur 5.2. Zoekgebieden voor plaatsen van vlotjes voor zwarte sterns (rood, links betreft de bestaande locatie) en kokmeeuw (geel).

Maatregel gericht op behoud en uitbreiding broedbiotoop zwarte stern

4 Deze instandhoudingsmaatregel kan ook worden uitgevoerd tegelijk met instandhoudingsmaatregel 7 wanneer er toch hier al in het gebied gewerkt wordt (werk-met-werk)

Hoge Boezem van de Overwaard

9. Plaatsing vlotjes voor kokmeeuwen in februari-maart, ver van broedgebied zwarte stern

Concurrentie om broedplaatsen met kokmeeuwen wordt tegengegaan door enkele aanpassingen in de strategie van het uitleggen van de vlotjes. Op een locatie (figuur 5.2) in de Hoge Boezem van de Overwaard waar zich nu ook al nestelende kokmeeuwen bevinden, worden vlotjes geplaatst in de periode februari-maart, voordat de kokmeeuwen beginnen met nestelen. Deze vlotjes worden juist ten behoeve van de kokmeeuwen gelegd, met als doel het in tijd en ruimte scheiden de nestgelegenheid door enerzijds zwarte stern en anderzijds kokmeeuw.

Maatregel gericht op behoud broedbiotoop zwarte stern Polder Nieuw-Lekkerland

10. Binnen de polder een natuurpeilvak ontwikkelen met pioniermoeras, kruiden- en faunarijk grasland en watergangen met brede plas-dras-oevers

In de polder Nieuw-Lekkerland wordt een natuurblok gerealiseerd bestaande uit pioniermoeras en kruiden- en faunarijk grasland met brede plasdras-oevers. Het betreft de percelen van Waterschap Rivierenland en BBL/provincie Zuid-Holland en die van Oasen indien op deze laatste een winlocatie voor drinkwater wordt gerealiseerd (figuur 5.3). Het natuurblok krijgt gedurende de najaars- tot vroege voorjaarsperiode een eigen peil. Op een tweetal locaties wordt een schotbalk (of stuw) in de sloten geplaatst zodat de percelen gescheiden worden van de rest van het oppervlaktewatersysteem in de polder Nieuw-Lekkerland. Noord-zuid lopende sloten binnen de percelen worden aan de noordzijde afgedamd. Hierdoor is het mogelijk om binnen het natuurblok ten zuiden van de doorvoersloot (zie figuur 5.3) een hoger peil te realiseren ten behoeve van het vasthouden van neerslag en afgestemd op de noodzakelijke inundatie voor pioniermoeras en hoge grondwaterstanden in het kruiden- en faunarijke grasland. Richting de zomerperiode worden de schotten gestreken en wordt het peil weer gekoppeld aan dat in de rest van de polder waardoor vissen kunnen intrekken.

De voorgestelde maatregelen in Polder Nieuw-Lekkerland leiden tot wijziging van de beheertypenkaart en ambitiekaart behorend bij het natuurbeheerplan van de provincie Zuid-Holland. De ambitiekaart (figuur 1.10) kan aangepast worden als het Natura 2000-beheerplan is vastgesteld. Nu staat voor de begrensde natuur in polder Nieuw-Lekkerland het beheertype N05.01 (moeras) aangegeven. Dit dient deels omgezet te worden in N12.02 (kruiden- en faunarijk grasland).

Een inrichtingsplan moet voorzien in de precieze inrichtingsmaatregelen, zoals de hoogte van het winter- en vroege voorjaarspeil, de breedte van de plas-drasoevers e.d., maar ook in aspecten als in welke volgorde onderdelen van de inrichting worden uitgevoerd, bijvoorbeeld: eerst het peil goed instellen, daarna plas-drasoevers aanleggen. Het in beeld brengen van eventuele effecten van peilopzet op de omgeving vormt onderdeel van het inrichtingsplan, evenals de maatregelen die nodig zijn om de eventuele overlast weg te nemen.

Maatregel gericht op versterken broedbiotoop porseleinhoen en versterken foerageerbiotoop zwarte stern, purperreiger en porseleinhoen

Figuur 5.3. Natuurblok in polder Nieuw-Lekkerland met eigenarenpositie. De locatie van de verschillende beheertypen en inrichtingsmaatregelen is indicatief. De doorvoersloot is een project van Waterschap Rivierenland (zie paragraaf 5.6).

Polder Blokweer

11. Binnen een natuurpeilvak ontwikkelen van pioniermoeras en kruiden- en faunarijk grasland met watergangen met brede plas-dras-oevers

Ook in de polder Blokweer wordt de ontwikkeling van pioniermoeras en kruiden- en faunarijk grasland met brede plasdras-oevers voorzien.

Maatregel gericht op versterken broedbiotoop porseleinhoen en versterken foerageerbiotoop zwarte stern, purperreiger en porseleinhoen

a. ruilen en. verwerven van grond rondom SBB percelen

In polder Blokweer zijn de aangekochte percelen ten behoeve van natuurontwikkeling nog niet toereikend voor een aaneengesloten blok nieuwe natuur van voldoende omvang (vergelijk figuur 5.4). Om dit te bereiken is grondverwerving en grondruil rondom de percelen van Staatsbosbeheer nodig. Er wordt ingezet op een zo groot mogelijk aaneengesloten natuurblok.

Figuur 5.4. Huidige eigendomssituatie. Kleurbetekenis binnen de cirkel: oranje=Staatsbosbeheer, groen=BBL, lichtpaars=gemeente Alblasserdam, roze=overig (w.o. ook percelen van de gemeente). b. Inrichting

Het slagenpatroon van de verkaveling en de openheid van het gebied blijven behouden. Dit is sluit aan bij de visie voor dit gebied (Bijleveld et al., 2007) en is van belang voor het behoud van de

Werelderfgoedstatus van het gebied. Het pioniermoeras wordt bij voorkeur gerealiseerd op het

noordelijke deel van de percelen die liggen langs het Achterwaterschap. Het zuidelijke, tegen de bebouwing aan gelegen deel wordt ingericht als kruiden- en faunarijk grasland met brede, flauwe oevers. Op een deel van noordelijke percelen van Staatsbosbeheer is ontwikkeling richting kruidenrijk grasland in volle gang. Deze percelen zullen dan niet worden omgevormd naar pioniermoeras (zie Figuur 5.5).

Het natuurblok wordt hydrologisch geïsoleerd van de rest van Polder Blokweer en krijgt een eigen peil dat gestuurd kan worden door middel van een stuw en – indien nodig – een inlaat. Op deze manier kan er een flexibel peil worden ingesteld dat optimaal gericht is op de gewenste beheertypen. Isolatie (en daarmee vasthouden van gebiedseigen water) is daarnaast noodzakelijk om een goede waterkwaliteit te realiseren. De waterkwaliteit moet goed zijn, omdat het geschikt moet zijn voor een rijke visstand en voor bloem- en insectenrijke oevers. Middels isolatie wordt ook voorkomen dat, zoals wel het geval is in de huidige situatie, veel boezemwater van een minder goede kwaliteit moet worden ingelaten voor handhaving van het peil. Dit komt omdat de Blokkerse Wipmolen nu water uit de polder maalt, wat cultuurhistorisch - een werkende molen binnen het werelderfgoed- natuurlijk van belang is. Isolatie van een natuurblok maakt ook peilhandhaving ten behoeve van de andere functies in de rest van de polder eenvoudiger. Binnen het natuurblok wordt het bestaande slotensysteem zodanig aangevuld dat ze met elkaar in verbinding staan. Mocht een hydrologische inrichting zoals hier beschreven niet mogelijk zijn, dan kan worden teruggevallen op een inrichting zoals voorzien voor het natuurblok in Polder Nieuw-Lekkerland (zie ook maatregel 10).

Bij het verkennen van de inrichtingsmaatregelen en het opstellen van het inrichtingsplan zal met de

mogelijke spanning tussen cultuurhistorie en natuurdoelen, in het bijzonder met betrekking tot het realiseren van pioniermoeras, zorgvuldig rekening gehouden worden. De stichting Werelderfgoed Kinderdijk, het bureau Cultuur en Vrije Tijd van de provincie Zuid-Holland en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed worden daarbij betrokken.

Figuur 5.5. Natuurblok met flexibel peil in polder Blokweer. De begrenzing van dit blok is indicatief, want afhankelijk van de grondruil- en eventuele verwervingsmogelijkheden. De locatie van de beheertypen en inrichtingsmaatregelen is ook indicatief. Zie voor eigenarensituatie figuur 5.4.

De voorgestelde maatregelen in Polder Blokweer leiden tot wijziging van de beheertypenkaart en ambitiekaart behorende bij het natuurbeheerplan van de provincie Zuid-Holland. De ambitiekaart (figuur 1.10) kan aangepast worden als het Natura 2000-beheerplan is vastgesteld.

Een inrichtingsplan moet te zijner tijd voorzien in de precieze inrichtingsmaatregelen, zoals de bandbreedte van het in te stellen flexibel peil, de breedte van de plas-drasoevers, maar ook in aspecten als in welke volgorde onderdelen van de inrichting worden uitgevoerd, bijvoorbeeld: eerst het peil goed instellen, daarna plas-drasoevers aanleggen. Voor het pioniermoeras is de Groene Jonker (Zevenhoven, Natuurmonumenten) de referentie. Het in beeld brengen van eventuele effecten van peilopzet op de omgeving vormt onderdeel van het inrichtingsplan evenals de maatregelen die nodig zijn om de eventuele overlast weg te nemen.