• No results found

In beginsel bestaat een forum uit de verzameling van alle specifiek competente personen ten aanzien van een bepaalde wetenschappelijke vraagstelling. In de praktijk fungeert het als het reservoir van potentiële deelnemers aan een specifieke legitimatieprocedure. Voor de kwaliteit en zeggingskracht van de uitspraken van het forum is het wenselijk dat de meest gezaghebbende deskundigen deelnemen aan het forum, aldus De Groot. Daarnaast zullen juist ook bewust deskundigen ‘uit andere hoeken’ moeten worden uitgenodigd. Het gaat hierbij enerzijds om experts uit andere ‘scholen’ die het eens moeten zien te worden over de formulering van de te legitimeren bewering en anderzijds om vertegenwoordigers uit andere disciplines als het gaat om kennisclaims op het grensvlak van verschillende wetenschappen. In dit geval moet een kennisclaim door vertegenwoordigers van elke relevante subdiscipline worden onderschreven. Een belangrijke zorg in het selectieproces is het ten onrechte afwijzen- of ‘vergeten’ uit de nodigen- van onmisbare deelnemers uit andere hoeken. Het vooraf uitsluiten van iemand is niet te rechtvaardigen op grond van een kritische reputatie, of beperkte methodologische voorkeuren.

Hoewel het vooraf weren van kritische deelnemers zoveel mogelijk voorkomen moet worden, kan gedurende het forumproces in sommige gevallen uitsluiting van deelnemers bewust plaats vinden. Competentie en incompetentie blijken ter plaatse, uit de kwaliteit van de argumenten vóór of tegen de instemming met de kennisclaim. Het uitsluiten van niet-competenten is alleen nodig in situaties van bijna-aanvaarding van een kennisclaim. Indien bijna alle deelnemers vóór zijn en één van hen blijft tegen, met klaarblijkelijk goede argumenten, dan is dat voldoende reden om of door te onderhandelen over een andere formulering óf de claim af te wijzen. Wel kan in een dergelijk proces op deelnemers met een afwijkende opvatting – zeker als hun status onzeker is – een sterke druk uitgeoefend om hun tegenargumenten precies uit te leggen. Indien ze onhoudbaar blijken, dan zal dat in de discussie worden aangetoond. De deelnemer in kwestie wordt dan voorlopig gediskwalificeerd, waarbij hij nog wel het laatste woord krijgt. Indien hij volhardt in zijn, door de rest van de betrokken gemeenschap ondeugdelijke geachte, argumentaties, dan “moet hij, met een grondige weerlegging van zijn ideeën erbij, worden uitgesloten als forumdeelnemer – een riskante, dubieuze, maar soms onvermijdelijke maatregel.”

Hoewel De Groot insluiting en uitsluiting zorgvuldig behandelt, lijkt het toch een achilleshiel te zijn in het forumproces. Hoe te handelen in een situatie dat er niet één, maar enkele deskundigen tegen het honoreren van een kennisclaim blijven, met een argumentatie met beperkte overtuigingskracht? Wat te doen met wetenschappers die louter waarheidsclaims willen honoreren die tot stand zijn gekomen op basis van één specifieke wetenschappelijke methode en daar argumenten voor hanteren die, hoewel betwistbaar, op zichzelf genomen hout snijden? De antwoorden op deze vragen zijn

Kritiek

Het pleidooi voor een forumwaarmerk is niet in vruchtbare aarde gevallen. In de jaren ’70 was zijn pleidooi voor een gezelschap van topdeskundigen dat kennis-claims honoreerde of afwees, op voorhand verdacht. Het paste niet goed in de egalitaire en relativistische tijdsgeest, waarbij elke kennisclaim even ‘waar’ was. ‘De wetenschappelijke gemeenschap is een lappendeken, zonder paus die voorschrijft wat als waarheid beschouwd kan worden’ (De Vries).

Op een fundamenteler, wetenschapsfilosofisch niveau is er sprake van verschillende benaderingen van kentheoretische vraagstukken, welke naast elkaar bestaan. Een eerste benadering wordt pregnant verwoord door mensen als Von Neurath, Carnap en Popper. Zij vertrekken vanuit een geconstrueerd ideaalbeeld van wetenschappelijke kennis en hanteren een prescriptieve benadering van hoe wetenschap ‘behoort te zijn’. In deze stroming spelen de logica en cognitiewetenschappen een belangrijke rol. Een andere benadering is te vinden bij Kuhn, Latour, Foucault en Collins en in radicale zin Feyerabend. Deze onderzoeken de wetenschappelijke praktijk vanuit een sociaalwetenschappelijk, historisch, of antropologisch perspectief en reflecteren vervolgens op de vraag wat deze vorm van kennisproductie nu onderscheidt van andere vormen van kennisverwerving. Er bestaat geen universeel criterium voor wat wetenschap is; begrippen als rationaliteit, waarheid en methode hebben geen absolute inhoud, doch zijn historisch bepaald. In zekere zin is het merkwaardig dat De Groot en de postmoderne denkers nooit tot een vergelijk zijn gekomen, gezien het feit dat georganiseerde intersubjectiviteit bij hem de lakmoesproef vormt. Als gezegd wordt De Groot veelal tot de eerste, kritisch rationalistische, stroming gerekend. Inderdaad vertoont zijn denken belangrijke overeenkomsten met het gedachtegoed van Popper. Beiden stellen dat definitieve waarheden buiten ons bereik liggen, maar dat het wel mogelijk en wenselijk is om het wetenschapsproces dusdanig in te richten dat de best mogelijke kennis ontwikkeld en getoetst wordt. Er zijn ook belangrijke verschillen: Popper’s sleutel is de falsificatie van ‘stoutmoedige gissingen’, terwijl De Groot primair inzet op voorlopige verificatie via het forumproces.

Sommigen beschouwen de forumtheorie als een oplossing voor een schijnprobleem. Immers, via de handboeken en review-artikelen wordt verwoord wat de geaccepteerde stand van zaken is binnen een bepaald vakgebied. “Het is goed om vraagstukken en waarheidsclaims helder te krijgen, maar ieder serieus tijdschrift dóet dat al. Op congressen zijn er keynote­sprekers, lezingen en postersessies, hetgeen wijst op een impliciete hiërarchie in probleemstellingen en denkrichtingen. Indien er verschillende verklaringsgronden zijn, dan kristalliseert zich dat vanzelf uit. Wetenschap is een zelfcorrigerend systeem, met voldoende checks and balances.” (De Vries)98 Deze twijfels over de toegevoegde waarde van een forumproces worden breder gedeeld. In deze zin ook Arie Rip: “Het is de vraag of het Forumwaarmerk van De Groot veel toevoegt aan de bestaande fora. Vanuit een prescriptief methodologisch standpunt kan je pleiten voor een Forum met een grote F, maar vanuit een meer sociologisch en descriptief perspectief kan je er vraagtekens bij zetten. Het kan gemakkelijk leiden tot nieuwe instituties en

22

een nieuwe bureaucratie. Een experiment zou wel interessant kunnen zijn.”99 Ook Van

Praag heeft nadrukkelijke aarzelingen, met name op het gebied van tijdsbeslag en onafhankelijkheid. “Het Forumwaarmerk is in beginsel een goed idee. Het kost echter wel veel tijd. Nu reeds vergt het jureren en beoordelen van voorstellen of artikelen een forse inspanning. Als je een artikel goed wilt refereeën ben je daar misschien wel anderhalve dag mee kwijt: lezen, reflecteren, commentaar, suggesties, soms nog onderzoeken van achterliggend bronmateriaal. Een Forumwaarmerk toekennen zou dan ook een zeer tijdrovende exercitie zijn. Daar komt nog bij dat wetenschappers zelf ook belanghebbende zijn. Je komt elkaar in een latere fase ook weer tegen bij de toekenning van gelden en de peering van artikelen.” Deze onderlinge afhankelijkheden zouden een open en vrij forumdebat kunnen verstoren.

De genoemde bezwaren snijden deels hout. Inderdaad is het forumproces een relatief omslachtige procedure. Vaak kristalliseert zich een communis opinio in de wetenschappelijke gemeenschap als vanzelf uit, via het bestaande discours op congressen en in tijdschriften. Een forum kan ook virtueel plaats vinden; de briefwisselingen tussen Einstein en anderen over de relativiteitstheorie en de quantummechanica kunnen als zodanig beschouwd worden. Vaak ontstaat op een natuurlijke manier een Forumdiscussie, zie de kwestie rond de zogenaamde doorbraak in aidsonderzoek van enkele jaren geleden, of de claim van koude kernfusie bij kamertemperatuur.

Een virtueel forum in tijdschriften kan weliswaar goed functioneren, maar bij sommige langlopende controversen, waarbij verschillende scholen elkaar bevechten, is een fysiek forum wenselijk. Soms is het goed om dingen niet over te laten aan het vrije spel der wetenschappelijke krachten en om een forum bij elkaar te roepen, aldus Visser. Een bekend voorbeeld van een geslaagd forum is de openbare discussie geweest over de oplossing van Wiles (1994) over de stelling van Fermat (1637). De kritiek dat het forumproces onvoldoende rekening houdt met opinies van dissidenten, is volgens Visser een misverstand. Binnen een forumproces is het goed mogelijk om in een publiekelijk, rationeel en transparant proces om te gaan met dissidenten en om gezamenlijk, desnoods zwakkere conclusies te trekken. Deelname van dissidenten en deskundigen ‘uit andere hoeken’ met eigen inhoudelijke en methodologische opvattingen is juist een voorwaarde voor de kwaliteit van de uitspraken van het forum. Een forumproces kan daarnaast een brug slaan tussen verschillende disciplines als de psychologie en de neurowetenschap. Zo ziet de systeembioloog Westerhoff mogelijkheden voor het maken van een tussenbalans binnen een zich ontwikkelende discipline. “Het is wenselijk om met een gezelschap van fysici, chemici en biologen een indringend gesprek te organiseren over een nieuwe interdiscipline als de systeembiologie en de bestaande ‘body of knowledge’. Dat zou serieus moeten worden aangepakt, dat wil zeggen niet op een middag, maar gedurende een week. Uitgangspunt hierbij vormt niet het verzamelen van zoveel mogelijk informatie, maar het identificeren van ‘key gegevens’. Over deze sleutelgegevens zou je zoveel mogelijk te weten moeten zien te komen en deze vormen vervolgens een subset van zo’n nieuwe discipline met een maximale

nu de meest veelbelovende onderzoeksvragen zijn voor de komende periode. Dit kan een goede aanvulling bieden op de reguliere manier van toekenning van onderzoeksgelden, omdat daarbij hypothesen en methodieken die controversieel zijn en orthogonaal staan op de bestaande onderzoekspraktijk geen kans krijgen.”100 Aldus zou een forumproces ook een rol kunnen spelen bij de start van een wetenschappelijk programma, of bij het opmaken van een tussenbalans. Westerhoff bestrijdt ook het argument van De Vries en Rip dat het discours zich ‘als vanzelf uitkristalliseert’. Weliswaar kunnen het aantal publicaties en citaties worden gemeten, maar daarmee is nog niets gezegd over de aard en robuustheid van de uitspraken. “Eigenlijk zou je met 10 topwetenschappers de hardheid van uitspraken in belangrijke artikelen moeten benoemen. Sommige uitspraken hebben een hardheid van 80 % en andere misschien maar van 30 %. Dat is een wetenschappelijk relevant feit, hetgeen vervolgens niet wil zeggen dat uitspraken met een beperkte hardheid niet interessant zijn. Juist daaruit kan ook vernieuwing ontstaan. Het probleem is echter dat een dergelijke classificatie van robuustheid nauwelijks plaatsvindt.” (Westerhoff) Met name dit argument van de wenselijkheid van een toets op hardheid en robuustheid van wetenschappelijke uitspraken, lijkt overtuigend genoeg om een forumproces periodiek in te zetten. Selectiviteit in de keuze van onderwerpen en focus op kernkwesties is daarbij noodzakelijk, gezien het tijdsbeslag dat een dergelijk forum van de deelnemers vergt.