• No results found

dat een geïsoleerd persoon slechts dromen, beweringen en gevoelens kan opbouwen,

geen feiten.’

22

Bekentenis

Dit hoofdstuk start met een voorzichtige bekentenis. Het voorliggende onderzoek is het resultaat van een betrekkelijk amorfe ontdekkingstocht in de wereld van informatie en politiek, waarbij ik nalatig ben geweest in het vooraf formuleren en expliciteren van de volgens de regelen der kunst te hanteren methode. In het bijzonder heb ik verzuimd voorafgaand aan het onderzoek heldere en toetsbare hypothesen te formuleren en ben ik in gebreke gebleven bij het vooraf expliciteren en preciseren van de onderzoeksopzet. Wel heb ik vooraf enkele onderzoeksvragen geformuleerd, maar deze zijn gedurende het onderzoek geleidelijk geëvolueerd. Bij een exacte reconstructie van het onderhavige onderzoek zou een buitenstaander kunnen concluderen: ‘Zijdelingse kennis. Voor iedere waarnemer zwalkte hij maar wat rond.’ (Pirsig). Daar zijn zeker goede argumenten voor te geven.

Tegelijkertijd heb ik me wel degelijk voorafgaand aan dit onderzoek uitgebreid georiënteerd op vraagstukken van epistemologische en methodologisch aard, meer dan een promovendus meestal gegeven is.67 De reden daarvoor is met name gelegen in de aanvankelijke thematische oriëntatie van mijn dissertatie onderzoek op vraag-stukken van nieuwe verbindingen, co-creatie en transdisciplinariteit. Ik heb daar naast in mijn praktijk als adviseur veel processen begeleid en deze professionele en weten-schappelijke inzichten in methoden en technieken misschien wel als ‘tacit knowlege’ toegepast in de verschillende fasen in dit onderzoek. In methodisch opzicht heb ik me in het bijzonder laten inspireren door uiteenlopende denkers als Descartes, Neurath, Pirsig, Latour, Klein en De Groot. Het is aan de lezer om een oordeel te vellen of de in dit hoofdstuk ex post gereconstrueerde en geëxpliciteerde methode de toets der wetenschappelijke kritiek kan doorstaan.

Meer dan in andere hoofdstukken zal hieronder de ‘ik-vorm’ nadrukkelijk gehanteerd worden, enerzijds omdat methodische overwegingen en beslissingen mijns inziens sterker persoonsgebonden zijn dan veelal wordt aangenomen, maar vooral ook om de wijd verbreide wetenschappelijke fictie te ontkrachten dat de persoon van de wetenschapper geen factor van betekenis zou behoren te zijn.

Het voorliggende hoofdstuk start met een kleine geschiedenis van het denken over de methode. Vervolgens zal ik verantwoording afleggen over de gehanteerde methode, mede in relatie tot mijn professionele en persoonlijke achtergrond en daarbij de in dit onderzoek gehanteerde methoden expliciteren. Het hoofdstuk sluit af met enkele reflecties over kwaliteit en acceptatie, in wetenschap en politiek.

2.1 Wetenschapsfilosofie, een kleine geschiedenis

“Het gezond verstand is het best verdeelde goed ter wereld, al was het maar omdat iedereen er zoveel van denkt te hebben, dat zelfs wie men anders het moeilijkst tevreden stelt, er doorgaans niet meer van willen hebben dan hij al bezit.”

Met deze zin opent Descartes zijn werk ‘Over de methode’, waarmee hij volgens velen de basis legt voor de moderne wetenschapsbeoefening. Het boek is vooral bekend geworden door het historische ‘cogito ergo sum’, maar persoonlijk werd ik vooral getroffen door de helderheid en stilistische kwaliteit, alsmede de oprechtheid van de daarin beschreven zoektocht naar waarheid.68 Om deze redenen wil ik hem in dit hoofdstuk eren met enkele citaten in de hoofdtekst en de noten, ook al realiseer ik me dat velen hem niet geheel ten onrechte beschouwen als de grondlegger van het westers reductionistisch denken. Vele wetenschappers voor hem en na hem hebben zich het hoofd gebroken over de vraag wat de beste methode is om tot valide en betrouwbare inzichten te komen. Via welk proces krijgt de mens inzicht in de werking van fysische, biologische en sociale systemen? Welke methode leidt tot het ontdekken van mechanismen die anders in het verborgene zouden blijven? Langs welke weg kan de fysieke en maatschappelijke werkelijkheid het dichtst benaderd worden? Deze paragraaf bevat een uiterst beknopte en daarmee per definitie kwestieuze samenvatting van het denken over de methode.

In vroeger tijden was wetenschapsbeoefening zelden beperkt tot één afzonderlijk domein. Aristoteles schreef niet alleen over wiskunde, geometrie en astronomie, maar was ook filosoof, logicus en ethicus. Wetenschap en kunsten vormden geïntegreerde werelden van beoefening en reflectie, zoals veel later tot uitdrukking kwam in de werken van Leonardo da Vinci. De vader van de moderne markteconomie, Adam Smith, was eigenlijk moraaltheoloog. Vanaf de 17-e eeuw wordt wetenschapsbeoefening gedomineerd door de experimentele methode, zoals onder andere uitgewerkt door Bacon. Wetenschappelijke kennis is in zijn opvatting kennis over de objectieve werkelijkheid, die onafhankelijk van de subjectieve indrukken van de menselijke geest bestaat. Elementaire kennis is te verkrijgen door onze informatie te verkrijgen van een zuivere bron, de zintuiglijke ervaring. De nadruk wordt hierbij gelegd op experimenten in een geïsoleerde ‘laboratorium’ context, waarbij storende invloeden van externe omstandigheden zoveel mogelijk geminimaliseerd worden en waarin de gewoonlijk verborgen eigenschappen van de natuur geobserveerd kunnen worden. Bacon drukte de noodzaak van een dergelijke aanpak beeldend uit met “Je moet de leeuw aan zijn staart trekken om zijn ware aard te leren kennen.” De wetten in de theorieën beschrijven en specificeren relaties tussen meetbare grootheden en empirische regelmatigheden. Dit leidt uiteindelijk tot empirisch gestaafde uitspraken. De wetten hebben een universeel karakter: zij gelden altijd en overal. Daarbij dienen wel enkele centrale regels in acht genomen te worden om te voorkomen dat de

22