• No results found

8.4 Bijlage 4: Oorspronkelijk protocol

8.4.1 Inleiding

Over heel de wereld stijgt de gemiddelde leeftijd van de mens. Volgens de World Health Organization (2011) zouden tegen 2050 1,5 miljard mensen van de totale we- reldbevolking 65 jaar of ouder zijn. Deze vergrijzing brengt een toenemend aantal zo- genoemde noncommunicable diseases, chronische en degeneratieve aandoeningen voort. Hierdoor komt de focus van de gezondheidszorg steeds meer op chronische zorg te liggen in plaats van op acute zorg (World Health Organization, 2011). Bijgevolg zal door de vergrijzing het aantal zorgvragen stijgen waardoor revalidatiecentra steeds meer patiënten zullen ontvangen. Om die reden zal het steeds moeilijker worden om voor iedereen geïndividualiseerde trainingsprogramma’s en therapiebegeleidingen te voorzien. Om gepaste therapieën te kunnen blijven aanbieden is er dus nood aan een andere aanpak, waarbij therapeuten geen extra inspanningen moeten leveren en waarbij bij voorkeur geen extra kosten worden gemaakt (Knippenberg et al., 2017). Cliënt-gecentreerd en taak-georiënteerd werken houdt in dat die taken, die belangrijk zijn voor de patiënt, getraind worden in de revalidatie. Dat resulteert in geïndividuali- seerde revalidatieprogramma’s en therapie. Cliënt-gecentreerde revalidatie betrekt de patiënt actief bij het opstellen van zijn eigen behandelplan en houdt rekening met zijn wensen en noden (Knippenberg et al., 2017). Bij taak-georiënteerde revalidatie wordt gefocust op specifieke functionele doelen (Timmermans, Spooren, Kingma, & Seelen, 2010).

Een cliënt-gecentreerde en taak-georiënteerde werking heeft veel voordelen voor de resultaten van de interventie. Om te beginnen verbeteren zowel specifiek getrainde functies en vaardigheden als het algemeen functioneren van de patiënt aanzienlijk. Dit effect kan bovendien tot ver na de behandeling aanhouden. Daarnaast raken patiënten meer gemotiveerd en zetten ze zich beter in tijdens de therapieën als cliënt-gericht wordt gewerkt (Spooren, Janssen-Potten, Kerckhofs, Bongers, & Seelen, 2011). Deze manier van werken heeft echter ook nadelen. Een groot nadeel is dat er veel tijd en geld geïnvesteerd wordt in de geïndividualiseerde trainingsprogramma’s en therapie- begeleidingen (Knippenberg et al., 2017).

Een mogelijke aanpak om de stijgende druk op de revalidatiecentra op te vangen en tegelijkertijd geïndividualiseerde revalidatieprogramma’s en therapiebegeleidingen aan te bieden, waarbij tijd en investering van de therapeut laag kunnen gehouden wor- den, is het gebruik van revalidatietechnologie. Dit soort technologie wordt reeds op kleine, maar wel toenemende, schaal ingezet in revalidatiecentra. In de wetenschap- pelijke literatuur wordt revalidatietechnologie voornamelijk beschreven bij neurolo- gische aandoeningen: cerebrovasculair accident (CVA), hersenschade, dwarslaesie, ziekte van Parkinson en Multiple Sclerose (MS) (Hamilton, Lovarini, McCluskey, Folly de Campos, & Hassett, 2018; Hochstenbach-Waelen & Seelen, 2012; Knippenberg & Spooren, 2015; Knippenberg et al., 2017; Langan, Subryan, Nwogu, & Cavuoto, 2018; Rintala et al., 2019; Tetteroo, 2017). Het wordt echter ook beschreven bij amputaties

of problematieken die typisch zijn voor ouderdom, zoals een hoog valrisico (Hamilton et al., 2018).

Onderzoekers beschrijven in de literatuur verschillende doeleinden voor revalidatie- technologie. Ten eerste dient dit soort technologie volgens Hamilton et al. (2018) om fysieke functies te verbeteren op motorisch vlak, op mobiliteitsvlak en op vlak van fy- sieke activiteit. Ten tweede draagt revalidatietechnologie bij tot de ADL-vaardigheden, het functioneren van de bovenste en onderste ledematen, het evenwicht, het stappen, de fysieke activiteit en de participatie (Rintala et al., 2019). Tot slot kan de technologie ook ingezet worden om de patiënt de eigen revalidatie te leren en te laten managen (Langan et al., 2018).

Het voordeel van het gebruik van revalidatietechnologie is dat therapeuten minder tijd moeten besteden aan het geven van therapie, omdat ze ondersteund worden door de technologie. Op deze manier kunnen ze meer tijd spenderen aan het behandelen van andere patiënten én kan er ook intensiever therapie gegeven worden per patiënt (Hochstenbach-Waelen & Seelen, 2012).

De opkomst van revalidatietechnologie kan dus een belangrijke rol spelen om in de revalidatiecentra de vergrijzing en de daarbij horende toenemende vraag naar therapie op te vangen. Maar ook met technologie kunnen revalidatiecentra verzadigd geraken. Er moet dus een bijkomende oplossing gevonden worden waarmee ook het probleem van overvolle centra verholpen kan worden.

Een mogelijke oplossing om aan dit laatste probleem tegemoet te komen, is het imple- menteren van revalidatietechnologie in de thuissituatie. Patiënten kunnen zo hun the- rapie verderzetten in hun thuisomgeving waardoor er in de revalidatiecentra meer tijd en plaats vrijkomt voor nieuwe patiënten.

De evidentie rond revalidatietechnologie groeit in hoeveelheid, al is de technologie momenteel vaak (nog) niet beschikbaar of wordt hij niet veel gebruikt (Langan et al., 2018). Bijgevolg is er nog weinig geweten over de implementatie ervan in de thuis- situatie. Omdat technologie reeds intramuraal en ambulant wordt ingezet, maar nog zelden in de thuissituatie, wordt een kwalitatieve, explorerende studie opgezet. Hierbij worden de verwachtingen in verband met de implementatie van revalidatietechnologie in de thuissituatie nagegaan bij Vlaamse therapeuten die revalidatietechnologie reeds gebruiken in de intramurale en/of ambulante praktijk.

8.4.1.2 ONDERZOEKSDOEL EN ONDERZOEKSVRAAG

Het doel van dit onderzoek is om via een kwalitatieve, explorerende studie na te gaan wat de verwachtingen van Vlaamse therapeuten zijn in verband met de implementatie van revalidatietechnologie in de thuissituatie.

De bijhorende onderzoeksvraag, opgesteld aan de hand van PICO, is de volgende: Wat zijn de verwachtingen van Vlaamse therapeuten in verband met het gebruik van revalidatietechnologie in de thuissituatie?

Het antwoord op de onderzoeksvraag is relevant voor meerdere partijen. Ten eerste zullen therapeuten een beter beeld hebben van wat ze kunnen verwachten indien ze zelf aan de slag gaan met revalidatietechnologie in de thuissituatie en kunnen ze

voorwaarden voor gebruik kunnen zijn en hoe revalidatie in de thuissituatie zou kunnen verlopen. Ten laatste zijn ook de ontwikkelaars van revalidatietechnologie gebaat bij de resultaten van deze studie. Zij zullen bepaalde technologieën kunnen aanpassen indien deze aan bepaalde eisen moeten voldoen en ze zullen de technologieën beter kunnen afstemmen op transitie naar de thuisomgeving.