• No results found

17 3. Methode en werkwijze

David 60 emails down, 60 to go

5.3 Inhoudelijke discussie

In deze paragraaf bespreek ik de uitkomsten van het onderzoek in vergelijking met wat er al bekend is over FTF-gesprekken en verschillende vormen van CMC. Welke verschillen er overeenkomsten zijn er?

5.3.1. Beurtwisseling

Net als bij FTF-gesprekken en in CMC is de FB-interactie ‘lokaal beheerd’. Zowel de lengte als de inhoud van de beurt is niet vooraf vastgelegd. Maar in tegenstelling tot FTF-gesprekken, net als bij andere vormen van CMC, kunnen deelnemers elkaars uitspraken-in-uitvoering niet waarnemen om vervolgens te bepalen wanneer en hoe ze moeten reageren. Net als bij QS CMC geldt, als er eenmaal op ‘enter’ is gedrukt, dan is één keer de hele boodschap zichtbaar (Garcia en Jacobs, 1999: 346). Overlap is onmogelijk. En, zoals Herring (1999: 2) opmerkt, wordt het ‘no gap’ principe in CMC vaak geschonden. In QS CMC omdat er nog een antwoord getikt moet worden en helemaal in asynchrone vormen van CMC als e-mail, omdat de deelnemers niet tegelijkertijd online zijn. Dat geldt ook voor FB-interacties, deze kunnen het beste gecategoriseerd worden als asynchroon, al kan het in principe gebeuren dat deelnemers tegelijkertijd online zijn en er een korte conversatie plaatsvindt die als quasi-synchroon betiteld kan worden. Dat is komt in mijn corpus slechts één keer voor.

63

5.3.1.1. Beurtneming en HKV’s zonder reactie

Als het bij beurtneming om de ‘spreker’ gaat, komt beurtneming op basis van ZS in FB-interacties het meest voor. Net als in (kleine) chatrooms lijkt de regel hier any speaker selfselects (Markman, 2006). Verder komt HKV regelmatig voor. Hierbij valt op dat als er niet met een passend TPD op wordt gereageerd, dit niet als gemarkeerd wordt gezien. Vragen aan de initieerder over zijn of haar eigen geïnitieerde onderwerp mogen onbeantwoord blijven. Dit geldt ook voor vragen van de initieerder in het reactiegedeelte aan de andere gespreksdeelnemers. Dit staat haaks op wat er gebeurt in FTF-gesprekken. Stivers en Rossano (2010: 5) stellen dat deelnemers in FTF-gesprekken het ontbreken van een antwoord op een vraag als mislukking markeren als de ander de vraag heeft gehoord, heeft begrepen en er dus verantwoordelijk voor is deze te beantwoorden. Op FB kun je dus ‘straffeloos’ je verantwoordelijkheid ontlopen. Of wordt je simpelweg niet verantwoordelijk gehouden. Dit zou te maken kunnen hebben met de traagheid van FB. Na een dag kan het antwoord nog steeds komen; wellicht heeft de geadresseerde nog niet op FB ingelogd en de vraag nog niet gezien. Of hij of zij heeft de vraag op een gegeven moment wel gezien, bedacht dat hij of zij daar binnenkort op moet antwoorden en is het vervolgens vergeten omdat naarmate interacties ‘ouder’ worden ze steeds verder naar beneden zakken in het nieuwsoverzicht en op een gegeven moment verdwijnen. Wellicht is het in CMC ook ‘normaler’ dan in FTF-gesprekken dat reacties achterwege blijven. In een onderzoek naar beurttoewijzing in (grote) chatrooms van Herring (1999: 4) kreeg 18 procent van de initiërende boodschappen helemaal geen reactie. In dit onderzoek kwam dat ook voor; initiërende EPD’s die geen reactie kregen, hetzij in mindere mate dan in het onderzoek van Herring. Opvallend is dat er in deze studie naar FB-interacties juist ook niet werd gereageerd op de reacties op initiërende boodschappen. In chat interacties herhalen gebruikers in het eerste geval hun bericht een aantal keer om alsnog een reactie uit te lokken (4). Dat dat op FB niet gebeurt, heeft er waarschijnlijk mee te maken dat FB-interacties overzichtelijker zijn. Vooral in chat interacties met veel deelnemers, verplaatsen de boodschappen in het scherm zich snel naar boven om op een gegeven moment te verdwijnen. FB is veel trager en de interacties zijn aanzienlijk korter. Voor een interactie, en daarmee een specifieke boodschap, verdwijnt, ben je alweer een aantal uur of zelfs een paar dagen verder. Het heeft dus niet zoveel zin jezelf te herhalen, want je boodschap is nog steeds duidelijk zichtbaar.

5.3.1.2. HGD

In FTF-conversaties is er na iedere BOE sprake van een plek waar de vraag aan de orde is wie er verder gaat. Dit is niet het geval in FB-interacties. Eén beurt, hoeveel acties deze ook bevat, wordt behandeld als één BOE. Tijdens de beurt zelf kan er niet onderhandeld worden, want, net als bij andere vormen van CMC, is alleen de opsteller getuige van de opbouw van de boodschap. Pas nadat er op ‘enter’ is gedrukt en de complete beurt is geplaatst, kan een andere gespreksdeelnemer reageren. Als er meerdere acties in één beurt plaatsvinden, is er dus geen sprake van HGD; de mogelijkheid bestaat immers niet dat een ander tussen deze acties de beurt overneemt. We spreken

64

op FB dus alleen van HGD als een FB-gebruiker na het plaatsen van een boodschap, besluit nog een boodschap te plaatsen zonder dat een andere gespreksdeelnemer tussendoor al een bericht heeft gepost. Zoals gezegd komt dit op FB nauwelijks voor. Dat geldt ook voor chat interacties. Uit het onderzoek van Panyametheekul en Herring (2003) naar beurttoewijzing in Taise chatrooms blijkt namelijk dat HGD het minst voorkomt; het wordt slechts in 8 procent van de beurten gebruikt.

5.3.2. Sequentieorganisatie en samenhang

5.3.2.1. FB-intieerder in vergelijking met leerkracht

FB-interacties zijn over het algemeen gesprekken van één met meerdere individuen. De initieerder is het centrum en iedereen reageert op hem of haar. Dit is een gesprekssituatie die we in informele interacties niet veel zien. We zouden het kunnen vergelijken met de situatie van een leerkracht in een klas. Interacties in een schoolklas zijn leerkrachtgeoriënteerd (Candela, 1999: 139) en de bijdragen van de deelnemers aan de interactie zijn asymmetrisch (Maroni, 2011: 2081). De leerkracht heeft de communicatieve rechten en plichten om te initiëren, de beurt toe te wijzen en hij heeft de thematische controle. Dit is herkenbaar als het gaat om de rol van de initieerder in FB-interacties, al ligt dit veel minder strikt. Tussen vrienden is er nu eenmaal meer gelijkwaardigheid dan tussen een leerkracht en leerlingen. Een ander verschil is dat leerlingen tijdens een groepsinteractie het hele gesprek volgen, ook al beantwoordt op dat moment een andere leerling de vraag van de leerkracht. In tegenstelling tot de FB-interacties verlopen deze gesprekken namelijk synchroon. FB-gebruikers volgen de andere gesprekslijnen nog al eens niet, is uit de reacties op statussen gebleken. Maar net als de leerlingen in een klas, nemen de andere gespreksdeelnemers vrijwel alleen een beurt als de initieerder daar aanleiding toe heeft gegeven. Op FB wordt in de regel alleen op basis van HKV nog een tweede of derde beurt genomen gedurende één gesprekslijn.

5.3.2.2. Een positieve evaluatie als TPD

Anders dan in FTF-gesprekken en in de meeste andere vormen van CMC maakt in FB-interacties vrijwel ieder initiërend EPD een evaluatie als TPD relevant. Ook als het bericht geen ex- of impliciete evaluatie bevat. FB stimuleert namelijk een positieve evaluatie als TPD door de knop ‘Vind ik leuk’. Deze staat standaard onder een gedeelde status en kan door de andere FB-gebruikers als reactie aangeklikt worden. Dit wordt veel gedaan.

5.3.2.3. Response mobilizing features

Stivers en Rossano (2010) spreken in hun onderzoek van het belang van response mobilizing features in een uiting om een reactie uit te lokken, zoals bijvoorbeeld het gebruik van interrogative lexico-morphosyntax. In dit onderzoek is gebleken dat deze features in een initiërend EPD op FB niet per se nodig zijn. Het lijkt erop dat het wel of niet verkrijgen van reacties niet zozeer te maken heeft met de

65

projectieve kracht van een initiërend EPD, maar meer met de interesse en kennis die nodig is om het EPD te begrijpen en de hoeveelheid statussen die een initieerder die dag al heeft gepost. Hoe meer, hoe minder kans op een reactie op alle gedeelde EPD’s. Verder is een initiërend EPD op FB in feite al een sterke stellingname die een tweede stellingname projecteert. De gebruiker stelt namelijk impliciet dat hij zijn boodschap zo leuk of belangrijk vindt, dat hij het waard vindt om op FB met honderden vrienden te delen. Je zou wellicht kunnen stellen dat het initiërende EPD projectieve kracht in zichzelf heeft los van de kenmerken van het bericht dat gedeeld wordt.

5.3.2.4. Gebruik van smileys als ironie-markering

Aan TPD’s die inhoudelijk op het eerste gezicht niet op overeenstemming lijken gericht, wordt vrijwel altijd een smiley met een knipoog ‘;)’ of een uitgestoken tong ‘:P’ toegevoegd. Dit is een ironie-markering. Hiermee wordt aangegeven dat de niet-geprefereerde reactie niet serieus genomen moet worden. Deze emoticons worden ook in andere vormen van CMC zeer regelmatig gebruikt (Godin, 1993) om bijvoorbeeld ironie of een grap weer te geven.

5.3.2.5. Meerdere acties in één beurt

In dit onderzoek hebben we gezien dat initieerders regelmatig in één reactiebeurt op verschillende beurten van verschillende andere deelnemers reageren. Dit komt ook voor in andere vormen van CMC, vooral e-mail. Herring (1999: 5) stelt dat e-mailgebruikers door een beurt met verschillende conversationele zetten te versturen, het aantal uitwisselingen verminderen dat nodig is om een taak te volbrengen en op die manier het feit compenseren dat e-mail langzamer is dan synchrone vormen van communicatie. Je zou echter ook kunnen stellen dat het niet om compensatie gaat, maar dat FB- en e-mailgebruikers juist meerdere zetten in één beurt doen, omdat ze er de tijd voor hebben. Zo hoeven ze maar één scherm te gebruiken en maar één keer op ‘verzenden’ te drukken. Zowel bij e-mail als op FB zijn de andere gespreksdeelnemers op dat zelfde moment meestal toch niet online.

5.3.2.6. Samenhang door threading en het topic

Uit dit onderzoek blijkt verder dat er in FB-interacties voor samenhang een grotere rol is weggelegd voor het onderwerp dan in alledaagse conversaties. Hetzelfde geldt voor andere vormen van synchrone en asynchrone CMC (Markman, 2006: 62). Neem chat systemen, deze gaan volgens Zemel en Cakir (2007: 23) over het plaatsen van berichten, zodat ze beschikbaar zijn voor inspectie en lezers verbanden kunnen leggen tussen de verschillende berichten, meer dan hun strikte positie in een sequentie. Daarbij is, net als in FB-interacties, de topicale relatie van groot belang. Dit zoeken naar ‘lijnen van betekenis’, die als primaire kenmerk het ‘onderwerp’ hebben, heet threading. Door threading valt er samenhang te ontdekken tussen de verschillende beurten. In FB-interacties heeft het immers, anders dan in FTF-gesprekken (Mazeland, 2003: 89), meestal geen zin om naar de vorige beurt te kijken om een uiting te begrijpen. In de regel is er in FB-interacties sprake van meerdere

66

door elkaar heen lopende threads. Dit geldt ook voor chat interacties (Zitzen en Stein, 2004: 994).Om structuur aan te brengen in de interacties, wordt er behalve threading in (grote) chatrooms ook gebruik gemaakt van de beurttoewijzingstechtniek ‘naam + dubbelepunt/apenstaartje’ (Markman, 2006). Dat zien we ook in de FB-interacties. Doordat de initieerders in het reactiegedeelte gebruik maken van deze techniek, is sneller te zien welke beurten bij elkaar horen.

Interactional en structuring topic

Tijdens de analyse van de FB-interacties is het nuttig gebleken om onderscheid te maken tussen twee verschillende soorten onderwerpen; het interactional en het structural topic. Deze begrippen werden eerder gebruikt door Stromer-Galley en Martinson (2009: 198) om de samenhang van een chat interactie te meten. In hun onderzoek definieerden zij het structuring topic als het vooraf vastgestelde onderwerp van de interactie. In dit onderzoek is het structuring topic gebruikt als het globale onderwerp van de interactie; het onderwerp dat in de status wordt aangedragen door de initieerder. Het interactional topic is lokaal van aard en heeft ten behoeve van de samenhang een link met het structuring topic. Het gaat hier om onderwerpen die geïntroduceerd worden tijdens de interactie en bijdragen op lokaal vlak verbinden. Uit dit onderzoek blijkt dat in een gemiddelde FB-interactie de onderwerpen van de verschillende gesprekslijnen – of threads – vrijwel allemaal binnen het structuring topic blijven en slechts verschuiven van het ene interactional topic naar het andere. Dit is vergelijkbaar met de situatie die Stromer-Galley en Martinson (2009) onderzochten. In hun onderzoek naar samenhang in chatrooms met een bepaald thema bleven de ingebrachte onderwerpen van de gespreksdeelnemers over het algemeen binnen het thema van die specifieke chatroom. Ook hier werden dus nauwelijks nieuwe structuring topics ingebracht en valt logischerwijs te concluderen dat er net als in FB-interacties dus ook nauwelijks sprake was van afgebakende topic verandering maar vooral van verschuiving. Beide gesprekssituaties zijn te vergelijken met wat meer formele settings als het bespreken van een agendapunt tijdens een vergadering of het geven van een bepaalde les in een schoolklas. Ook in die gevallen is er een duidelijk structuring topic waar weinig van afgeweken wordt. Geheel anders dan een gesprek dat ontstaat als twee personen elkaar toevallig op straat tegenkomen. FB-interacties lijken in die zin dan ook een tikje formeler dan dagelijkse FTF-gesprekken.

5.3.3. Ten slotte

FB-interacties verschillen behoorlijk van alledaagse FTF-gesprekken en andere CMC-conversaties. Initiërende EPD’s komen op FB uit de lucht vallen. Ineens komt iemand, zonder introductie of groet,

67

met een vraag of een bericht van vaak niet meer dan twee zinnen op niemand in het bijzonder gericht. Een aantal mensen reageren in de loop van een aantal uren of dagen en na één tot twee beurten van iedereen is de interactie vaak al weer afgelopen. FTF-gesprekken en chat-interacties verlopen (quasi) synchroon en gaan dus sneller, zijn vaak ook veel langer en bestaan daarom ook uit meer verschillende sequenties, veranderen vaker van onderwerp, hebben meestal geen oriëntatie op één specifieke deelnemer en beurtneming op basis van HGD komt vaker voor etc. Herring (1999: 3) stelt dat berichten in een chat interactie in de regel veel korter zijn dan asynchrone berichten, zoals e-mail. Opvallend aan FB is dat de berichten asynchroon zijn, maar de lengte hebben van (quasi) synchrone (chat) berichten. Doordat e-mail-conversaties en FB-interacties allebei asynchroon zijn, hebben ze een aantal dezelfde kenmerken, zoals de meerdere conversationele zetten in één beurt. Een groot verschil is dat e-mailberichten veel langer zijn, van het begin op specifieke personen zijn gericht en voor een ander doel gebruikt worden. Waar een bericht als ‘Mixing Dewi @ Giel3FM’ op FB heel geaccepteerd is, denkt de ontvanger van een e-mail met hetzelfde bericht waarschijnlijk ‘Ja en?’ (Labov, 1972: 371) – tenzij de ontvanger een enorme fan van Dewi is natuurlijk. Dat FB-gebruikers minder vreemd opkijken van zo’n bericht, komt omdat ze weten dat ze zijn ingelogd op een site waar de vraag ‘wat ben je aan het doen?’ wordt gesteld en dat ze daar dan ook het antwoord op kunnen verwachten van hun vrienden. Kortom, de FB-omgeving duwt haar gebruikers veel meer in een bepaalde handelingsrichting dan dat bij e-mail, chat of alledaagse FTF-gesprekken het geval is, namelijk berichten over waar je mee bezig bent. Hoewel zowel de lengte als de inhoud van de beurt niet vooraf is vastgelegd – het wordt immers niet als mislukking gezien als het anders gebeurt – hebben FB-bijdragen wel bijna allemaal dezelfde lengte en doen de FB-gebruikers veelal dezelfde handeling(en), zoals berichten en evalueren.