• No results found

3. Implementatie van de Vaardigheden

3.3 Informeren

De aanbevolen strategie voor informatie-uitwisseling bij Motivational Interviewing is Elicit-Provide-Elicit (EPE), oftewel Ontlokken-Verstrekken-Ontlokken (Rollnick et al., 2008, p. 93). Deze strategie staat schematisch weergegeven in figuur 7 en zal nader worden toegelicht.

Figuur 7. Informatie-uitwisseling middels EPE.

3.3.1.a Elicit1

Toestemming vragen - De eerste stap in het informatie-uitwisselingsproces is het vragen van

toestemming voor het geven van informatie (Miller & Rollnick, 2013, p. 139). Dit sluit aan bij de spirit van Motivational Interviewing, omdat de interviewer met het vragen van toestemming laat zien dat hij of zij de zelfstandigheid van de geïnterviewde respecteert (Miller & Rollnick, 2013, p. 142). Daarenboven resulteert het geven van informatie zonder toestemming vaak tot een grotere weerstand om te veranderen (Rollnick et al., 2008, p. 91). Er zijn verschillende manieren waarop de interviewer toestemming kan verkrijgen (Rollnick et al., 2008, p. 92). De eerste manier is wanneer de geïnterviewde uit eigen initiatief om meer informatie vraagt. De tweede manier is door toestemming te vragen aan de geïnterviewde, bijvoorbeeld ‘‘Vind je het goed als ik je wat meer vertel over de positieve impact van een meer plantaardig eetpatroon op het milieu?’’ Door het te vragen, respecteert de interviewer de zelfstandigheid van de geïnterviewde. De derde manier is wat dwingender en kan in een uitzonderlijke situatie gebruikt worden, wanneer de interviewer het écht nodig acht om bepaalde informatie te geven aan de geïnterviewde. In zulke situaties kan de interviewer het bijvoorbeeld inleiden (‘‘Kan je me vertellen wat je van het volgende vindt?’’) of aankondigen (‘‘Er is iets wat je moet weten over het eten van dierlijke producten.’’).

Informatiebehoefte verhelderen - Nadat de interviewer toestemming heeft gekregen om informatie

te geven, is het van belang dat de interviewer zich een beeld verschaft van de informatiebehoefte van de geïnterviewde . Er zijn twee type vragen die de interviewer kan stellen om een beter beeld te krijgen van de informatiebehoefte: ‘‘Wat zou je het liefste willen weten over …?’’ en ‘‘Wat weet je al over…?’’ (Rollnick et al., 2008, p. 96).

3.3.1.b Implementatie Elicit1 •

Toestemming vragen - Normaliter gaan mensen op eigen initiatief naar de therapeut om over hun

gewenste gedragsverandering te praten. In het geval van deze interventie is dit echter niet het geval, mensen komen er toevallig mee in aanraking. Om de zelfstandigheid van de participant te waarborgen, wordt er voor de aanvang van het Motivational Interviewing-gedeelte om toestemming gevraagd: ‘‘Wat vind je ervan als we het gaan hebben over je eetpatroon, en mogelijke veranderingen daarin?’’ Wanneer de participant reageert met ‘‘Liever niet.’’, wordt dit gerespecteerd en wordt de participant doorgestuurd naar het einde van de survey. Wanneer de participant ‘‘Ja, dat is goed.’’ selecteert dan vangt het gesprek aan met ‘‘Mooi! Leuk om met je in gesprek te gaan.’’

Zoals uitgelegd bij alinea 3.1.1.b krijgt de participant eerst informatie over zijn of haar gekozen thema. Het eerste blokje informatie over het betreffende thema wordt gegeven zonder dat er om toestemming wordt gevraagd, aangezien de participant net zelf dat thema heeft uitgekozen. Het tweede blokje informatie wordt ingeleid met ‘‘Verder vraag ik me af wat je hiervan vindt.’’ Er is gekozen voor deze dwingende aanpak omdat de onderzoeker van dit huidige onderzoek van mening is dat de participant in ieder geval twee blokjes informatie over zijn gekozen thema dient te krijgen. Reden hiervoor is de inschatting dat er nog veel mensen zijn die niet bekend zijn met de details van de thema’s dieren, milieu en gezondheid. Het derde blokje informatie van het gekozen thema wordt niet gegeven voordat de participant hiervoor toestemming heeft gegeven. De participant krijgt alvorens de vraag ‘‘Vind je het goed als ik je nog wat meer over dit thema vertel?’’ Wanneer de participant geen toestemming geeft wordt hij of zij doorgestuurd naar het volgende onderdeel van het gesprek. Wanneer de participant toestemming geeft krijgt het laatste blokje informatie wel te zien.

Vervolgens krijgt de participant ook nog informatie over de overige twee thema’s. De onderzoeker acht het nodig dat de participant minimaal één blokje informatie krijgt over deze overige thema’s. Daarom wordt het eerste blokje informatie van deze thema’s op de meer dwingende wijze gepresenteerd. Stel dat de participant bij de agendabepaling kiest voor het thema Milieu, dan krijgt hij de volgende introducties van de overige thema’s: ‘‘Misschien kan je ook nog wat met deze informatie over het thema Gezondheid.’’ en ‘‘En mogelijk heb je ook nog wat aan deze informatie over het thema Dieren.’’ Na de eerste blokjes informatie te hebben ontvangen, krijgt de participant de vraag of hij of zij nog meer informatie wil. Wanneer dit niet het geval is wordt de participant doorgestuurd naar het volgende onderdeel en wanneer de participant wel toestemming geeft dan krijgt hij of zij over ieder thema nog twee blokjes informatie. Er is aldus geprobeerd om een middenweg te bewandelen tussen de hoeveelheid informatie die de ontvanger wil ontvangen en de hoeveelheid informatie die de onderzoeker van deze huidige studie nodig acht om te verstrekken.

In het gesprek wordt daarnaast toestemming gevraagd voor het geven van advies. De participanten die nog geen stappen hebben gezet richting een plantaardig eetpatroon krijgen de vraag ‘‘Zou ik je een advies mogen geven over hoe je de eerste stap naar een meer plantaardig eetpatroon zou kunnen gaan zetten?’’ De participanten die al wel stappen hebben gezet krijgen de vraag: ‘‘Zou ik je nog een advies mogen geven?’’

Informatiebehoefte verhelderen - Zoals besproken bij 3.3.1.a, kan de informatiebehoefte van de

participant aan de hand van de volgende open vraag worden verhelderd: ‘‘Wat weet je al over…?’’ Er is besloten om geen verhelderende vragen te implementeren in het digitale dialoogsysteem, aangezien de reacties op dit soort vragen enorm uiteen kunnen lopen. Het is met het huidige

computerprogramma niet mogelijk om op alle mogelijke reacties in te spelen. Eventueel zouden er antwoordmogelijkheden onder zo’n verhelderende vraag kunnen staan, zoals ‘‘Ik weet al dat het eten van dierlijke producten een negatieve impact heeft op het milieu.’’ Het nadeel hiervan is echter dat er niet kan worden vastgesteld welke details de participant precies kent over het betreffende thema en of deze details juist zijn. De kans is groot dat veel mensen nog niet precies op de hoogte zijn van alle feiten aangezien een groot deel van de participanten waarschijnlijk nog nooit of amper nagedacht heeft over een meer plantaardig eetpatroon. Het is daarom verstandiger om voor de zekerheid zoveel mogelijk informatie aan de participanten te geven na de agendabepaling en geen verhelderende vraag te stellen.

3.3.2.a Provide

Zodra de interviewer een helder beeld heeft van de informatiebehoefte van de geïnterviewde, is de volgende stap het invullen van die behoefte door informatie of advies te geven (Miller & Rollnick, 2013, p. 142). De interviewer dient bij het geven van informatie rekening te houden met een aantal aspecten en deze worden hieronder toegelicht.

Helder presenteren - Bij het geven van informatie is het van belang dat de informatie helder wordt

gepresenteerd. Om zeker te stellen dat de geïnterviewde begrijpt waar de interviewer het over heeft, dient de interviewer jargon te vermijden en informatie in alledaagse taal uit te leggen (Miller & Rollnick, 2013, p. 142). Daarnaast wordt de helderheid van de informatie vergroot wanneer er niet te veel informatie in één keer wordt gegeven.

Respecterende toon - Naast het helder overbrengen van informatie is het ook belangrijk dat de

interviewer de zelfstandigheid van de geïnterviewde respecteert door te letten op de toon waarmee hij of zij de informatie verstrekt (Miller & Rollnick, 2013, p. 142). Het is niet de bedoeling dat de interviewer de geïnterviewde informeert op een dwingende manier, zoals ‘‘Je moet begrijpen dat…’’ Met het aanslaan van zo’n toon wordt de zelfstandigheid van de geïnterviewde juist ondermijnd. De toon van de interviewer dient zachtaardig te zijn en de interviewer behoort de geïnterviewde te begeleiden in zijn of haar keuzes in plaats van de geïnterviewde ergens toe te dwingen. Een voorbeeld van een meer zelfstandigheid-respecterende toon is ‘‘Misschien kan je je voorstellen dat…’’

Ervaring andere mensen - Zoals uitgelegd in het Theoretisch Kader kan de interviewer in de verleiding

komen om de geïnterviewde in de juiste richting te duwen (Righting Reflex). Een manier waarop de interviewer de Righting Reflex kan onderdrukken, is door te vertellen hoe andere mensen omgaan met een bepaalde situatie (Rollnick et al., 2008, p. 93). Stel dat de geïnterviewde vertelt dat hij of zij ter bevordering van spierherstel na het sporten elke keer 500 gram kwark eet. In plaats van de geïnterviewde te laten weten dat het onnodig is om zoveel kwark te eten en dat hij of zij eens een plantaardige vervanger zou moeten proberen (Righting Reflex), kan de interviewer vertellen over de ervaringen van mensen die net als de geïnterviewde veel sporten. De interviewer kan bijvoorbeeld zeggen: ‘‘Er zijn ook plantaardige voedingsmiddelen beschikbaar die veel proteïnen bevatten. Sommige mensen die ook veel sporten, eten na hun training een kikkererwtensalade om aan hun eiwitten te komen.’’ Op deze manier wordt de zelfstandigheid van de geïnterviewde gerespecteerd. Het voordeel van het inzetten van een computer is dat het programma in geen geval in de verleiding kan komen om de geïnterviewde in de juiste richting te duwen.

3.3.2.b Implementatie Provide •

Helder presenteren - Er is bewust gekozen voor het opdelen van informatie om ervoor te zorgen dat

er niet teveel informatie in één keer wordt verstrekt. Dit is terug te zien bij de thema’s Dieren, Milieu en Gezondheid. Verder is er in het gehele gesprek alledaagse taal gebruikt en is jargon vermeden. Om er zeker van te zijn dat de participanten de betekenis van een meer plantaardig eetpatroon begrijpen en om misverstanden te voorkomen, is dit begrip in het begin van het gesprek uitgelegd en gedurende het gesprek is deze uitleg nog eens herhaald. Een meer plantaardig eetpatroon is omschreven als het (deels) vervangen van dierlijke producten, zoals vlees, vis en zuivel, door plantaardige producten.

Respecterende toon - Er is getracht om het gehele gesprek op een respectvolle toon te schrijven. Dit

is bijvoorbeeld terug te vinden in de hierboven besproken hypothetische formuleringen. Verder wordt er bij het geven van informatie gebruik gemaakt van verzachtende woorden zoals ‘misschien’, bijvoorbeeld ‘‘Misschien kan je je voorstellen dat het voor dieren niet prettig is om in veehouderijen te leven.’’

Ervaring andere mensen - Om de zelfstandigheid van de geïnterviewde te waarborgen, vertelt Laura

bij het geven van advies aan de participant over de ervaring van andere mensen: ‘‘Voor sommige mensen, die net zijn begonnen om meer plantaardig te eten, helpt het om online vegetarische / veganistische recepten op te zoeken. Ze zijn verbaasd over de grote variatie aan recepten.’’

3.3.3.a Elicit2

Nadat de interviewer een blokje informatie heeft gegeven (Provide), is het zijn taak om te checken of de geïnterviewde het heeft begrepen en hoe de geïnterviewde de informatie interpreteert (Elicit) (Miller & Rollnick, 2013, p. 145). Vervolgens kan de interviewer weer informatie geven (Provide), enzovoort. In figuur 7 is dit cyclische kenmerk van EPE-proces te zien aan de dubbele pijl tussen Provide en Elicit. Hieronder staan een aantal voorbeelden van uitlokkende vragen die de interviewer kan stellen nadat hij of zij informatie heeft gegeven:

▪ ‘‘Wat vind je daar van?’’ ▪ ‘‘Hoe komt dit op jou over?’’

▪ ‘‘Kan je in je eigen woorden vertellen wat ik zojuist heb gezegd?’’ ▪ ‘‘Hoe zou je dit op jouw eigen situatie kunnen toepassen?’’ 3.3.3.b Implementatie Elicit2 •

In het dialoogsysteem zijn verschillende uitlokkende vragen geïmplementeerd. Allereerst krijgt elke participant, na het zien van het eerste blokje informatie over zijn of haar uitgekozen thema, de vraag ‘‘Hoe denk je daarover?’’ Vervolgens krijgt de participant na het tweede blokje informatie de vraag ‘‘Wat doet deze informatie met jou?’’ Wanneer de participant toestemming heeft gegeven voor het derde blokje informatie en deze ontvangen heeft, krijgt hij of zij de volgende vraag: ‘‘Wat vind je daarvan?’’ Het huidige computerprogramma is nog niet in staat om in te gaan op de reacties op deze betreffende vragen maar de reacties zouden wel tot nieuwe ideeën kunnen leiden voor vervolgonderzoek.

Daarnaast krijgt de participant een vraag over zijn of haar score op de Importance Ruler. De participanten die het cijfer 0 tot en met 9 selecteren krijgen de vraag ‘‘Wat is er voor nodig om naar een hoger cijfer te komen?’’ en de participanten die een 10 geven krijgen de vraag ‘‘Wat maakt dat je op dit cijfer zit en niet op een lager cijfer?’’ Tevens krijgt de participant een open vraag over de score nadat de participant een cijfer heeft gegeven op de Confidence Ruler. De participanten die het cijfer 0 tot en met 3 selecteren krijgen de vraag ‘‘Wat is er voor nodig om naar een hoger cijfer te komen?’’ De participanten die het cijfer 4 tot en met 10 geven krijgen de vraag ‘‘Wat maakt dat je op dit cijfer zit en niet op een lager cijfer?’’

Verder krijgt de participant een vraag nadat hij of zij advies heeft gekregen over het zetten van de eerste stap richting een meer plantaardig eetpatroon: ‘‘Hoe zou je zoiets kunnen toepassen op je eigen situatie?’’

Het is vooralsnog lastig om dieper in te gaan op de reacties van de participanten op deze bovengenoemde vragen. Iemand kan bijvoorbeeld weinig zelfvertrouwen hebben om te veranderen omdat zijn of haar partner bijvoorbeeld een slager is of iemand heeft weinig zelfvertrouwen omdat hij of zij weinig plantaardige recepten kent. Het huidige computersysteem kan niet ingaan op deze uiteenlopende reacties en daarom is het op dit moment nog niet mogelijk om in te spelen op de informatiebehoefte van de participant. Desalniettemin is het interessant om te bekijken wat participanten invullen bij deze open vragen. De verzamelde gegevens kunnen leiden tot nieuwe inzichten en hiermee kan het digitale dialoogsysteem worden verbeterd in de toekomstig onderzoek.