• No results found

Huidig en toekomstig eetpatroon

5. Resultaten

5.3 Huidig en toekomstig eetpatroon

Zoals besproken in het hoofdstuk ‘Methode’, is er een voor- en nameting uitgevoerd om te onderzoeken of Motivational Interviewing effect heeft op het eetpatroon van de participanten. In het begin van het gesprek met Laura werd de participant gevraagd om aan te geven hoeveel dagen hij of zij gedurende een week gemiddeld genomen vlees, vis, zuivel en ei eet per drie hoofdmaaltijden, oftewel het ontbijt, de lunch en het avondeten. Er is dus niet gevraagd naar tussendoortjes, zoals snoepjes met gelatine of een shake met yoghurt. Aan het einde van het gesprek werd aan de hand van dezelfde voedsel- en maaltijdcategorieën gevraagd naar het verwachte wekelijkse eetpatroon van de komende drie maanden. Er zijn ANOVA’s uitgevoerd met behulp van General Linear Model repeated measures (GLMrm) om de resultaten van het huidige en toekomstige eetpatroon met elkaar te vergelijken en te onderzoeken of de interventie (Motivational Interviewing) effect heeft op het eetpatroon.

Er is allereerst middels GLMrm onderzocht of Motivational Interviewing een effect heeft op het algehele eetpatroon. Met het algehele eetpatroon wordt gedoeld op het aantal keren dat een participant gemiddeld per week dierlijke producten eet (vlees, vis, zuivel en ei). Tussendoortjes zijn niet meegerekend, de uitkomsten zijn alleen gebaseerd op de drie hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch en avondeten). De minimale score is in het geval van het algehele eetpatroon altijd hoger dan ‘0’ aangezien veganisten zijn uitgesloten van de huidige studie. Er is ook per voedselcategorie (vlees, vis, zuivel en ei) en maaltijdcategorie (ontbijt, lunch en avondeten) onderzocht of Motivational Interviewing effect heeft. Het minimale wat de participanten kunnen scoren op een voedselcategorie is ‘0’ en het maximale wat de participanten kunnen scoren is ‘21’ (3 maaltijden x 7 dagen) en het minimale wat de participanten kunnen scoren op een maaltijdcategorie is ‘0’ en het maximale is ‘28’ (4 producten x 7 dagen). Ten slotte is er onderzocht of de participanten gemiddeld minder gaan eten van een specifiek dierlijk product tijdens een bepaalde maaltijd, bijvoorbeeld of de participanten gemiddeld minder vlees gaan eten tijdens de lunch. Het minimale wat de participanten kunnen scoren op een combinatie van een voedsel- en maaltijdcategorie is ‘0’ en het maximale wat de participanten kunnen scoren is een ‘7’ (1 product x 1 maaltijd x 7 dagen). De afhankelijke variabele, het eetpatroon, is dus op vier verschillende wijzen onderverdeeld: het algehele eetpatroon, per voedselcategorie (vlees, vis, zuivel en ei), per maaltijdcategorie (ontbijt, lunch en avondeten) en per combinatie van verschillende voedsel- en maaltijdcategorieën. De uitkomsten worden achtereenvolgens besproken.

Algehele eetpatroon - Er is middels een GLMrm bekeken of Motivational Interviewing effect heeft op

bekeken of er een verschil is in de meting van de afhankelijke variabele op de twee meetmomenten. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 15.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van Motivational Interviewing op het algehele eetpatroon (F(1,122)=22,969, p<0,001). Uit de analyse blijkt dat de participanten bij het toekomstige eetpatroon lager scoren (M=21,2) dan bij het huidige eetpatroon (M=24,3) (zie tabel 15). Vertaald naar de praktijk betekent deze uitkomst dat de participanten de komende drie maanden van plan te zijn om vaker een hoofdmaaltijd te nuttigen waarin geen dierlijke producten zijn verwerkt. Ze zijn gemiddeld genomen van plan om wekelijks 3,1 keer minder dierlijke producten (vlees, vis, zuivel of ei) te eten. Tussendoortjes zijn in deze studie niet meegenomen, de uitkomsten zijn alleen gebaseerd op het ontbijt, de lunch en het avondeten.

Voedselcategorieën - Ook is er middels een GLMrm bekeken of Motivational Interviewing effect heeft

op de verscheidene voedselcategorieën (afhankelijke variabele). Aan de hand van de uitkomsten van de GLMrm is bekeken of er een verschil is in de meting van de afhankelijke variabele op de twee meetmomenten. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 15.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van Motivational Interviewing op het eten van vlees (F(1,122)=46,188, p<0,001) en het eten of gebruiken van zuivel (F(1,122)=21,364, p<0,001). Aan de hand van tabel 15 kan worden gezien dat de participanten bij het toekomstige eetpatroon lager scoren op vlees (M=9.3 ) en zuivel (M=12,4) dan bij het huidige eetpatroon (Mvlees=10,7 en Mzuivel=14,1). Dit betekent dat de participanten de komende drie maanden van plan zijn om per week gemiddeld 1,4 keer minder vlees te gaan eten en gemiddeld 1,7 keer minder zuivel. Deze uitkomsten zijn gebaseerd op de drie maaltijdcategorieën tezamen (ontbijt, lunch en avondeten) en tussendoortjes zijn buiten beschouwing gelaten. Er is geen significant hoofdeffect gevonden van Motivational Interviewing op het eten van vis (P < 0,134) of op het eten of gebruiken van eieren (P < 0,271).

Tabel 15

Voor- en nameting hoofdeffect interventie op eetpatroon (algeheel eetpatroon, voedsel- en maaltijdcategorie)

Hoofdeffect Interventie

(gemiddelde aantal keren /week)

Eetpatroon Voor Na SE voor SE na Toelichting

Algehele eetpatroon

24,3* 21,2* 0,787 0,775 dierlijke producten (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

Voedselcategorie

Vlees 10,7* 9,3* 0,411 0,372 vlees (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

Vis 4,9 5,2 0,213 0,162 vis (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

Zuivel 14,1* 12,4* 0,447 0,449 zuivel (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

Ei 6,5 6,3 0,241 0,202 ei (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

Maaltijdcategorie

Ontbijt 10,3* 9,6* 0,350 0,313 dierlijke producten tijdens het ontbijt. Lunch 12,1 10,7* 0,407 0,389 dierlijke producten tijdens de lunch. Avondeten 13,9* 12,8* 0,323 0,309 dierlijke producten tijdens het avondeten. Opmerking. Voormeting is het huidige eetpatroon en nameting het toekomstige eetpatroon van de participant. * p < 0,05

Maaltijdcategorieën - Verder is er middels GLMrm onderzocht of Motivational Interviewing een effect

heeft op de verschillende maaltijdcategorieën (afhankelijke variabele). Aan de hand van de uitkomsten van de GLMrm is bekeken of er een verschil is in de meting van de afhankelijke variabele op de twee meetmomenten. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 15.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van Motivational Interviewing op elke maaltijdcategorie; het ontbijt (F(1,122)=7,488, p<0,007), de lunch (F(1,122)=22,902, p<0,001) en het avondeten (F(1,122)=16,066, p<0,001). Aan de hand van de tabel 15 kan worden vastgesteld dat de participanten bij het toekomstige eetpatroon lager scoren op het ontbijt (M=9,6), de lunch (M=10,7) en het avondeten (M= 12,8) dan bij het huidige eetpatroon (Montbijt=10,3, Mlunch=12,1 en Mavondeten=13,9). Dit betekent dat de participanten van plan zijn om de komende drie maanden gemiddeld genomen minder dierlijke producten te eten tijdens het ontbijt (0,7 keer minder), tijdens de lunch (1,4 keer minder) en tijdens het avondeten (1,1 keer minder).

Combinaties voedsel- en maaltijdcategorie - Ten slotte is er middels GLMrm onderzocht of

Motivational Interviewing een effect heeft op de verschillende combinaties van specifieke voedsel- en maaltijdcategorieën (afhankelijke variabele). Aan de hand van de uitkomsten van de GLMrm is bekeken of er een verschil is in de meting van de afhankelijke variabele op de twee meetmomenten. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 16.

Tabel 16

Voor- en nameting hoofdeffect interventie op eetpatroon (combinatie voedsel- en maaltijdcategorie)

Hoofdeffect Interventie

(gemiddelde aantal dagen /week)

Combinatie voedsel- en maaltijdcategorie

Voor Na SE voor SE na

Vlees tijdens ontbijt 1,8 1,7 0,146 0,140

Vlees tijdens lunch 3,5* 2,9* 0,200 0,178

Vlees tijdens avondeten 5,5* 4,7* 0,177 0,168

Vis tijdens ontbijt 1,1 1,1 0,071 0,039

Vis tijdens lunch 1,6 1,7 0,089 0,088

Vis tijdens avondeten 2,2* 2,5 0,089 0,101

Zuivel tijdens ontbijt 5,3* 4,9* 0,242 0,238

Zuivel tijdens lunch 4,7* 3,9* 0,235 0,207

Zuivel tijdens avondeten 4,1* 3,6* 0,221 0,193

Ei tijdens ontbijt 2,1 2,0 0,140 0,117

Ei tijdens lunch 2,3 2,3 0,130 0,119

Ei tijdens avondeten 2,2 2,1 0,115 0,089

Opmerking. Voormeting is het huidige eetpatroon en nameting het toekomstige eetpatroon van de participant. * p < 0,05

Er is een significant hoofdeffect gevonden van de Motivational Interviewing op het eten van vlees tijdens de lunch (F(1,122)=30,088, p<0,001) en het avondeten (F(1,122)=69,069, p<0,001), en het eten of gebruiken van zuivel tijdens het ontbijt (F(1,122)=8,736, p<0,004), de lunch (F(1,122)=17,066, p<0,001) en het avondeten(F(1,122)=9,467, p<0,003). De participanten scoren bijvoorbeeld een 5,5 op het huidige eetpatroon bij het eten van vlees tijdens het avondeten en bij het toekomstige eetpatroon een 4,7 (zie tabel 16). Dit betekent dat de participanten van plan zijn om de komende drie maanden gemiddeld 0,8 dagen per week minder vlees te eten tijdens het avondeten. Wat betreft de significante uitkomsten is ieder gemiddelde lager bij het toekomstige eetpatroon ten opzichte van het huidige eetpatroon, met uitzondering van het eten van vis tijdens het avondeten. De participanten zijn van plan om de aankomende drie maanden gemiddeld 0,3 dagen per week vaker vis te eten dan voorheen. Er is geen hoofdeffect gevonden van Motivational Interviewing op het eten van vlees tijdens het ontbijt (P < 0,509) , het eten van vis tijdens het ontbijt (P < 0,537) en de lunch (P < 0,315) en het eten of gebruiken van eieren tijdens het ontbijt (P < 0,263), de lunch (P < 0,540) en het avondeten (P < 0,564). 5.3.2 Het geslacht (ter exploratie)

Ter exploratie is het hoofdeffect van het geslacht op het eetpatroon onderzocht en het interactie-effect tussen Motivational Interviewing en het geslacht op het eetpatroon. Er zijn ANOVAs uitgevoerd met behulp van GLMrm, waarbij het geslacht de onafhankelijke variabele is en het eetpatroon de afhankelijke variabele. Bij het analyseren van het hoofdeffect is er bekeken of er gemiddeld een verschil is tussen het eetpatroon van mannen en vrouwen. Hiervoor is het gemiddelde genomen van de voor- en nameting van alle mannen en ook van alle vrouwen. Bij het analyseren van het interactie-effect is er bekeken of het interactie-effect van Motivational Interviewing op het eetpatroon bij mannen gemiddeld groter, kleiner of gelijk is ten opzichte van vrouwen door bij beide het verschil te bekijken in de meting van de afhankelijke variabele op de twee meetmomenten. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de mannen gemiddeld van plan zijn om 2 keer per week minder vlees te eten bij het ontbijt en de vrouwen dit ook van plan zijn, dan is er geen interactie tussen Motivational Interviewing en het

geslacht op het eetpatroon. Stel dat de mannen gemiddelde van plan zijn om 2 keer per week minder vlees te eten bij het ontbijt en de vrouwen gemiddeld 4 keer per week (en het verschil is significant volgens de uitkomsten), dan is er sprake van een interactie-effect.

Zoals genoemd in het hoofdstuk ‘Methode’, hebben 51 mannen en 71 vrouwen deelgenomen aan het gesprek met Laura. Eén participant heeft ‘anders’ ingevuld bij de vraag over het geslacht en deze is buiten beschouwing gelaten bij het onderzoeken van het hoofdeffect en het interactie-effect van het geslacht op het eetpatroon. Er is wederom onderscheid gemaakt tussen het algehele eetpatroon, de voedselcategorieën, de maaltijdcategorieën en de verschillende combinaties van voedsel- en maaltijdcategorieën. Deze worden achtereenvolgens besproken.

Algehele eetpatroon - Er is middels een GLMrm bekeken of er een hoofdeffect is van het geslacht op

het algehele eetpatroon en onderzocht of er interactie is tussen Motivational Interviewing en het geslacht op het algehele eetpatroon. Het geslacht is de onafhankelijke variabele en het algehele eetpatroon is de afhankelijke variabele. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 17. Er is een significant hoofdeffect gevonden van het geslacht op het algehele eetpatroon (F(1,120)=11,888, p<0,001). Uit tabel 17 is af te leiden dat mannen gemiddeld hoger scoren (M=25,6) dan vrouwen (M=20,8). Dit betekent dat mannen gemiddeld 4,8 keer vaker dierlijke producten eten per drie hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch en avondeten) dan vrouwen. Er was geen interactie tussen het geslacht en Motivational Interviewing op het algehele eetpatroon (p < 0,361). Dit betekent dat het effect van Motivational Interviewing op het algehele eetpatroon van mannen niet groter of kleiner is dan het effect op algehele eetpatroon van vrouwen.

Voedselcategorieën - Ook is er middels een GLMrm bekeken of er een hoofdeffect is van het geslacht

op de verschillende voedselcategorieën en onderzocht of er interactie is tussen Motivational Interviewing en het geslacht op de verschillende voedselcategorieën. Het geslacht is de onafhankelijke variabele en de verschillende voedselcategorieën de afhankelijke. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 17.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van het geslacht op het eten van vlees (F(1, 120)=10,456, p<0,002) en op het eten van vis (F(1,120)=14,585, p<0,001). Uit tabel 17 is af te leiden dat mannen gemiddeld hoger op het eten van vlees scoren (M=11,4) dan vrouwen (M=9,0) en dat mannen gemiddeld ook hoger scoren op het eten van vis (M=5,7) dan vrouwen (M=4,6). Dit betekent dat mannen gemiddeld per week 2,4 keer vaker vlees en 1,1 keer vaker vis eten dan vrouwen per drie hoofdmaaltijden. Er is geen hoofdeffect gevonden van het geslacht op het eten of gebruiken van zuivel (p < 0,321) en op het eten of gebruiken van eieren (p < 0,293). Verder was er geen interactie tussen het geslacht en Motivational Interviewing op het eten van vlees (P < 0,604), op het eten van vis (P < 0,487), op het eten of gebruiken van zuivel (P < 0,995) en op het eten of gebruiken van eieren (p < 0,109).

Tabel 17

Voor- en nameting hoofdeffect geslacht op eetpatroon (algehele eetpatroon, voedsel- en maaltijdcategorie) en interactie-effect geslacht en Motivational Interviewing op eetpatroon

Hoofdeffect

(gemiddelde aantal keren

/week)

Interactie-effect

(gemiddelde aantal keren /week)

Eetpatroon m/v Voor- en nameting

Algehele eetpatroon

m 25,6* 1,063 27,4 23,7 1,173 1,171 dierlijke producten (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten) v 20,8* 0,901 22,0 19,5 0,994 0,992

Voedsel-categorie

Vlees m 11,4* 0,566 12,2 10,7 0,620 0,557 vlees (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten) v 9,0* 0,480 9,7 8,4 0,525 0,472

Vis m 5,7* 0,229 5,7 5,8 0,320 0,243 vis (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

v 4,6* 0,194 4,4 4,8 0,271 0,206

Zuivel m 13,7 0,635 14,5 12,9 0,696 0,698 zuivel (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

v 12,9 0,538 13,7 12,1 0,590 0,591

Ei m 6,7 0,310 7,0 6,4 0,374 0,316 ei (gebaseerd op ontbijt, lunch en avondeten)

v 6,2 0,263 6,2 6,3 0,317 0,268

Maaltijd-categorie

Ontbijt m 10,7 0,469 11,1 10,3 0,535 0,479 dierlijke producten tijdens het ontbijt.

v 9,5 0,397 9,8 9,2 0,453 0,406

Lunch m 13,1* 0,549 14,0 12,3 0,594 0,579 dierlijke producten tijdens de lunch.

v 10,2* 0,465 10,7 9,7 0,504 0,491

Avondeten m 13,8 0,446 14,4 13,1 0,501 0,482 dierlijke producten tijdens het avondeten.

v 13,1 0,378 13,5 12,6 0,425 0,409

Opmerking. Voormeting is het huidige eetpatroon en nameting het toekomstige eetpatroon van de participant. * p < 0,05

Maaltijdcategorieën - Daarnaast is er middels een GLMrm bekeken of er een hoofdeffect is van het

geslacht op de verschillende maaltijdcategorieën en onderzocht of er interactie is tussen Motivational Interviewing en het geslacht op de verschillende maaltijdcategorieën. Het geslacht is de onafhankelijke variabele en de verschillende maaltijdcategorieën de afhankelijke. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 17.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van het geslacht op de lunch (F(1,120)=16,737, p<0,001). Uit tabel 17 blijkt dat mannen gemiddeld hoger scoren op de lunch (M=13,1) dan vrouwen (M=10,2). Dit betekent dat mannen wekelijks gemiddeld 2,9 keer vaker dierlijke producten eten tijdens de lunch dan vrouwen. Er is geen hoofdeffect gevonden van het geslacht op het ontbijt (p <0,056 ) en het avondeten (p < 0,249). Verder was er geen interactie tussen het geslacht en Motivational Interviewing op het ontbijt (p < 0,651), de lunch(p < 0,269) en het avondeten (p <0,521).

Combinaties voedsel- en maaltijdcategorie - Tenslotte is er middels een GLMrm bekeken of er een

hoofdeffect van het geslacht is op de verschillende combinaties van voedsel- en maaltijdcategorieën en onderzocht of er interactie is tussen Motivational Interviewing en het geslacht op de verschillende combinaties van voedsel- en maaltijdcategorieën. Het geslacht is de onafhankelijke variabele en de verschillende combinaties van voedsel- en maaltijdcategorieën de afhankelijke. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 18.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van het geslacht op het eten van vlees tijdens het ontbijt (F(1,120)=4,744, p < 0,031), op het eten van vlees tijdens de lunch (F(1, 120)=18,015, p < 0,001) en op het eten van vis tijdens de lunch (F(1,120)=20,703, P < 0,001). Uit tabel 18 blijkt dat mannen gemiddeld

hoger scoren op het eten van vlees tijdens het ontbijt (M=2,1) en de lunch (M=4,1) en op het eten van vis tijdens de lunch (M=2,0 ) dan vrouwen (respectievelijk M=1,5, M= 2,6, M=1,3). Dit betekent dat mannen gemiddeld 0,6 dagen per week vaker vlees eten tijdens het ontbijt dan vrouwen, 1,5 dagen per week vaker vlees eten tijdens de lunch en 0,7 dagen per week vaker vis eten tijdens de lunch. Er zijn geen hoofdeffecten gevonden van de overige combinaties. Verder was er geen interactie tussen het geslacht en Motivational Interviewing op de verscheidene voedsel- en maaltijdcategorieën.

Tabel 18

Voor- en nameting hoofdeffect geslacht op eetpatroon (combinatie voedsel- en maaltijdcategorie) en interactie-effect geslacht en Motivational Interviewing op eetpatroon

Hoofdeffect

(gemiddelde aantal dagen /week)

Interactie-effect

(gemiddelde aantal dagen /week)

Combinatie voedsel- en maaltijdcategorie

m/v Voor- en nameting

SE Voor Na SE voor SE na

Vlees tijdens ontbijt m 2,1* 0,209 2,1 2,1 0,226 0,214 v 1,5* 0,178 1,5 1,5 0,191 0,181 Vlees tijdens lunch m 4,1* 0,265 4,5 3,7 0,293 0,262 v 2,6* 0,225 2,8 2,4 0,248 0,222 Vlees tijdens avondeten m 5,3 0,258 5,7 4,8 0,277 0,261 v 4,9 0,219 5,3 4,5 0,234 0,221 Vis tijdens ontbijt m 1,2 0,073 1,3 1,2 0,111 0,060 v 1,0 0,062 1,0 1,0 0,094 0,051 Vis tijdens lunch m 2,0* 0,111 2,0 2,0 0,132 0,130 v 1,3* 0,094 1,3 1,4 0,112 0,110 Vis tijdens avondeten m 2,5 0,120 2,4 2,6 0,137 0,157 v 2,2 0,102 2,0 2,4 0,116 0,133 Zuivel tijdens ontbijt m 5,3 0,348 5,6 5,0 0,374 0,368 v 5,0 0,295 5,2 4,8 0,317 0,312 Zuivel tijdens lunch m 4,7 0,312 5,0 4,3 0,362 0,321 v 4,0 0,264 4,4 3,6 0,307 0,272 Zuivel tijdens avondeten m 3,7 0,299 3,9 3,6 0,342 0,302 v 3,9 0,254 4,2 3,6 0,290 0,256 Ei tijdens ontbijt m 2,1 0,189 2,1 2,0 0,218 0,182 v 2,0 0,160 2,0 1,9 0,185 0,155 Ei tijdens lunch m 2,4 0,181 2,5 2,6 0,202 0,187 v 2,2 0,153 2,2 2,3 0,171 0,158 Ei tijdens avondeten m 2,2 0,134 2,4 2,1 0,178 0,139 v 2,0 0,114 2,0 2,1 0,151 0,118

Opmerking. Voormeting is het huidige eetpatroon en nameting het toekomstige eetpatroon van de participant. * p < 0,05

5.3.3 Fase

Zoals beschreven in het hoofdstuk ‘Methode’, is er ter exploratie onderzocht of de ontworpen interventie een ander effect heeft op participanten die weinig hebben nagedacht over een plantaardig eetpatroon dan op participanten die daar vaker over hebben nagedacht. Het betreft als het ware ‘de fase’ van het veranderingsproces. De participanten kregen de volgende vraag: ‘‘Heb je er wel eens over nagedacht om meer plantaardig te gaan eten?’’ met de antwoordcategorieën ‘‘Nog nooit.’’, ‘‘Soms.’’, ‘‘Regelmatig.’’ En ‘‘Vaak.’’ Wanneer de participant zich in fase 1 bevindt dan heeft de participant nog nooit nagedacht over een meer plantaardig eetpatroon, bij fase 2 soms, bij fase 3 regelmatig en bij fase 4 vaak. Van de 123 participanten hebben 23 participanten nog nooit nagedacht over een meer plantaardig eetpatroon, 54 participanten soms, 30 participanten regelmatig en 16 participanten vaak.

Ter exploratie is middels ANOVAs het hoofdeffect van de fase van de participant op het eetpatroon onderzocht en bekeken of er interactie is tussen Motivational Interviewing en de fase op het eetpatroon. De fase is de onafhankelijke variabele en het eetpatroon is de afhankelijke variabele. Bij het analyseren van het hoofdeffect is bekeken of er gemiddeld verschil bestaat tussen het eetpatroon van participanten die zich in fase 1, in fase 2, in fase 3 en in fase 4 bevinden. Hiervoor is per groep participanten (fase 1, 2, 3 en 4) het gemiddelde genomen van de voor- en nameting (Zie tabel 19). Bij het analyseren van het interactie-effect is er bekeken of het effect van Motivational Interviewing op het eetpatroon gemiddeld groter, kleiner of gelijk is tussen de verschillende groepen participanten (fase 1, 2, 3 en 4). Per groep wordt bekeken naar het verschil in de meting van de afhankelijke variabele op de twee meetmomenten. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de participanten die in fase 1,2,3 en 4 zitten allemaal van plan zijn om per week gemiddeld 3 keer minder vis te eten tijdens het avondeten, dan is er geen sprake van interactie tussen Motivational Interviewing en de fase op het eetpatroon. Wanneer blijkt dat de participanten uit fase 4 bijvoorbeeld van plan zijn om 2 keer minder vis te eten tijdens het avondeten en de overige participanten (fase 1,2 en 3) 3 keer, dan is er wel sprake van een interactie-effect.

Er is wederom onderscheid gemaakt tussen het algehele eetpatroon, de voedselcategorieën, de maaltijdcategorieën en de verschillende combinaties van voedsel- en maaltijdcategorieën. Deze worden achtereenvolgens besproken.

Algehele eetpatroon - Er is middels een GLMrm bekeken of er een hoofdeffect is van de fase op het

algehele eetpatroon en onderzocht of er interactie is tussen Motivational Interviewing en de fase op het algehele eetpatroon. De fase is de onafhankelijke variabele en het algehele eetpatroon is de afhankelijke variabele. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 19.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van de fase van de participant op het algehele eetpatroon (F(1,120)=13,372, p < 0,001). Uit tabel 19 blijkt dat participanten in fase 1 een gemiddelde score hebben van 28,6, participanten in fase 2 scoren gemiddeld 23,7, participanten in fase 3 scoren gemiddeld 20,6 en participanten in fase 4 hebben een gemiddelde score van 15,1. Dit betekent dat participanten die er nooit over nadenken om meer plantaardig te eten gemiddeld 28,6 keer per week dierlijke producten eten per drie hoofdmaaltijden, participanten die er soms aan denken gemiddeld 23,7 keer, participanten die er regelmatig aandenken 20,6 keer en participanten die er vaak aan denken gemiddeld 15,1 keer.

Ter exploratie is er middels Post Hoc Tests (LSD) onderzocht of alle vier groepen (fase 1, fase 2, fase 3 en fase 4) significant van elkaar verschillen wat betreft het algehele eetpatroon. Uit de Post Hoc-analyse blijkt dat dit het geval is (zie bijlage 6.1). Er kan dus gesteld worden dat naarmate participanten vaker nagedacht hebben over een meer plantaardig eetpatroon, de gemiddelde score op het algehele eetpatroon lager uitvalt (zie tabel 19).

Verder was er geen interactie tussen Motivational Interviewing en de fase op het eetpatroon (p < 0,748). Dit betekent dat het effect van Motivational Interviewing ongeveer even groot is op participanten die nog nooit hebben nagedacht over een meer plantaardig eetpatroon als op participanten die daar al vaker over hebben nagedacht.

Voedselcategorieën - Ook is er middels een GLMrm bekeken of er een hoofdeffect is van de fase op

de verschillende voedselcategorieën en onderzocht of er interactie is tussen Motivational Interviewing en de fase op de verschillende voedselcategorieën. De fase is de onafhankelijke variabele en de verschillende voedselcategorieën de afhankelijke. De gemiddelde uitkomsten staan weergegeven in tabel 19.

Er is een significant hoofdeffect gevonden van de fase van de participant op het eten van vlees (F(3,119)=22,600, p < 0,001). Participanten die in fase 1 zitten scoren gemiddeld een 13,6 op het eten van vlees, participanten in fase 2 een 10,8, participanten in fase 3 een 8,5 en participanten in fase 4 een 5,2. Dit betekent dat participanten die er nooit over na hebben gedacht om meer plantaardig te eten gemiddeld 13,6 keer per week vlees eten per drie hoofdmaaltijden, participanten die er soms