De data die ik verkregen heb met de internetanalyses en enquêtes kan mijn onderzoeksvraag onvoldoende beantwoorden. Daarom heb ik gesprekken gevoerd met sleutelfiguren op enkele middelbare scholen in Amsterdam. Deze gesprekken geven mij nieuwe inzichten en ondersteunen mij in het begrijpen van mijn data. Voor mijn onderzoek heb ik gesprekken gehad op het Fons Vitae Lyceum, Gerrit van der Veen College en de Open Schoolgemeenschap Bijlmer.
7.1. Gesprek met de afdelingsleider leerjaar 3 op het Fons Vitae Lyceum
In het gesprek met de afdelingsleider van leerjaar 3 vroeg ik hem naar zijn verklaring voor de grote leerlingenstroom naar middelbare scholen in Amsterdam Zuid en mijn hypothese dat deze te maken heeft met de profilering en het extra aanbod van vakken van scholen in Amsterdam Zuid ten opzichte van scholen uit andere stadsdelen in Amsterdam.
Volgens de afdelingsleider is deze leerlingenstroom inderdaad niet te verklaren door het extra aanbod van vakken van de scholen in Amsterdam Zuid, die kinderen uit Amsterdam Zuid en andere stadsdelen zou aantrekken. De verklaring moet eerder gezocht worden in de zogenaamde ‘verzuiling’ van scholen. Zo zou elke school een bepaald type leerling aantrekken die past bij de ‘zuil’ van de school. Als voorbeeld gaf hij het Calandlyceum in Amsterdam Nieuw-‐West, dat een aantrekkelijk aanbod heeft voor leerlingen die meedoen aan topsport. Het Calandlyceum trekt hierdoor voornamelijk leerlingen aan die aan topsport doen. Deze leerlingen wonen in verschillende stadsdelen van Amsterdam, waardoor er een leerlingenstroom ontstaat vanuit andere stadsdelen richting Amsterdam Nieuw-‐West. De leerlingen die in Amsterdam Nieuw-‐West wonen en niet aan topsport doen zullen misschien minder snel voor het Calandlyceum kiezen omdat het soort leerlingen dat op de school zit niet goed bij hun eigen groep past. Ze zullen hierdoor misschien voor een andere school kiezen die buiten hun stadsdeel ligt, waardoor er weer een leerlingenstroom ontstaat vanuit Amsterdam Nieuw-‐West naar andere stadsdelen. Ook scholen met een goede kwaliteitsbeoordeling zouden hier last van hebben. Zo heeft de Scholengemeenschap Reigersbos in Amsterdam Zuidoost een groot aanbod aan speciale vakken. De school heeft echter bijna alleen leerlingen die uit Amsterdam Zuidoost zelf komen. Volgens de afdelingsleider komt dit omdat de
Scholengemeenschap Reigersbos voornamelijk leerlingen heeft met een bepaalde achtergrond. Hierdoor zullen leerlingen met een andere achtergrond, die wel geïnteresseerd zijn in de kwaliteiten van de school, misschien minder snel voor deze school kiezen omdat het soort leerlingen dat op deze school zit niet helemaal past bij hun eigen ‘zuil’. De afdelingsleider vertelde mij ook dat Amsterdam Zuid al een lange tijd de meeste scholen van Amsterdam huist. Veel van deze scholen hebben zich ook toegespitst op een bepaalde ‘zuil’. Zo richt het Gerrit van der Veen College zich voornamelijk op kunst en cultuur en het Fons Vitae Lyceum richt zich op bèta-‐onderwijs. Naast, dat veel scholen in Amsterdam Zuid ook een bepaalde ‘zuil’ bieden, zijn er veel leerlingen die naar een bepaalde school gaan omdat hun broer of zus erop zit of omdat hun ouders er op hebben gezeten. De scholen in Amsterdam Zuid zijn ouder dan de scholen in de andere stadsdelen, waardoor er meer leerlingen zullen zijn met ouders die in Amsterdam Zuid op school hebben gezeten. Leerlingen zullen waarschijnlijk eerder voor een school, waar hun broer of zus al op zit, kiezen, omdat ze op deze manier niet mee hoeven doen aan de loting voor een plek op de gewenste school. Op veel scholen in Amsterdam worden jaarlijks weer nieuwe brugklassers uitgeloot voor een plek, waardoor het verstandig is om te kiezen voor een school waar je al van een plek verzekerd bent. Naast dat leerlingen kiezen voor een school waar hun broer of zus op zit, kan dit ook betekenen dat leerlingen juist zullen kiezen voor een minder populaire school waar ze minder snel uitgeloot zullen worden. Dit zou volgens de afdelingsleider een verklaring kunnen zijn waarom sommige scholen in minder populaire stadsdelen van Amsterdam een grote leerlingenspreiding hebben.
7.2. Gesprek met een lid van de schoolleiding op het Gerrit van der Veen College
Op het Gerrit van der Veen College heb ik een gesprek gehad met een lid van de schoolleiding. Ook haar heb ik gevraagd naar een verklaring achter de grote stroom leerlingen naar middelbare scholen in Amsterdam Zuid. Volgens het lid van de schoolleiding hebben mensen het idee dat hun kinderen ‘beter af zijn’ op scholen in Amsterdam Zuid. Er bestaat volgens haar een gevoel dat scholen in Amsterdam Zuid beter zijn dan scholen in andere stadsdelen, terwijl dit niet juist hoeft te zijn. Ook denkt ze dat het gevoel dat men beter af is in Amsterdam Zuid samenhangt met de grootte van de populatie allochtone Nederlanders die in de buurt wonen en op de scholen zitten. Op de middelbare scholen in Amsterdam Nieuw-‐West, zoals het Comenius Lyceum en het
Hervormd Lyceum West, zitten volgens het lid van de schoolleiding voornamelijk leerlingen van allochtone afkomst. Deze scholen worden door ouders en kinderen gezien als ‘zwarte scholen’ en krijgen hiermee een slechte naam. Autochtone leerlingen, die in Amsterdam Nieuw-‐West wonen, zullen volgens haar misschien minder snel voor een van deze scholen kiezen. Deze scholen zouden een slechte naam hebben en er zitten voornamelijk leerlingen op die niet dezelfde achtergrond hebben als de autochtone leerling, waardoor deze zich misschien minder thuis zal voelen. Ook ouders van allochtone afkomst die zich los willen maken van de gemeenschap van mensen van allochtone afkomst in Amsterdam zullen hun kinderen misschien eerder op school doen in een buurt met minder mensen van allochtone afkomst, zoals Amsterdam Oud Zuid. Aan de andere kant weten de scholen in Nieuw-‐West heel goed dat ze voornamelijk leerlingen van allochtone afkomst aantrekken. Hier spelen ze volgens het lid van de schoolleiding op in door huiswerkbegeleiding aan te bieden na schooltijd. Hierdoor kunnen kinderen met ouders die de Nederlandse taal nog niet goed beheersen al hun huiswerk op school maken, waardoor ze geen leerachterstand op zullen lopen. Deze leerachterstand zouden ze misschien wel oplopen wanneer ze naar een school zouden gaan met voornamelijk autochtone leerlingen waar geen huiswerkbegeleiding na schooltijd aangeboden wordt. De autochtone leerlingen zullen van leerachterstand waarschijnlijk minder last hebben, omdat hun ouders de Nederlandse taal goed beheersen en na schooltijd de leerling kunnen helpen. Terwijl een leerling van allochtone afkomst misschien thuis geen hulp kan vragen, omdat de ouders de Nederlandse taal niet voldoende beheersen. Scholen met huiswerkbegeleiding, zoals het Comenius Lyceum, zijn op deze manier extra aantrekkelijk voor leerlingen van allochtone afkomst.
Volgens het lid van de schoolleiding zijn de scholen in Amsterdam Nieuw-‐West minder populair bij leerlingen in de andere stadsdelen omdat deze scholen een negatief imago hebben. Het is moeilijk om van deze negatieve imago’s los te komen. De scholen proberen hier veel aan te doen door bijvoorbeeld speciaal onderwijs aan te bieden, maar alsnog blijft het negatieve imago bestaan.
Ook heb ik het lid van de schoolleiding gevraagd naar een verklaring achter de grote leerlingenspreiding van het Gerrit van der Veen College en het Calandlyceum. Zij vertelde mij dat het Gerrit van der Veen College een school is die populair is bij leerlingen die later graag naar het conservatorium of de dansacademie willen. Op het
Gerrit van der Veen College wordt meer aandacht besteed aan kunst en cultuur, waardoor de leerlingen meer mogelijkheden worden geboden om zich op die gebieden te ontwikkelen. Soms zijn er leerlingen uit Groningen of Limburg die door hun dansopleiding of muziekschool wordt aangeraden om naar het Gerrit van der Veen College te gaan. Deze leerlingen worden dan via bijvoorbeeld de dansopleiding ondergebracht bij een gastgezin in Amsterdam. Op het Calandlyceum zitten voornamelijk leerlingen die zich richten op topsport. Net als op het Gerrit Van der Veen College zitten hier leerlingen die van ver buiten Amsterdam komen en door hun sportopleiding zijn aangeraden om naar een specifieke school in Amsterdam te gaan. Volgens het lid van de schoolleiding zijn de gymnasia in Amsterdam de laatste tijd erg populair geworden. Ook scholen die voorheen zowel havo als vwo aanboden stappen over naar alleen vwo. Veel leerlingen met een vwo advies kiezen voor deze scholen. Dit leidt ertoe dat scholen met zowel havo als vwo voornamelijk havo aanmeldingen krijgen en veel leerlingen moeten uitloten. Het advies van de juf of meester uit groep 8 speelt een grote rol bij het maken van de schoolkeuze. Veel leerlingen en hun ouders zouden zich hierdoor laten leiden. Daarnaast speelt volgens haar mond tot mond reclame een grote rol. Scholen, waarvan men zegt dat ze een slecht imago hebben, zullen minder populair zijn dan de scholen in Amsterdam Zuid. Omdat mensen een ‘gevoel’ hebben dat ze daar ‘beter af zijn’.
7.3. Gesprek met de mentoren van 3 havo/vwo op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer Voordat ik mijn enquêtes heb afgenomen in vier klassen op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer, heb ik een gesprek gehad met de leraren in de lerarenkamer. Uit mijn postcode en spreidingsanalyse kwam naar voren dat de Open Schoolgemeenschap Bijlmer voor 50% leerlingen heeft uit Zuidoost, daarnaast 25% leerlingen van buiten Amsterdam en een kleine 10% leerlingen uit Amsterdam Oost. Dit vond ik merkwaardig. Een andere school in Zuidoost die dezelfde leerniveaus aanbiedt, de Scholengemeenschap Reigersbos, heeft namelijk voor meer dan 90% leerlingen uit Zuidoost en voor de rest weinig leerlingen uit andere stadsdelen. Ik vroeg de leraren van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer naar een verklaring hiervoor. Zij vertelden mij dat dit voornamelijk komt doordat de Open Schoolgemeenschap Bijlmer een andere manier van lesgeven heeft. De Open Schoolgemeenschap Bijlmer is een ‘middenschool’. Op een middenschool zitten in de onderbouw de verschillende leerniveaus bij elkaar.
Leerlingen van havo 3 en vwo 3 zitten daardoor bij elkaar in de klas. Volgens de docenten van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer vinden vooral hoogopgeleide ouders van buiten Amsterdam dit interessant. De Scholengemeenschap Reigersbos is geen middenschool, waardoor mensen die voornamelijk geïnteresseerd zijn in het speciale onderwijs eerder voor de Open Schoolgemeenschap Bijlmer zullen kiezen.
7.4. Conclusie
Uit de gesprekken met de sleutelfiguren komt naar voren dat de verklaring voor de grote leerlingenstroom naar stadsdeel Zuid gezocht moet worden in verschillende zaken. Een belangrijke factor is de ‘zuil’ of signatuur die een school heeft. De scholen profileren zich op een bepaalde manier, denk bijvoorbeeld aan een speciaal lesaanbod voor leerlingen die geïnteresseerd zijn in kunst of sport. Leerlingen die geïnteresseerd zijn in een bepaalde signatuur zullen eerder voor die scholen kiezen. Daarnaast speelt het gevoel, dat de ouders en leerlingen hebben bij een bepaalde school of buurt, een belangrijke rol. Dit gevoel hangt nauw samen met het imago dat een school of buurt heeft. Amsterdam Zuid heeft een goed imago, waardoor ouders het gevoel hebben dat hun kinderen beter af zullen zijn in Zuid dan in een ander stadsdeel. Sommige scholen in de minder populaire stadsdelen hebben een negatief imago dat moeilijk te veranderen is. Leerlingen zullen daarom sneller voor een ander stadsdeel kiezen.
Omdat er op een aantal scholen in Amsterdam een grote kans bestaat dat een leerling uitgeloot wordt, zullen leerlingen met broers of zussen die al op de middelbare school zitten eerder kiezen voor dezelfde school, om uitloting te voorkomen. Leerlingen van wie broer of zus op school zit in Amsterdam Zuid, zullen daarom ook eerder voor Zuid kiezen. Dit geldt overigens ook voor leerlingen op scholen in andere stadsdelen waar al een broer of zus op die school zit.