• No results found

Idealisten en politieke activisten

In document Jihadistisch terrorisme in Nederland (pagina 145-148)

3 Jihadistische samenwerkingsverbanden Mensen die actief zijn in jihadistische samenwerkingsverbanden reizen

5.3 Gemeenschappelijke achtergronden en motieven

5.3.4 Idealisten en politieke activisten

Ten slotte onderkennen we in ons zaaksbestand meerdere verdachten voor wie diepgewortelde maatschappelijke ongenoegens een doorslaggevende bron van motivatie vormen. We wijzen dan in essentie op idealisten en politieke activisten die zich in extreme mate laten leiden door maatschap-pelijke, externe, contexten en als reactie hierop ‘meeliften’ met de interna-tionale jihadistische beweging. Zij onderscheiden zich daarmee duidelijk van veel andere personen. Want hoewel mensen die radicaliseren of extre-mistisch handelen steevast blootstaan aan causale invloeden op zowel (1) individueel, (2) sociaal als (3) extern niveau (TTSRL, 2008), wegen deze drie niveaus allicht niet voor alle actoren even zwaar mee. Zo hebben we al beschreven hoe voor illegalen, criminelen en verslaafden, en ‘zoekers’ binnen de jihadistische beweging juist hoofdzakelijk persoonlijke en soci-ale omstandigheden van belang kunnen zijn.

Maar het kleine aantal betrokkenen waarover we het in deze subparagraaf hebben, wordt meer dan wat dan ook gedreven door intense en

oprechte verontwaardiging over externe factoren, zoals (geo)politieke, economische, culturele en – niet te vergeten militaire – ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de wereld. Waar veel mensen zich zouden verdiepen in de nuances van deze diverse problematiek, zoeken zij juist bevestiging in een religieus geïnspireerde ideologie die hun maatschap-pijbeeld nóg verder verabsoluteert (daders en slachtoffers, maar niets daar tussenin) én gewelddadige reacties hierop legitimeert. Twee passages uit

82 Met ‘Y’ anonimiseren we een andere jihadist uit ons zaaksbestand, naar wie de bron van dit citaat in zijn relaas over ‘X’ refereert.

146 Jihadistisch terrorisme in Nederland

de afscheidsbrief van een bekeerling, die naar eigen zeggen naar ‘het land van de Jihad’ is gegaan ‘om er te helpen de ongelovigen te verdrijven, en te helpen om de Islamitische staat op te richten’, illustreren de denkwijze van idealistische en politiek-activistische jihadisten:

‘We leven in een tijd waarin de moslimgemeenschap van alle kanten word[t] aangevallen, zowel fysiek als ideologisch door het leger van ongeloof en corruptie onder leiding van Amerika en Israël. Dit heeft o.a. geleid tot bezettingen en massamoorden onder de moslims in Tsjetsjenië, Afghanistan, Kasjmir, Irak, de Filippijnen, Indonesië, Bosnië, Kosovo, China, Algerije, verschillende delen van Afrika en natuurlijk ook Palestina.’

‘Als moslim kan en mag ik niet toekijken wat er allemaal met de moslims gebeur[t]. De profeet (moge vrede en zegeningen met hem zijn) heeft gezegd: “Elke moslim is een broeder van een andere moslim. Hij helpt hem, en laat hem niet in de steek”.’

Het is opvallend dat de voortdurend terugkerende thema’s waarover acto-ren in deze groep zich vanuit het perspectief van hun veronderstelde ware moslimidentiteit opwinden, vaker lijken te berusten op indirecte perceptie en napraterij dan op eigen ondervinding. We treffen, met andere woorden, in de door ons bestudeerde opsporingsdossiers nauwelijks indicatoren aan die erop wijzen dat zij vanwege individuele ervaringen met onrecht-vaardigheid, discriminatie en relatieve deprivatie het islamistische extremisme omarmen. Integendeel, meestal refereren deze mensen aan televisiebeelden, video’s, geluidsbanden, websites, en preken of verha-len van anderen. Cumulatief genereren die bij hen het idee dat de groep waarmee zij zich identificeren wereldwijd onder druk staat door toedoen van ongelovigen en afvalligen. De hypothese dat het thema van mondiaal onrecht tegen moslims bij jihadisten vaak resoneert met persoonlijke ervaringen (Sageman, 2008), kunnen we op basis van onze ‘Nederlandse’ gegevens dus niet onderbouwen.

Voor de moslim ‘X’, die al tijdens zijn vroege tienerjaren vele uren per dag voor de televisie doorbracht, werd één vraag een ware obsessie: ‘Waarom zijn het altijd de moslims?’ Het venster op de wereld toonde hem beelden van verwoestingen, genocide en vluchtende islamitische bewoners van de Balkan. Keer op keer zag hij opnames van Palestijnse kinderen die door Israëlisch vuur om het leven waren gekomen. X kon kwaad worden over de beperkte berichtgeving hieromtrent in de media en over de onverschil-ligheid die hij bij zijn vrienden en familie meende waar te nemen. ‘Is een moord op een moslimkind geen grote misdaad dan?’ Geprikkeld besloot hij zich verder te verdiepen: in boeken en op het internet. De verhalen en de vaak gruwelijke beelden die X aantrof, sterkten zijn perceptie van een wereld vol met onrechtvaardigheid en hypocrisie; vooral ten koste van

147

Actoren

moslims en de islam. En ze wakkerden zijn gevoelens van verbolgenheid en wraaklust (Silke, 2008) verder aan. X’s woede richtte zich overigens niet alleen tegen het Westen, en met name de VS, maar óók tegen ‘gewone’ salafisten en fundamentalisten die zijn opvattingen en zijn bewondering voor gewelddadig verzet niet deelden.

Actoren die, zoals deze jongeman, primair uit idealisme en maatschappe-lijk ongenoegen een verlangen ontwikkelen om in actie te komen, kúnnen door aangrijpende ontmoetingen, iconische beelden of andersoortige trigger-events cruciale impulsen krijgen die uitmonden in hun oriëntatie op, en hun deelname aan, internationaal salafistisch jihadisme. Op X hadden de aanslagen van 11 september 2001 bijvoorbeeld zo’n katalyse-rende werking:

‘Na elf september verschenen videobanden van Osama bin Laden waar[op] hij de plegers van de aanslagen van elf september prijst, ik was trots op hem, hoe een multimiljonair ervoor kiest om in een tent te wonen in plaats van [in] een paleis, en dat alleen omdat hij de weg van Allah heeft gekozen.’

X raakte na deze gebeurtenissen geïntrigeerd door de Al Qaidaiaanse visie op de wereld; vermoedelijk vooral vanwege de grote parallellen daarvan met de zijne. Hij koos er bewust voor aansluiting te zoeken bij de inter-nationale jihadistische beweging. Tegelijkertijd bevrijdde hij zichzelf zo uit een onbehaaglijk isolement: voortaan kon hij zijn frustraties en denk-beelden met meerdere mensen delen en ventileren. Hoewel zijn acties pas later tot gewelddaden escaleerden, was het hoofdzakelijk gedurende deze periode dat het ideologische en sociale kader van zijn politieke activisme gestalte kreeg.

In navolging van andere onderzoekers (o.a. Nesser, 2007), constateren ook wij dat actoren die hun (lang) gefrustreerde idealisme en politieke activis-me fraactivis-men in een radicaalreligieuze ideologie – en zichzelf op een gegeven moment wérkelijk als moedjahedien zien – binnen de meeste samenwer-kingsverbanden de drijvende en bijgevolg gevaarlijkste krachten vormen. Zij manifesteren zich vaak als operationaliserende elementen: als degenen met de meeste motivatie om woorden in (geweld)daden om te zetten. Toch blijft het maar zeer de vraag of hun bedoelingen daarmee zo revo-lutionair zijn als geloofsbeginselen die zij verkondigen doen vermoeden. Het is moeilijk te geloven dat álle personen die we tot deze groep kunnen rekenen werkelijk de illusie hebben dat terrorisme het kalifaat dichterbij zal brengen. Veel vaker lijken zij gericht op wraak en vergelding, of hopen zij een reactie van ‘de vijand’ uit te lokken, waarmee zowel hun daad als de zaak waarvoor zij vechten een vorm van erkenning en roem verwerft (zie ook Richardson, 2006).

148 Jihadistisch terrorisme in Nederland

5.4 Vrouwen

Binnen de fundamentalistische sociale context van de actorenpopulatie, waar mannen vrijwel altijd de toon zetten, is het eenvoudig de betekenis van vrouwelijke actoren weg te cijferen; temeer daar zij in onze dossiers geen enkele keer als formele verdachten in beeld komen. Toch treffen we in de meeste samenwerkingsverbanden vrouwen aan die, passief dan wel actief, een relevante invloed hebben op het functioneren van het andere geslacht én van hun bredere extremistische omgeving.

In document Jihadistisch terrorisme in Nederland (pagina 145-148)