• No results found

Hydrologie en Hydrografie

De IJzer Hydrografie

De totale oppervlakte van het stroomgebied van de IJzer bedraagt 1.101 km², waarvan een derde in Frankrijk. De totale lengte van de stroom is 76 km, waarvan 44 km op Belgisch grondgebied. Het deel van de IJzer stroomopwaarts Lo-Fintele is niet bedijkt en volgt nog min of meer haar natuurlijke loop in een relatief smalle vallei (+/- 500 m) in het zandleemgegbied. Tussen Lo-Fintele en Diksmuide is de linkeroever bedijkt en bevindt er zich een groot niet bedijkt overstromingsgebied (Westbroek, broeken van Reninge-Noordschote, Merkembroek-Woumen) op de rechteroever.

Tussen Diksmuide en Nieuwpoort zijn beide oevers bedijkt en mondt geen enkele waterloop meer uit in de IJzer. De rivier heeft hier enkel een doorvoerfunctie. Via het sluizencomplex te Nieuwpoort, de Ganzenpoot, stroomt de IJzer doorheen het havengedeelte van Nieuwpoort en het natuurgebied de IJzermonding, om tenslotte uit te monden in de Noordzee. De IJzer is bevaarbaar voor schepen tot 600 ton tot Diksmuide en verder stroomopwaarts tot Fintele voor schepen tot 300 ton.

Stroomafwaarts van de monding gezien zijn de belangrijkste zijwaterlopen op Vlaams grondgebied de (grensvormende) Heidebeek, de Haringebeek, de Poperingevaart, de Kemmelbeek, het Kanaal Ieper-IJzer (waarin de Ieperlee en de Martjevaart uitmonden), de Stenensluisvaart en tot slot de Handzamevaart.

Hydrologie

De IJzer is een typische laaglandrivier. De natuurlijke waterpeilschommelingen worden bepaald door de hoeveelheid neerslag en de breedte van de vallei. De IJzer vertoont dan ook grote debietveranderingen.

De voeding van de beken en rivieren van het IJzerbekken gebeurt in hoofdzaak door regenwater dat, ofwel rechtstreeks, ofwel als oppervlaktewater, ofwel na insijpeling in de bodem, captatie en afvoer door drainagebuizen zijn weg naar de waterlopen vindt.

Ook enkele bronnen voorzien de IJzer van water. Zeker is dat er zowel kwel vanuit de IJzer als vanuit de hogergelegen zandleemstreek optreedt. Waar de overgang van de vallei naar de zandleemstreek zeer zwak hellend is blijft dit waarschijnlijk beperkt tot diffuse kwel. Stroomopwaarts Elzendamme is de kwel meer uitgesproken.

Het hoger gelegen zandleemgebied, dat aan de IJzervallei grenst, ontwatert via een aantal beken, die uitmonden in de IJzer. Deze beken voeren veel erosiemateriaal aan dat in het benedenpand bezinkt. De benedenlopen van deze beken vormen diepe uitlopers van de vallei in de zandleemstreek. Door het grote reliëfverschil met de omliggende zandleemstreek fungeren de broeken als het winterbed van de IJzer in perioden van veel neerslag, vooral in de winter.

De afwatering van de deelgebieden zelf kan nogal verschillen. De linkeroever stroomopwaarts Fintele, een smalle strook stroomafwaarts Fintele alsook de rechteroever stroomopwaarts Knokkebrug (Westbroek – Broeken Noordschote-Reninge) wateren grotendeels gravitair af. De afwatering van de broeken tussen Knokkebrug en de Houtensluisvaart (Merkembroek – Woumenbroek, allebei deel uitmakend van het Blankaartbekken) wordt geregeld door een pompstation aan de Stenensluisvaart. Het deel tussen de Houtensluisvaart en Diksmuide watert in hoofdzaak gravitair af via de Walevaart (perimeter NP)

Langdurende winteroverstromingen in de IJzerbroeken (en de Handzamevalllei) zijn een eeuwenoud gegeven (zie ook paragraaf 2.1.1), waardoor het gebied grotendeels gevrijwaard is gebleven van zeer intensieve landbouw en bebouwing. De laaggelegen valleigronden hebben op een natuurlijke wijze een opvangfunctie voor neerslagwater dat afkomstig is van de hoger gelegen zandleemgronden. Door het waterbergend vermogen van de vallei te benutten kunnen overstromingen van woonkernen en intensief benutte landbouwgronden, voorkomen worden.

De winterse hoogwaterstanden, die het laatste decennium veelvuldiger optraden, tonen aan dat het water vanuit het hogergelegen zandleemgebied veel sneller naar de IJzer afstroomt, een gevolg van de sterk verlaagde hydraulische berging van de waterlopen in het zandleemgebied door rechttrekking, verdieping en toename van de verharde oppervlakken. Ook de omzettingen van graslanden naar akkers in het bovenstroomse gebied in het algemeen en de beekvalleien in het bijzonder, met een verbeterde drainering en een verlaging van de hydraulische ruwheid van het landschap tot gevolg, versnelt de waterafvoer naar de IJzer.

Handzamevaart Hydrografie

Hydrografisch kan de Handzamevallei opgesplitst worden in twee delen. Het grootste deel behoort tot de Bethoosterse Broeken. Dit gebied watert af naar de Handzamevaart. Het waterpeil in dit gebied wordt geregeld via twee pompen (zie verder). Een kleiner deel in het noordwesten watert gravitair af naar de Vladslovaart.

Deze laatste wordt ook wel Zijdelinggeleed genoemd (Missiaen & Vanneste, 2005 )

omwille van zijn ligging naast de Handzamevaart en vervolgens langs de IJzer tot aan de Kreek van Nieuwendamme. Recent werd de Polder van Vladslo-Ambacht mee opgenomen in de fusie van de Middenkustpolder.

In tal van publicaties wordt het gebied reeds vele jaren de Handzamevallei genoemd.

Anderen spreken liever van de ‘Krekebeekvallei’ en nog andere bronnen spreken van de ‘Krekelbeekvallei’. De Handzamevaart is in feite de benedenloop van de Kreke(l)beek. Deze beek vindt haar brongebied ter hoogte van de ‘Voerman’, op de grens van Lichtervelde met Koolskamp. Onderweg wordt ze gevoed door tientallen beken en zijbeken, om uiteindelijk in Diksmuide in de IJzer uit te monden. Dit bekenstelsel zorgt voor de ontwatering van ongeveer 17.000 ha, wat neerkomt op 12% van het totale IJzerbekken (Werkgroep Handzamevallei, 2005).

Hydrologie

Het normale waterpeil in de Handzamevaart is bij de monding gelijk aan het IJzerpeil (3,14 m TAW) en ter hoogte van de dorpskom van Kortemark 3,95 m TAW. De waterloop kent een beperkt verval, hetgeen zich vertaalt in een trage afvoer.

De Handzamevaart/Krekebeek is te karakteriseren als een neerslagrivier. De tendens van de voorbije decennia tot het streven naar versnelde afvoer, het groot aantal akkers in het stroomgebied en het groter verval van de toevoerbeken zorgt dat de waterloop bij regenval onderhevig is aan sterke peilschommelingen.

Deze veranderingen hebben invloed op het overstromingsregime van de Handzamebroeken in ruime zin. Daarom werd de waterhuishouding van de broeken zoveel mogelijk losgekoppeld van de peilen van de Handzamevaart (Devos K., 2010):

- In 1962 werden 2 gemalen gebouwd (in Esen en in Werken) om het broekgebied te onderbemalen; de oevers van de Handzamevaart werden (hoger) bedijkt. De laatste dijkwerken tussen de Steenstraat en de Barisdamstraat gebeurden nog heel recent (jaren ’90).

- De invloed van de Zarrenbeek op de omliggende broeken werd in dezelfde periode sterk beperkt door kleinschalige bedijking en het graven van een by-pass naar de Handzamevaart langs de Steenstraat.

- Om wateroverlast op de rechteroever van de Handzamevaart te beperken werden 2 waterlopen die vroeger gravitair in de Handzamevaart loosden (Bombeek en Praatbeek), gesifonneerd onder de Handzamevaart en zo in verbinding gesteld met het bemalingsgebied van de pompstations. Het benedenstroomstraject van de Colvebeek die ter hoogte van het centrum van Werken nog steeds gravitair in de Handzamevaart uitmondt, werd bedijkt.

De beide pompstations handhaven een broekpeil van 2,60 m à 2,80 m (TAW).

Veronderstellend dat er vroeger enkel gravitaire ontwatering plaatsvond lag het historische broekpeil (stroomafwaarts Barisdam) dus vermoedelijk ergens rond de 3,14 m à 3,30 m TAW, afhankelijk van de positie in de vallei (dichter of verder van de monding) gelegen.

Zoals gezegd watert het gebied van het Zijdelinggeleed via de Vladsovaart gravitair af en wordt ze niet geregeld door pompen.

2.3 Beschrijving van het biotisch milieu