• No results found

2.2.1 Definitie

Een definitie van huwelijksdwang waarover consensus bestaat, is in Nederland niet te vinden. Wel 12

zijn in de afgelopen jaren enkele pogingen gedaan om een goede werkdefinitie tot stand te brengen. Ook voor dit onderzoek is het relevant daarop een blik te werpen. Daarmee wordt 13

duidelijk op welke, zich in de sociale werkelijkheid manifesterende problematiek wordt geduid als in dit onderzoek wordt gesproken over ‘huwelijksdwang‘ ,’gedwongen huwelijken’ of het ‘dwanghuwelijk’. Het navolgende beoogt geen uitputtende beschrijving te zijn van de definities die in omloop zijn. Veeleer wordt een beknopt overzicht gegeven van aanwezige definities en de gemeenschappelijke noemers die daarin aan te treffen zijn.

Een goed vertrekpunt is de definitie die in 2005 is opgeworpen door de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (hierna: ACVZ). De door de commissie gehanteerde definitie vormt een uitvloeisel van twee vooronderzoeken naar huwelijksdwang en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de verdieping in discussies over huwelijksdwang en de beleidsmatige aanpak daarvan. De ACVZ verstaat onder het gedwongen huwelijk: ‘een huwelijk waarbij een of beide huwelijkspartner(s) geen eigen zeggenschap heeft (hebben) over de sluiting van de huwelijksverbintenis en daarmee niet instemt. Onder deze situatie wordt mede begrepen het wel meewerken aan de formele (wettelijke) huwelijkshandelingen doch onder lichamelijke of geestelijke bedreiging’. Een belangrijk eerste kenmerk van gedwongen huwelijken is in deze definitie dat een 14

huwelijkspartner (of beide huwelijkspartners) geen zeggenschap heeft gehad over het sluiten van het huwelijk en daarmee ook niet zou instemmen als die mogelijkheid zou zijn geboden. Kortom: het huwelijk heeft plaats tegen de vrije wil van, minimaal, een van de huwelijkspartners. Dit kenmerk komt nog nadrukkelijker naar voren in een definitie die in 2009 is geïntroduceerd door Cornelissens, Kuppens en Ferwerda. Zij verstaan onder het gedwongen huwelijk het ‘religieus of 15

wettelijk huwelijk waarbij de (voorbereidende) huwelijkshandelingen tegen de vrije wil van minstens een van de huwelijkskandidaten hebben plaatsgevonden en waar onder een bepaalde vorm van dwang mee is ingestemd’. Voornaamste kritiekpunt van Cornelissens e.a. op de definitie van 16

de ACVZ is dat daarmee te weinig tot uitdrukking wordt gebracht dat dwang op de gedwongen huwelijkspartner op uiteenlopende, ook subtiele, manieren kan worden uitgeoefend. Hun definitie laat expliciet ruimte voor een breed dwangconcept. Niet alleen kan een huwelijkspartner door geweld tot het huwelijk worden gedwongen – doorgaans zal daarvan zelfs geen sprake zijn, zo

Hetzelfde geldt overigens voor het buitenland. Ratia & Walter schrijven dit toe aan het feit dat huwelijksdwang in

12

verschillende landen ‘diverse, overlappende manieren [hebben] om het probleem te beschouwen’. Zie Ratia & Walter 2009, p. 16. Zie ook Haenen 2014, p. 32.

De term werkdefinitie, die in rapporten vaak terugkeert, wijst al op een zekere onzekerheid omtrent de ‘juiste’ of

13

‘meest accurate’ definitie van huwelijksdwang. Die vinden we eigenlijk over de gehele linie van de (Nederlandstalige) literatuur terug.

Adviescommissie Vreemdelingenzaken 2005, p. 9.

14

Cornelissens, Kuppens & Ferwerda 2009, p. 30.

15

Cornelissens, Kuppens & Ferwerda 2009, p. 30.

stellen de auteurs –, maar kunnen het ook subtiele vormen van dwang zijn die dat gevolg kunnen effectueren, zoals de sociale druk die op iemand wordt uitgeoefend om met een aangewezen partner in het huwelijk te treden. Een laatste definitie ontlenen we aan de dissertatie van Haenen, uit 2014. 17

Zij definieert het gedwongen huwelijk als ‘a marriage (i.e. marital or marital-like association), which at least one of the partners entered into against their will as a result of some form of coercion exerted by another party’. Ook in de definitie van Haenen kan het gaan om een wettelijk of 18

religieus huwelijk. Zij houdt namelijk een brede, van de wet onafhankelijke definitie van het huwelijk aan, dat zij begrijpt als ‘any union between two or more people which, in a specific society is legally, culturally and/or religiously sanctioned, which is binding, and which, within the particular context of that society, establishes certain rights and obligations between these people and is seen as marital or marital-like’. Dit laatste is een belangrijke toevoeging en scherpt in dat 19

het bij gedwongen huwelijken niet altijd gaat om huwelijken die voor de (Nederlandse) wet worden gesloten. Dit gegeven is vooral belangrijk bij het beantwoorden van de vraag welke wettelijke instrumenten kunnen worden ingezet om gedwongen huwelijken tegen te gaan. Zoals hieronder nog blijkt, zijn de civielrechtelijke voorzieningen bijvoorbeeld beperkt als een huwelijk niet naar Nederlands recht is gesloten. 20

2.2.2 Nadere onderscheidingen

Een belangrijk punt dat door meer auteurs is gemaakt naar aanleiding van het definiëren van huwelijksdwang, is op welke aspecten van het huwelijk de aangewende dwang precies behoort te zien. Gaat het bijvoorbeeld alleen om de formele verrichtingen om het huwelijk te sluiten? Of kan ook in de fase daarna, als het huwelijk eenmaal is gesloten, sprake zijn van huwelijksdwang? Om antwoord te geven op die vraag is het nuttig de indeling van Janssen te gebruiken, die het huwelijk opdeelt in een viertal fasen. Het gaat respectievelijk om de fase waarin het voornemen tot het 21

huwelijk bestaat (fase 1), die waarin het huwelijk wordt voorbereid (fase 2), de fase waarin het huwelijk wordt voltrokken (fase 3) en, ten slotte, de fase van het huwelijkse leven zelf of het ‘gehuwd zijn’, ook wel de ‘huwelijkse staat’ genoemd (fase 4). In een schema ziet dit er als volgt 22

uit. Er wordt vanuit gegaan dat in elk van deze fasen van dwang sprake kan zijn.

Zoals hieronder nog zal worden besproken, kan het daarbij bijvoorbeeld gaan om de sociale druk die vanuit een

17

familie wordt uitgeoefend om met een aangewezen persoon in het huwelijk te treden. Vgl. onder meer De Koning & Bartels 2005, p. 59, die antropologisch onderzoek deden naar huwelijksdwang binnen Marokkaanse, Turkse en Hindostaanse gemeenschappen. Zie ook Smits van Waesberghe e.a. 2014, p. 116. Janssen 2018, p. 19 onderscheidt meerdere vormen van psychische dwang, waaronder het ‘voortdurend controleren van de betrokkenen’.

Haenen 2014, p. 32. 18 Haenen 2014, p. 18. 19 Zie paragraaf 2.3.1. 20

Janssen 2018, p. 4. De indeling wordt ook gebruikt in het rapport van Andersson Elffers Felix en is overgenomen in

21

de ‘Actieagenda schadelijke praktijken’, die op 18 februari 2020 door de Ministers van VWS en voor Rechtsbescherming werd aangeboden aan de Tweede Kamer.

Geschiedt deze fase onder dwang dan wordt wel gesproken van ‘huwelijkse gevangenschap’. Deze problematiek heeft

22

De vraag in welke fase een (aanstaand) huwelijk zich bevindt, is relevant omdat het antwoord daarop invloed heeft op de wettelijke instrumenten die kunnen worden gebruikt. Het moge duidelijk zijn dat in fases 1 en 2 die maatregelen primair een preventief karakter hebben: ze zijn erop gericht het huwelijk te voorkomen. Na fase 2 krijgen de maatregelen als vanzelf een meer repressief karakter. De vraag rijst dan veeleer welke maatregelen kunnen worden genomen om de betrokken persoon of personen vanuit die reeds bestaande situatie zo goed mogelijk te beschermen en eventuele begane strafbare feiten op te sporen en te vervolgen. Relevant om nog op te merken, is dat de fasen die hierboven zijn onderscheiden – en de handelingen die daarmee gepaard gaan – zich voor kunnen doen in Nederland, maar ook daarbuiten. Dit is een belangrijke variabele, die invloed heeft op de instrumenten die de overheid kan inzetten en de mate waarin die effectief kunnen worden gebruikt. In het vervolg van dit onderzoek wordt hierop nog teruggekomen.

Een belangrijke vraag bij het nader bekijken van de problematiek van huwelijksdwang is door wie de dwang wordt uitgeoefend. Deze kwestie hangt nauw samen met de vraag naar de settings waarin deze huwelijken plaatsvinden. Een uniform beeld daarvan kan uit de literatuur niet worden afgeleid. De ACVZ beziet in haar rapport vooral de betrokkenheid van derden bij de partnerkeuze. De commissie houdt daarbij een onderscheid aan tussen het romantische huwelijk, waarbij twee partners vrijelijk voor elkaar kiezen; het huwelijk waarbij de keuze daarvoor wordt opgedrongen door een van de partners; en het huwelijk waarbij de keuze voornamelijk wordt bepaald door familie, dus niet door (een van de) partners. In het geval van de laatste twee voorbeelden is sprake 23

van een zogeheten ‘gearrangeerd huwelijk’: bij de sluiting van het huwelijk – en de voorbereidingen die daaraan voorafgaan – ligt het initiatief niet of niet alleen bij beide partners.

Niet elke vorm van bemoeienis bij de sluiting van het huwelijk wordt in de literatuur als dwang gedefinieerd. Om hierop meer zicht te krijgen, is het nuttig te bezien welke typen van gearrangeerde huwelijken bestaan en bij welke typen de meeste kans op dwangsituaties bestaat. De Koning en Bartels spreken van vier typen van gearrangeerde huwelijken. Het eerste is het geplande type, waarbij de ouders het gehele proces plannen op basis van voor hen relevante familiale en gemeenschapsfactoren. Bij deze vorm, aldus de auteurs, is nauwelijks sprake van interactie met de 24

huwelijkspartners. Het tweede type is het ‘gedelegeerde type‘ :’Kinderen, vooral zonen, maken hun voorkeuren duidelijk aan hun ouders met betrekking tot het type partner dat zij prefereren en de ouders proberen aan deze voorwaarden te voldoen’. Het gezamenlijke type is het derde, door De 25

Koning en Bartels onderscheiden type. Het gaat bij deze vorm om de situatie waarin ouders en kinderen gezamenlijk actief zijn bij de partnerkeuze, waarbij de mogelijkheid tot ‘daten– ’ dus het zelf zoeken en aandragen van een partner – wordt opengehouden. Het vierde type betreft het ‘eigen

Fase 1:

Dwang rondom het voornemen om het huwelijk te sluiten

Fase 2: Dwang rondom voorbereidingen op het huwelijk Fase 3: Dwang rondom de huwelijksvoltrekking Fase 4: Dwang :jdens gehuwde leven (huwelijkse gevangenschap) Adviescommissie Vreemdelingenzaken 2005, p. 21. 23

De Koning & Bartels 2005, p. 11.

24

De Koning & Bartels 2005, p. 11.

initiatief type’; kinderen nemen daarin ‘zelf het initiatief tot het uitzoeken van een geschikte partner en vragen uiteindelijk hun ouders om toestemming’. Bij De Koning en Bartels speelt de 26

huwelijksdwang telkens in de context van het gearrangeerde huwelijk waarbij ouders zijn betrokken. Als vijfde vorm zou ook nog kunnen worden onderscheiden de huwelijksdwang die in een één-op-één context plaatsheeft: A dwingt B tot het aangaan van een huwelijk, zonder dat daarbij derden, bijvoorbeeld ouders of andere familieleden, zijn betrokken. 27

Wat uit de schets van typen gearrangeerde huwelijken in elk geval duidelijk wordt, is dat de mate van zeggenschap bij deze huwelijken in aanzienlijke mate kan verschillen. Niet elk gearrangeerd huwelijk kan als een vorm van huwelijksdwang worden gezien; veel hangt af van de vraag of de beide partners zeggenschap hadden over het huwelijk en een effectieve mogelijkheid hadden niet met het huwelijk in te stemmen.

Een dilemma dat in dit verband vaak terugkeert, is wanneer bemoeienis met het (aangaan van een) huwelijk, waaronder de partnerkeuze, overgaat in een vorm van dwang. Het is een vraag die in de literatuur veel hoofdbrekens heeft gekost. Daarvoor kunnen verschillende verklaringen worden aangedragen. Ten eerste kan dwang zich in diverse vormen voordoen en kunnen de aard en de mate van dwang dus sterk uiteenlopen. Dwang wordt bijvoorbeeld gerepresenteerd als geweld of de bedreiging daarmee. Op basis van de literatuur lijkt het echter aannemelijk om te veronderstellen dat dwang zich in het kader van de thematiek van huwelijksdwang voornamelijk voordoet in meer subtiele verschijningsvormen. Er werd al gewezen op de sociale druk die door familie op de huwelijkspartner(s) kan worden uitgeoefend. Ook kan worden gedacht aan de invloed die een 28

financieel of sociaal afhankelijke positie heeft op de keuzes die iemand maakt of kan maken. In 29

het onderzoek van Smits van Waesberghe e.a. wordt bovendien erop gewezen dat ouders die nauw bij de partnerkeuze en het huwelijk van hun kind zijn betrokken zich daartoe zelf vaak ook een soort van ‘gedwongen’ weten – bijvoorbeeld omdat zij aan reeds gemaakte afspraken omtrent het huwelijk vastzitten of in de overtuiging leven dat de uithuwelijking noodzakelijk is om de eer van de familie te beschermen. Janssen onderscheidt in haar studie naar casus die in 2017 werden 30

voorgelegd aan het LEC EGG meerdere vormen van psychische dwang. Naast bedreiging met geweld ging het ook om het voortdurend controleren van de betrokkenen of het bespelen van schuldgevoelens (emotionele chantage), het doen van een beroep op gevoelens van loyaliteit jegens de familie en chantage, bijvoorbeeld door te dreigen een geheim openbaar te maken. Daarnaast 31

benadrukt Janssen dat huwelijksdwang niet zozeer als een ‘conflict tussen twee individuen’ moet worden begrepen, maar dat het veeleer gaat om een dynamiek van ‘groepsdruk’. In dit kader 32

bespreekt zij ook de mogelijke rol van ‘extended family’ bij een proces van huwelijksdwang. Niet

De Koning & Bartels 2005, p. 11.

26

Ook Schmidt & Rijken concluderen, in hun onderzoek uit 2005, dat veel gedwongen huwelijken weliswaar plaats

27

vinden binnen de familiesfeer, maar ook daarbuiten kunnen voorkomen. Schmidt & Rijken 2005, p. 67. Smits van Waesberghe e.a. 2014, p. 116.

28 Ibid. 29 Ibid, hfdst. 9. 30 Janssen 2018, p. 19. 31 Janssen 2018, p. 22. 32

alleen ouders kunnen dwang op hun kinderen uitoefenen. Dikwijls spelen volgens Janssen ‘[...] opa’s, oma’s, ooms, tantes (achter)neven en (achter)nichten’ een grotere rol. 33

Een tweede belangrijk punt is dat dwang zich doorgaans niet lijkt voor te doen in de vorm van een goed af te zonderen, concrete gedraging. Veeleer, zo concluderen Smits van Waesberghe e.a., is sprake van een ‘proces van dwang’. Indien de leden van een familie al van kindsbeen af worden 34

grootgebracht met de idee dat de partnerkeuze niet vrij is, maar door derden wordt bepaald, zal het door de betrokken huwelijkspartner als zeer lastig worden ervaren om dit (culturele) patroon te doorbreken of daartegen in opstand te komen; het keurslijf van de traditie is een vorm van dwang geworden. Het aantonen van deze vorm van dwang is daarmee bepaald niet eenvoudig, laat staan het aantonen dat aan een bepaalde persoon deze dwang ‘aangerekend’ of ‘toegerekend’ kan worden. In het navolgende komen we daarop nog terug, bij de bespreking van de strafrechtelijke instrumenten die bestaan om huwelijksdwang tegen te gaan.

De literatuur bekijkend is het bij huwelijksdwang volgens meerdere auteurs vooral van belang dat kan worden vastgesteld dat geen of beperkt sprake was van zeggenschap over het huwelijk en ook geen (reële) mogelijkheid bestond om niet met het huwelijk in te stemmen. De vrijwilligheid is met andere woorden in het geding; van dwanghuwelijken moet boven alles kunnen worden gezegd dat zij onvrijwillig zijn aangegaan en/of voortduren. Op het begrip ‘dwang’ komen we bij de bespreking van de juridische mogelijkheden om huwelijksdwang tegen te gaan uitgebreid terug. Gezien de onderzoeksvraag die in dit hoofdstuk centraal staat, is het niet nodig om een ‘eigen’ definitie van dwang op te werpen, maar gaat het er ons hier vooral om te laten zien van welke betekenis van dwang wordt uitgegaan bij toepassing van de nog te bespreken juridische instrumenten. Wat nog wel van belang is om op basis van het bovenstaande uit te lichten, is dat de ‘bron’ evenals het ‘subject’ van de dwang kan verschillen. Dwang kan worden uitgeoefend door ouders die een of beide partners tot een huwelijk dwingen, maar kan zich ook voordoen tussen de toekomstige partners. Al naargelang de situatie zijn er dus verschillende ‘daders’ en ‘slachtoffers’ te identificeren, een gegeven waarvan we ons bij de bespreking van de juridische mogelijkheden om tegen huwelijksdwang op te treden bewust moeten zijn.

2.2.3 Een korte geschiedenis van de aanpak van huwelijksdwang (2005-2020)

Het thema huwelijksdwang heeft in de afgelopen decennia regelmatig in de belangstelling gestaan van politici en onderzoekers. Als belangrijk referentiepunt geldt nog steeds het reeds aangehaalde advies van de ACVZ, uit 2005. Dit advies was aangevraagd door de toenmalig Minister voor Vreemdelingenzaken; de thematiek stond destijds nauwelijks op het netvlies van de overheid, terwijl er wel zorgen waren gerezen over de mogelijke gevolgen die huwelijksdwang – en het onttrekken aan een huwelijk door de gedwongene – kan hebben, bijvoorbeeld in de vorm van eergerelateerd en huiselijk geweld. De commissie concludeert in haar rapport dat het in de praktijk 35

moeilijk is om een onderscheid aan te brengen tussen huwelijken die onder druk en huwelijken die

Zie ook Janssen 2017, p. 40.

33

Smits van Waesberghe e.a. 2014, p. 14.

34

Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken 2005, p. 16.

onder dwang zijn aangegaan, wat het voor de autoriteiten lastig maakt om op zulke situaties adequaat te reageren. Bovendien constateert de ACVZ dat de mogelijkheden om in juridische zin tegen (dreigende) huwelijksdwang op te treden ‘vrij beperkt’ zijn. Vooral wordt geadviseerd om het vreemdelingenbeleid zo aan te passen, dat voor de IND en Nederlandse consulaten in het buitenland meer mogelijkheden bestaan om huwelijksdwang (vroegtijdig) te kunnen ontdekken. Ook worden maatregelen voorgesteld om de verblijfsrechtelijke positie van (mogelijke) slachtoffers te versterken. Over de specifieke strafbaarstelling van dwanghuwelijken merkt de commissie op dat die alleen zinvol is als een dergelijke bepaling ‘ook daadwerkelijk in de praktijk kan worden toegepast’, waarbij de commissie voorts opmerkt dat zo’n concreet op huwelijksdwang gerichte bepaling ook een belangrijke ‘symboolwerking’ kan hebben; vandaar dat de commissie van oordeel is dat bij een ‘voldoende praktische toepasbaarheid’ een aparte strafbaarstelling (i.e. specifiek gericht op de problematiek van huwelijksdwang) ‘vanwege de ernst van de betrokken handeling en de mogelijke preventieve werking’ op zichzelf gewenst lijkt. De ACVZ stelt ten aanzien van de 36

strafrechtelijke benadering van huwelijksdwang vast dat opsporingsonderzoeken niet eenvoudig zullen zijn. Vaak doet het slachtoffer namelijk geen aangifte en vindt de uitgeoefende dwang plaats in de beslotenheid van de familiekring. Een specifiek op huwelijksdwang gerichte strafbepaling 37

zou dan ook geen klachtdelict moeten zijn, zo meent de commissie. Naast de vermeend lage 38

aangiftebereidheid wijst de commissie ook nog op het feit dat de bestanddelen van de huwelijksdwanggedraging in verschillende landen kunnen worden gepleegd, bovendien door verdachten die mogelijk niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken. Deze omstandigheden kunnen van invloed zijn op de haalbaarheid van strafrechtelijke onderzoeken, bijvoorbeeld als blijkt dat Nederland geen rechtsmacht heeft.

Aan het advies van de ACVZ lagen twee deelrapporten – voorstudies – ten grondslag. Het reeds aangehaalde rapport van De Koning en Bartels betreft een antropologisch onderzoek naar partnerkeuze en gedwongen huwelijken onder Marokkaanse, Turkse en Hindostaanse Nederlanders. Huwelijksdwang komt voor binnen deze gemeenschappen, zo concluderen de onderzoekers, maar geconstateerd wordt wel ‘[…] dat gedwongen huwelijken een verschijnsel is dat langzaam maar zeker afneemt onder de drie doelgroepen’. Zowel onder jongeren als ouders zou het een fenomeen 39

zijn dat steeds minder gewaardeerd wordt. Interessant is nog dat in het onderzoek wordt gesteld dat het bij huwelijksdwang niet zozeer gaat om fysieke dwang, maar ‘meestal’ om ‘veel subtielere vormen van dwang en drang’. Daarbij wordt bijvoorbeeld gewezen op de sociale druk die op 40

kinderen wordt uitgeoefend om conform een bepaald ideaalbeeld van ouders te trouwen. De 41

onderzoekers wijzen op een ‘grijs gebied’ dat soms zou bestaan tussen vrije keuze en dwang. 42 Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken 2005, p. 48.

36

Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken 2005, p. 46.

37

Bij een klachtdelict is het instellen van een vervolging door het OM afhankelijk van de vraag of een klacht of aangifte

38

is gedaan.

De Koning & Bartels 2005, p. 61.

39

De Koning & Bartels 2005, p. 38, p. 60.

40

De Koning & Bartels 2005, p. 59.

41

De Koning & Bartels 2005, p. 53.

Het tweede deelrapport dat aan het invloedrijke ACVZ-advies ten grondslag lag, betreft een onderzoek naar de juridische aspecten van gedwongen huwelijken, uitgevoerd door Schmidt en Rijken. Ook zij stellen vast dat een moeilijkheid bij het tegengaan van huwelijksdwang wordt gevormd door het bewijzen van dwang. Ook wijzen zij erop dat lastige rechtsmachtsvragen kunnen