• No results found

Hulpverlening: Communicatieverbetering patiëntsysteem behandelteam

4. Psychosociale hulp voor naasten van traumapatiënten

4.5 Resultaten Hulpverlening

4.5.4 Hulpverlening: Communicatieverbetering patiëntsysteem behandelteam

Equivalenties Hulpverlening: Communicatieverbetering patiëntsysteem –

behandelteam

De maatschappelijk werkers van twee casussen bemiddelden tussen naaste en afdeling. Deze naasten waren ontevreden over de verpleging en artsen. In beide situaties ging het erom dat ze vonden dat er onvoldoende en geen adequate zorg voor de patiënt was. De maatschappelijk werkers probeerden naasten en behandelteam dichter bij elkaar te brengen door uitleg te geven over

opvattingen, gevoelens en gedrag van de ander. Ze sprongen voor de naasten in de bres, maar belichtten tevens het perspectief van artsen en verpleging.

Uitleggen

M: En ik, dat heb ik dus aan die ene verpleegkundige gevraagd: neem even tijd voor d'r. I: Hm.

M: En leg uit hoe jullie het doen. I: Ja.

M: Ook om dit te laten uitleggen, want dat kunnen zij vaak beter. I: Hm.

M: Hoe ze het aanpakken, hoe hij reageert en daar is zij niet bij. [lacht] I: Nee, nee.

M: En hoe, hoe onafhankelijk wil iemand zijn, en een heleboel patiënten willen graag heel onafhankelijk zijn.

I: Ja.

M: Ook al wordt het dan niet zo netjes, of wordt het bed vies. En familie heeft vaak: het bed was heel smerig hoor. Maar dat is helemaal niet zo erg. Veel erger is dat als het bed verschoond moet worden dat die man opgetakeld moet worden en, snap je?

weg zou gaan, dat het eh... I: Hm.

C: ...goed zou voelen.

I: En wat heeft hij daarvoor gedaan? Kun je daar iets over zeggen?

C: Ja hij heeft dan ook gesprekken gehad met de verpleging. Ook dat de communicatie beter moest. En eh wij samen hebben ook wel gesprekken gehad dat hij ook probeerde te belichten gewoon vanuit de ziekenhuiskant.

Aanvullingen en opposities Hulpverlening: Communicatieverbetering patiëntsysteem

– behandelteam

De verhalen van naasten en maatschappelijk werkers kwamen met elkaar overeen als het gaat om de hulp die is geboden om de communicatie met artsen en verpleging te verbeteren.

4.5.5 Hulpverlening: Benadering

Om de benadering te typeren is gekeken naar wat naasten en maatschappelijk werkers zeggen over de balans tussen het proces van cliëntontwikkeling, interactieontwikkeling en probleemafwikkeling en tussen interventie en presentie (zie 4.2.2.)

Equivalenties Hulpverlening: Benadering

In vier van de zeven casussen noemen maatschappelijk werkers en naasten dat het volgen van de behoeften van de cliënt centraal stond in de benadering van de maatschappelijk werker. Het

gespreksonderwerp werd meestal bepaald door wat er op dat moment speelde. De maatschappelijk werker volgde als het ware het proces van cliëntontwikkeling, dat wil zeggen dat hij volgde waar de naaste op dat moment aan toe was, daarbij aansloot en inging op wat op dat moment voor de naaste belangrijk en nodig was. Het gaat hier om het volgen van het psychologisch proces dat de naaste doorloopt en het erkennen dat dit voor de naaste bestaat uit verschillende fasen op weg naar het kunnen hanteren van de situatie (Snellen, 2007).

Van het één naar het ander

I: Ja. Ja. Oké. En eh die gesprekken hè, u vertelt iets over u kon uw verhaal kwijt eh ze gaf tips, adviezen en eh ze heeft ook wel praktische dingen gedaan. Eh nam zij daarin veel initiatieven of was u het met name die bepaalde van waar het over ging in die gesprekken? C: Ja, ik denk dat ik het was. Dan kwam d'r weer iets boven, dan hop je van het een naar het ander eigenlijk hè, dan was je met iets bezig en dan had ik weer wat anders en ja, zulke dingen gebeuren dan omdat je ook heel nerveus bent.

Van dag tot dag

M: En ik benadruk vaak op de IC moeten we maar per dag kijken, want er kan zoveel in ’n dag gebeuren dat het niet zoveel zin heeft om al te denken: hoe zullen we overmorgen... Nou dat snappen mensen altijd en dat, ja dat geeft wel structuur aan het gesprek.

Het leek in deze casussen alsof interventies waren ingebed in presentie (Baart, 2001; van der Laan, 2003). Er met oprechte aandacht zijn voor de naaste en deze volgen in het moment, vormde de basis voor interventies.

Volgen

M: nou toen hij dus naar de afdeling ging, dan krijg je een aantal concrete punten. I: Hm.

M: Eh dat wil niet zeggen dat de lijn van het hele contact weg is, maar dan gebeurt er in korte tijd een heleboel andersoortige dingen...

M: ...die haar dán bezighouden. I: Ja. Ja.

M: En dan laat ik dat ook gebeuren, omdat dát het belangrijkste is voor haar op dat moment. Eh hoe ze benaderd wordt op de afdeling, eh of ze denkt dat ie zijn eten wel krijgt, of ie dan de goeie medicijnen krijgt. Dus dan zijn dat zulke belangrijke dingen dat ik daar gewoon, dan volg ik haar.

I: Ja.

M: Dan volg ik de cliënt in wat op dát moment belangrijk is.

Laten praten

C: En daar had je nu eigenlijk ze liet mij maar maar praten. I: Hm.

C: En ze luisterde naar me.

Deze maatschappelijk werkers volgden hoe het met de cliënt ging en bewaakten of deze zich staande wist te houden.

In zes van de zeven casussen hadden maatschappelijk werkers veel aandacht voor de naasten. Ze luisterden, toonden belangstelling en gaven erkenning.

Open vragen

I: Jij stelt dan een aantal vragen in zo’n gesprek hè, ik probeer me ’n beeld te vormen van hoe dat dan gaat hè, want zij komt dan binnen de tweede keer en dat zal ’n beetje hetzelfde zijn, van: ga zitten en wil je misschien iets drinken. En dan?

M: Nou dan, ja ik denk dat ik dan al heel snel met de vraag begin van: goh hoe is het? I: Ja. Hele open vraag, kijkt hoe zij er nu, hoe ze er nu voorstaat.

M: En met haar en met haar man. Vaak beginnen mensen te vertellen van hoe het met de patiënt gaat hè.

I: Ja, natuurlijk. Ja.

M: En eh ja ik ga als dat stuk is geweest toch zeker eh altijd nog na: hoe gaat het nou met jou?

I: Ja.

M: En ja... ja, is het niet te veel? Ja, dat zijn wel rechtstreekse vragen. Of dat ze genoeg eh ontspanning hebben of dat ze ook nog contact hebben met andere mensen, hoe dat gaat? Of ze van hun werk bellen? Dat soort eh vragen. Ja.

I: Ja. Dus eigenlijk inderdaad je volgt een beetje hoe het met haar gaat gedurende de opname zo hè?

M: Ja.

Stand van zaken doornemen

I: En zo een keer in de week, was dat voor jou goed?

C: Ja. Ja, gewoon even doornemen, de stand van zaken, hoe dat het met mijn man ging, hoe dat het met mij ging en eh hoe dat alles geregeld was, ook thuis en zo allemaal. En eh ja want ik heb natuurlijk ook een zoon van acht. Die moest natuurlijk ook eh gewoon naar school en ik moest opvang regelen voor daarna.

I: Ja. Dus dat nam je met haar door wat er allemaal bij kwam kijken. C: Ja.

I: En eh daar kon je dan over vertellen. C: Ja.

cliënt de werker wel raakte, maar dat hij er niet emotioneel bij betrokken was. Hij hield ook een bepaalde afstand, waardoor het voor de cliënt makkelijker was de maatschappelijk werker ´lastig te vallen´ met haar verhaal.

In een van de casussen koos de maatschappelijk werker voor een duidelijk sturende en directieve benadering. Hij vond het in het belang van de patiënt dat er een letselschadeadvocaat werd ingeschakeld en drong daar op aan toen de familie daar in eerste instantie niet veel voor voelde. In zijn benadering stond interventie meer centraal dan presentie en ging het meer om

probleemafwikkeling dan cliënt- en interactieontwikkeling. In alle andere casussen was dit meer in balans.

Aanvullingen Hulpverlening: Benadering

In zes van de zeven casussen spreken de cliënten in positieve termen over de benadering van de maatschappelijk werker. Zij zijn duidelijk tevreden over de wijze waarop de maatschappelijk werker de relatie met hen is aangegaan en onderhield.

De cliënten uit twee casussen vertellen bijvoorbeeld dat de maatschappelijk werker gewoon, eigen en vertrouwd was.

Gewoon

C: Want je hebt wel eens mensen, ja dat vind ik dan van van sportmensen vaak, die krijgen dan zo'n air van: hier kom ik hè? Nou dat moeten ze bij mij echt niet doen.

I: Nee.

C: En dat doen die mensen ook niet vind ik, wat ik zo zie. I: Oké.

C: Dat ze verbeelding hebben van: ik sta boven jou of... I: Nee. Nee.

C: Ze hebben geen verbeelding. Het zijn gewone mensen.

In vier casussen vertellen de naasten bovendien dat de maatschappelijk werker neutraal en niet- veroordelend was.

Neutraal

CM: Nou het gewone denk ik. CV: Ja.

I: Het gewone?

CM: Ja. Het gewone, ja hoe moet je dat nou...

CV: De maatschappelijk werkster kwam heel vertrouwd over. CM: Ja maar ook het, niks geen...

CV: Heel normaal. Er is geen poespas bij van eh ik ben een maatschappelijk werker of zo. Gewoon.

CM: En geen veroordelen, maar gewoon neutraal en dat je dus ja en hoe moet je dat verder eigenlijk, dat valt niet mee om dat...

I: Nee, dat is ook lastig.

CM: ...om dat zo te formuleren. Dat valt niet mee. I: Nee.

CM: Ik denk gewoon het neutrale positie innemen. Dat dat... CV: Heel belangrijk is. Ten minste dat was voor ons heel belangrijk. CM: Ja zonder oordelen en veroordelen.

In een andere casus zeggen de cliënten dat de maatschappelijk werker aardig was en met hen meeleefde.

Meeleven

maatschappelijk werker als persoon is.

CZ: Ja, was wel aardig en ja, had het wel goed gedaan ja, heel aardig vond ik. I: Hm. Ja. Ze was aardig. En je zegt: je vindt dat ze dat goed heeft gedaan. CZ: Ja.

I: Wat vond jij goed van haar?

CZ: Nou ja, ze leefde ook veel met je mee en eh ja ik vond dat ze wel goeie, ja net zoals net, ze stelde goeie vragen.

Cliënten uit vier van de zeven casussen benadrukken het belang dat het klikt met de maatschappelijk werker.

Relaxed

C: Ja. Ik heb gewoon hele fijne gesprekken gehad met de maatschappelijk werkster. I: Ja.

C: Gewoon heel relaxed en dat vind ik ook heel belangrijk. I: Ja. Waren ook relaxte gesprekken?

C: Ja. Absoluut. I: Waar zat hem dat in?

C: Gewoon hoe hoe we tegenover mekaar zaten. Gewoon, ja, of dat we mekaar al heel lang kenden. Net wat ik in het begin zei, die klik, die moet er zijn. Is er die niet, dan ga je heel geforceerd ga je daar zitten.

I: Ja. Ja.

C: En dat is fout. Dat is, vind ik fout.

Een van hen beweert dat het met de ene maatschappelijk werker beter klikt dan met de andere, zonder te kunnen zeggen waar het in zit. Het is iets persoonlijks, volgens haar. Een andere cliënt noemt dat de klik er wel was met de maatschappelijk werker in het ziekenhuis en minder met die ´meneer´ in de revalidatiekliniek.

Verder roemen de ouders uit een van de casussen de zorgvuldigheid van de maatschappelijk werker. Zij had namelijk ook contact met hun dochter, maar liet zich daarover niet uit in het gesprek met de ouders.

De cliënten uit twee casussen vertellen dat de maatschappelijk werker nogal direct was en dat vonden ze plezierig.

Eén van de naasten is minder positief over de benadering van de maatschappelijk werker. Zij miste betrokkenheid van deze maatschappelijk werker en zegt dat hij er meer voor de patiënt was dan voor haar. Dit wordt ook wel bevestigd als we naar het verhaal van de maatschappelijk werker kijken. Hij vertelt veel over de patiënt, maar amper iets over diens zus en haar leed. Hij heeft veel geregeld, maar noemt ook dat hij dit in het belang van de patiënt heeft gedaan. Hij zegt letterlijk dat hij meer gericht was op de lange termijn belangen van de patiënt dan op hoe de familie het vol kon houden.

Betrokkenheid

C: Ja. Hij was ook niet mijn persoon. Nee.

I: Nee. En kan je iets zeggen over waar hem dat in zat?

C: Misschien omdat hij z’n werk doet om z’n werk en niet om z’n gevoel. I: Kun je dat ’ns toelichten?

C: Nou, ik werk in de thuiszorg en ik ben heel betrokken op het moment dat ik bij de mensen ben. Ik ben het wel weer kwijt als ik er weg ben.

I: Ja.

C: En dat heb ik met bij hem niet gehad.

I: Dat heb je niet gevoeld. Nee, dat hij dat had bij je. C: Nee.

Een van de maatschappelijk werkers meent dat cliënten zich snel bij haar op haar gemak voelen omdat zij naast de cliënt gaat staan en zich niet boven hen plaatst.

Ernaast gaan staan

M: Nou en ja wat ik wel merk en wat ik ook terughoor altijd en ook op de afdeling vinden ze het heel makkelijk om mij in te roepen omdat eh ja dat mensen zich heel snel op hun gemak voelen bij mij.

I: Ja.

M: En dat is natuurlijk wel ’n goeie basis.

I: Ja, dat kan je wel zeggen. Weet je ook wat jij daar zelf in doet, waardoor dat zo is? M: Nou ik denk dat ik echt naast mensen ga staan. Ik heb absoluut niet de behoefte om erboven te staan, van: hier is de maatschappelijk werker en die komt het even vertellen. Die behoefte die ken ik eigenlijk niet.

Zeven van de acht maatschappelijk werkers zeggen de cliënten te volgen in het moment, wat zij op dat moment nodig hebben. Eén van hen benadrukt dat hij ook stuurt. Hij noemt als voorbeelden dat hij stuurt in waar hij wel of niet op in zal gaan, de plaats van het gesprek, hoe hij en de cliënten ten opzichte van elkaar zitten.

Eén van de maatschappelijk werkster vertelt dat ze stuurt door een duidelijke structuur en systematiek in de gesprekken aan te brengen. De fasering uit het social casework volgt ze, ondanks de hectiek van de situatie.

Structuur aanbrengen

M: Ja. Kijken welk probleem er op je bordje komt en kijken wat mensen ermee kunnen en willen.

I: Ja.

M: Ja, en daar volgen de stappen in. Dat wordt allemaal door [Kamphuis?] beschreven. En daar werk ik toch vrij nauwkeurig naar.

I: Oké.

M: Ook al is het traumatologie, want dat is altijd wat we stagiaires natuurlijk proberen eh uit te leggen, je hebt hier soms maar een of twee gesprekken in een heel hectisch en 'n heel heftig iets, maar in elk gesprek zit die structuur van: wie zit daar, waarom, wat is de vraag? Wat is mijn idee daarover? Wat is mijn aanpak?

I: Ja.

M: Dat zit overal en altijd in. Alleen je ziet het niet altijd omdat het zo hectisch is. I: Ja, ja. Ja.

M: Maar is altijd een begin en een eind.

Een andere maatschappelijk werker stuurde door de cliënt te confronteren met de mogelijke blijvende gevolgen van het ongeval. Ze bewonderde het optimisme van mevrouw, maar vond dat ze de realiteit niet uit het oog moest verliezen.

Confronteren

I: Kun je uitleggen wat jouw motief is om dat tegen haar te zeggen?

M: Eh nou ja toch om eh ’t is niet alleen, kijk dat positieve is heel mooi, maar je kop in het zand steken vind ik niet mooi. Dus eh om haar daarvoor te behoeden. Ook. En om ook dingen die niet prettig zijn, om die te bespreken.

I: Ja. En je zei van eh straks van: eh ja dat doe ik ook want ik vind dat positieve mooi maar de kop in het zand steken niet.

M: Nee.

I: Wat denk jij dat het probleem is, stel dat ze het inderdaad zou negeren?

M: Als ze het zou negeren? Nou het kan natuurlijk een overlevingsmechanisme tijdelijk zijn hè, maar op ‘n goeie keer kom je toch voor het verdomde feit dat er misschien wel iets en in hun relatie heel veel problemen gaat geven. En eh ik denk dat het gemakkelijker is om daar heel langzamerhand daar bewust van te worden en zelf dat proces te volgen en af en toe gesteund te worden, dan dat je in een keer ermee geconfronteerd wordt over een half jaar van eh hij heeft toch wel behoorlijk cognitieve problemen. Of als hij thuiskomt en dat ze er dan achter komt dat ze eigenlijk een heel andere man heeft. Dat zou toch een ramp zijn.

De benadering van een van de maatschappelijk werkers week nogal af van de andere zeven. Sturen stond centraal in zijn aanpak. Hij noemt zijn benadering directief.

Opposities Hulpverlening: Benadering

Een van de maatschappelijk werkers heeft, nadat zij de melding kreeg dat er een traumapatiënt was opgenomen, de naasten gebeld en gevraagd of zij een gesprek op prijs stelden. Zij dacht dat de partner van de patiënt het waardeerde dat zij contact opnam. Mevrouw vond dit zeker plezierig, maar werd erdoor overvallen. Zij denkt achteraf dat de maatschappelijk werker de keuze voor een gesprek beter niet aan haar had kunnen laten. Ze had te veel aan haar hoofd om te kunnen besluiten of ze dit wel of niet zou willen. Als de maatschappelijk werker had voorgesteld om voor die week een afspraak te maken was ze daar op in gegaan en ze denkt dat dit voor haar en haar zoon beter zou zijn

geweest. Haar zoon bevestigt haar hierin. Ze stellen als het ware een meer directieve benadering voor.

Concreet voorstel doen

CV: Ik denk beter eerder.

I: Dat het beter is om toch eerder te doen? CV: Ja.

I: Ja. Dat zou beter zijn. Maar in dit geval, want zij had eerder contact opgenomen, maar u had het heel druk hè?

CV: Ja. Ja. Ja.

I: Ja. Want ze heeft het aan u gevraagd en toen heeft u gezegd: nou, wacht maar een tijdje... CV: Ja.

I: ...eh denkt u nu: dat was ook goed zo? Of had ze toch meer moeten aandringen of eh...? CV: Misschien beter eh had ze kunnen zeggen, het is nu deze week gebeurd, ik wil graag jullie deze week spreken. Zoiets.