• No results found

Het probleem/probleemverkenning:

Herkennen jullie het probleem dat leerlingen moeite hebben in havo 4 met het maken van volgordevragen en zo ja kun je toelichten hoe dit lijkt te komen?

Collega 1 geeft aan te herkennen dat leerlingen moeite hebben met volgordevragen, omdat ze dit aangeven in de les, en omdat ze het benoemen wanneer ze de vraag krijgen op welk onderdeel ze op de toets minder gescoord hebben. “Vaker niet dan wel kan ik de volledige punten geven voor de volgordevraag op de toets. Ik heb het idee dat wanneer de gebeurte- nissen dichter bij elkaar liggen, bijvoorbeeld binnen twee aaneengesloten tijdvakken, zij het nog moeilijker vinden.”

Collega 2 geeft aan dat hij moeite heeft met de duiding dat leerlingen het moeilijk zouden vinden, omdat hij van mening is dat de leerlingen binnen de havo echt te weinig tijd stoppen in het leren van het raamwerk van tijdvakken en kenmerkende aspecten. Hij benoemt expli- ciet bij leerlingen in havo 5: “Zorg in elk geval dat je je chronologievragen goed hebt, want daar heb je invloed op.” Deze collega geeft aan dat dit over het algemeen ook wel het geval is wanneer leerlingen in havo 5 het centraal schriftelijk eindexamen maken. “Ze kunnen het wel, als ze er echt genoeg energie in stoppen. De vraag door de tijd heen gaat dan bij de meeste leerlingen wel goed op het examen, maar wanneer het over de chronologie gaat bin- nen een historische context dan maken ze wat eerder fouten, omdat het dichterbij elkaar ligt.”

Collega 3 geeft aan dat ze wel herkent dat leerlingen het moeilijk vinden binnen de havo bo- venbouw, omdat ze minder goed de vraagstelling doorzien bij de volgordevraag. “Ze snap- pen de opzet aan de hand van kenmerkende aspecten minder goed, herkennen de signaal- woorden minder, waardoor ze minder goed doorhebben waar het over gaat. In feite vind ik als docent de volgordevraag de makkelijkste vraag die ze op het examen kunnen stellen, met als kanttekening dat de volgordevraag binnen een historische context wel echt moeilijker is.” Zij sluit zich aan bij het beeld dat leerlingen het ook echt moeten gaan doen.

Collega 4 geeft ook aan dat hij het probleem herkent, maar dat hij het net als collega 2 een kwestie van doen vindt van de leerlingen. Het heeft volgens hem ook te maken met werkhou- ding, hij geeft dit schooljaar ook een vwo 3 klas les, en merkt dat deze leerlingen de begrip- pen al beter kennen, waardoor het ook beter gesteld is met hun chronologisch besef.

73

Besteden jullie zelf regelmatig expliciet aandacht aan de ontwikkeling van historisch tijdsbesef en het oefenen van volgordevragen tijdens de les?

Collega 1 geeft aan dat ze er wel met havo 5 mee aan de slag gaat. “Ik maakte voor de toets altijd een oefentoets, met daarin een volgordevraag. Maar dat is best wel veel werk voor mij, maar de leerlingen gaven wel aan te willen oefenen met chronologie. Toen heb ik gezegd dat alle leerlingen zelf een volgordevraag moeten maken en dat we er naderhand een aantal uit- kiezen die we samen maken. Ik doe dit niet elke les, maar ik pak er wel geregeld een paar vragen uit die ik de andere leerlingen dan laat maken.” Collega 2 reageert hierop door te zeggen dat het volgens hem ook echt niet nodig is om elke les aandacht te besteden aan volgordevragen.

Collega 2 geeft aan dat hij er niet heel veel aandacht aan besteed. “Dat terwijl er in de me- thode Memo in de onderbouw ook al aandacht aan wordt besteed. Dat vind ik sowieso het frappante, dat ze dit eigenlijk allemaal al op de basisschool hebben gehad en in de onder- bouw, en dat het dan nog steeds een probleem is. Ik besteed er aandacht aan bij de nabe- spreking van de toets.”

Collega 3 geeft aan niet heel erg expliciet aandacht te besteden aan het oefenen van histo- risch tijdsbesef en het oefenen met volgordevragen. Ik vind chronologie een wat minder be- langrijke vaardigheid en op het examen scoren we gemiddeld vaak boven het landelijk ge- middelde op de verschillende onderdelen, behalve op de volgordevraag. Ik doe wel vaak voor een toets een activerende opdracht met allerlei kaartjes met afbeeldingen, waarbij ik chronologie als opstapje gebruik voor causaliteit. Ik geef vlak voor een toets wel vaak een opdracht waarbij de leerlingen een chronologisch overzicht van de jaartallen uit het hoofd- stuk moeten maken en dan bespreek ik na welke jaartallen ze wel en niet moeten weten.”

Collega 4 geeft ook aan dat hij slechts bescheiden aandacht besteed aan historisch tijdsbe- sef, terwijl hij als examencoördinator weet dat Lyceo, een instelling die examentraining geeft, benadrukt dat je geschiedenis leert door een tijdlijn te maken. Hij besteed zelf echter meer aandacht aan bronnen, “want dat is moeilijk.”

Herkennen jullie de constatering uit de literatuur dat er gemiddeld genomen te weinig aandacht wordt besteed aan het stimuleren van chronologisch besef bij leerlingen bin- nen jullie eigen lespraktijk?

Collega 4 geeft aan dat hij dit herkent.

Collega 2 geeft aan dat het afhankelijk is van wat het doel is: “Bereiden we leerlingen voor op het examen, of bereiden we hun voor op de rest van hun leven?” Waarop ik zelf aanvul dat vanuit de literatuur blijkt dat leerlingen niet als vanzelf een historisch tijdsbesef opbouwen

74

omdat zij de geschiedenis cyclisch krijgen aangeboden op de basisschool en de onder- en bovenbouw van de middelbare school en dat je met enig recht kan stellen dat er dus meer oefening nodig is. Collega 2 geeft aan dat het dan wel van belang is dat het stimuleren van historisch tijdsbesef in relatie wordt aangeboden met andere historische vaardigheden.

Collega 3 vult aan dat het ook voor de leerlingen van belang is dat ze begrijpen hoe je ge- beurtenissen in samenhang kunt onthouden en dat het handig is om de volgorde van ge- beurtenissen te kennen, zodat je tot een overzicht komt. Het waarom. Ze vragen ook om die houvast, en dat doen ze ook in havo 4 en havo 5. Collega 1 geeft aan dat ze dit herkent. Col- lega 2 geeft aan dat hij dit minder herkent in de vwo bovenbouw, “zij vinden het veel norma- ler dat zij ook nog expliciet aandacht moeten besteden aan het leren van de tijdvakken en bijbehorende kenmerkende aspecten. En een vwo leerling heeft veel meer eergevoel en er- vaart eerder dat hij wellicht voor gek staat als hij de periodisering aan de hand van tijdvakken niet kent. Corrigeren elkaar onderling door de een bepaalde groepsdruk.” Collega 3 vult aan dat de vwo leerlingen wat eerder de structuur kan overzien waar de chronologie bij helpt.

Zien jullie chronologisch inzicht als een belangrijke historische vaardigheid, die als voorwaarde dient om tot een juist historisch begrip te komen? Of zijn er andere histo- rische vaardigheden waar jullie meer de nadruk op leggen?

Collega 4 geeft aan dat hij net als collega 3 chronologisch inzicht meer als ‘opstapje’ ziet naar andere vaardigheden en dat het niet om jaartal niveau gaat, maar hij probeert nuances te maken tussen bijvoorbeeld de vroege- en late middeleeuwen. “Elke periode heeft weer een eigen opvatting over de geschiedenis, of zoals Huizinga het zei: geschiedenis is een permanente discussie.” Collega 4 geeft aan dat hij veel aandacht besteed aan bronanalyse.

Collega 2 zegt: “voor het examen wel, maar wat ze volgens mij in hun verdere leven van ons vak moeten meenemen is chronologisch besef niet zo belangrijk.” Hij geeft aan dat hij bron- nenkritiek veel essentiëler vindt. “Ik vind bronnen duizend keer belangrijker en die kun je zonder chronologie wel aardig duiden.” En daarnaast geeft deze collega aan dat hij de cultu- rele achtergrond leren kennen belangrijk vindt. Maar mijn vraag is of je dit kunt zonder histo- risch tijdsbesef? Waarop collega 3 reageert met de vraag of je het dan inderdaad ook niet hebt over standplaatsgebondenheid, een vaardigheid waar zij zeker veel aandacht aan be- steedt, maar chronologisch besef is volgens haar niet per se een voorwaarde om dit te kun- nen. Collega 2 geeft nog aan dat hij het ook heel belangrijk vindt om aandacht te besteden aan het feit dat geschiedenis een construct is. Aan de vraag wie er nu beoordeelt wat er van belang is om te leren en dat dit een keuze blijft. Hij geeft in reactie op collega 3 wel aan dat

75

leerlingen in havo 4 hier soms nog niet helemaal aan toe zijn. “Pas op er bestaat geen hand- boek van de Koude Oorlog waar de waarheid in staat,” is een van de dingen die hij benoemt in zijn lessen.

Collega 1 benoemt ook dat ze pas echt in havo 5 op weg naar het examen expliciet gaat oe- fenen met volgordevragen en dat zij meer aandacht besteed aan de “grotere dingen,” zoals bronnenkritiek, standplaatsgebondenheid, historisch redeneren en causaliteit en chronologie zit daar wel in, maar minder expliciet geeft zij aan.

Vinden jullie dat er binnen de methode Feniks (die wij in de bovenbouw havo gebrui- ken) aan de hand van de vragen in het boek voldoende aandacht wordt besteed aan het oefenen van historisch tijdsbesef?

Collega 1 geeft aan dat het er niet echt heel duidelijk inzit, maar dat zij ook niet weet of dat heel erg nodig is. Zij begrijpt de keuzes die er gemaakt zijn in de methode wel.

Collega 3 ervaart dit hetzelfde. “Het wil echter niet zeggen dat de leerlingen het niet missen in havo 4, want zij geven niet voor niets aan dat ze het overzicht missen. Zij denken dat hoofdstuk 5, 6 en 7 moeten leren, maar hebben niet zo goed door dat dit een voortzetting is van hoofdstuk 1, 2 en 3. Er zou dus best meer aandacht mogen komen voor het grotere ver- haal en die doorlopende lijn. Ik geef ze vlak voor het examen ook een lijstje met tips, waarbij ik ook de tip geef: let op het examen staat in chronologische volgorde. Dit lijkt een open deur, maar dat is het niet voor de leerlingen.”

Zowel collega 1 als 3 geeft aan dat zij de aanpak van de methode Feniks in elk geval niet voldoende vinden om de leerlingen voor te bereiden op het examen als het expliciet om de volgordevragen gaat. Collega 1 zou het zou wel fijn vinden wanneer er vragen in de methode Feniks zouden staan die hier wel expliciet op voorbereiden “en dan kunnen we altijd nog zelf de keuze maken of wij deze vragen gebruiken of niet.”

Collega 2 geeft aan dat we los van de methode Feniks wel al vanaf de onderbouw in elke toets een volgordevraag stoppen en dat leerlingen op die manier ook worden voorbereid op deze examenvraag. In havo 5 gaan leerlingen ook aan de hand van oude examens oefenen, waardoor collega 2 zich afvraagt hoeveel je het de leerlingen nu eigenlijk wil laten oefenen?

Gaan we er misschien te veel vanuit dat leerlingen chronologisch inzicht verwerven, doordat wij als docenten de onderwerpen in chronologische volgorde aanbieden? Moeten we in de onderbouw al nadrukkelijker oefenen met het ontwikkelen van histo- risch tijdsbesef bij leerlingen?

76

Collega 3 kan zich wel heel goed voorstellen dat leerlingen in de onderbouw meer visuele ondersteuning nodig hebben. Bijvoorbeeld een mooie tijdbalk in het klaslokaal met

afbeeldingen. Uiteraard is alles wel op internet te vinden geeft zij aan, maar dat leidt niet automatisch tot een overzicht. De tijdbalk uit de methode Memo voor de onderbouw vindt zij niet afdoende ondersteuning bieden. Zij geeft aan dat leerlingen het heel lastig vinden om in te schatten dat de periode van de Grieken en Romeinen veel langer duurt dan de tijd van de Wereldoorlogen. Ze hebben moeite met de verhoudingen. Of bijvoorbeeld de opmerking die leerlingen in de onderbouw maken: “Maar mevrouw we hebben helemaal niet geleerd wanneer Jezus is geboren, hoe kunnen we dat dan weten.”