• No results found

Het OCAP-systeem

In document Opties voor energie- en klimaatbeleid (pagina 112-115)

De belangrijkste hernieuwbare energiebronnen zijn:

4.6 Productie van gassen en brandstoffen

4.7.1 Het OCAP-systeem

Het OCAP-systeem bestaat uit een pijpleidingsysteem met een hoofdleiding van meer dan 80 kilometer vanaf Botlek naar Schiphol en de Amsterdamse haven. De hoofdleiding heeft een transportcapaciteit van ongeveer 1 megaton per jaar en kan CO2 onder een druk van ongeveer 20 bar transporteren. De pijpleiding

wordt beleverd vanuit de Shell PER+- en Abengoa-fabrieken in de Botlek. Beide fabrieken samen kunnen jaarlijks maximaal 1,3 megaton (1,0 + 0,3 megaton per jaar) aan de pijpleiding leveren. Vanuit de pijpleiding worden een kleine 600 tuinders beleverd met ongeveer 400 kiloton per jaar aan CO2. De levering vindt hoofdzakelijk in de zomer – in het groeiseizoen – plaats. Het leidingsysteem wordt geëxploiteerd door Linde Gas en VolkerWessels.

VIER

VIER

Er is nog een zekere ontwikkelingstijd nodig voordat CCS grootschalig en over een breed palet aan industriële sectoren kan worden ingezet. De ontwikkelingstijd is vooral nodig voor doorontwikkeling van CO2-afvangtechnologie naar commerciële schaal voor

gassen met beperkte drukken en CO2-concentraties, de kosten te verlagen en een

infrastructuur op te bouwen. De verwachting is dat het zeker nog tien jaar vergt om te zorgen voor een capaciteit van minimaal 10 megaton per jaar. Eerst een grootschalige Nederlandse proef (bijvoorbeeld ROAD) met een bouwtijd en proeftijd van vijf jaar, daarna volgt de uitbouw van het netwerk en de bouw van grootschalige commerciële installaties.

In het kader van verschillende studies is door potentiële leveranciers van CO2 voor

opslag aangegeven dat zij zich niet verantwoordelijk voelen voor de afvoer en opslag van de afgevangen CO2. Andere partijen moeten die rol op zich gaan nemen, waarbij het

voor de hand ligt dat de Rijksoverheid een belangrijke speler wordt om de infrastructuur in samenspel met bedrijven in te richten en te beheren en daarmee de

verantwoordelijkheid voor transport en opslag te nemen.

Investeren in de infrastructuur voor CCS moet passen bij een brongericht plan van aanpak dat duidelijkheid moet geven over het aanbod van CO2. Aangezien vooral de

kosten voor afvang sterk kunnen variëren, ligt het voor de hand in die brongerichte benadering te beginnen met CO2-stromen die bij enkele industriële processen al in

geconcentreerde vorm vrijkomen (zie ook paragraaf 4.4) en dan geleidelijk de minder geconcentreerde stromen mee te nemen.

Onderwerpen die aan bod moeten komen, of verder ondersteunend beleid vragen met betrekking tot infrastructuur en opslag zijn:

– realistisch opslagpotentieel: welke olie- en gasvelden zijn geschikt voor opslag, welke faciliteiten op deze locaties en welke pijpleidingen zijn geschikt of kunnen geschikt worden gemaakt voor CO2-transport en –opslag?;

– welke mogelijke additionele pijpleidingtracés en welke eventuele barrières zijn er vanuit de ruimtelijke ordening en hoe kunnen die eventueel worden opgelost? – zijn er schattingen van benodigde investeringen voor nieuwe infrastructuur of voor

het aanpassen van bestaande infrastructuur, en hoe kunnen de benodigde financiële middelen worden gegenereerd (bij bestaande leidingen samen met de exploitant)? Volgens woordvoerders van de industrie, overheid en kennisinstituten kan CCS in de toekomst voor de industrie een vestigingsfactor zijn als de ETS-prijs hoger wordt en in Nederland stabiel kan blijven (CE Delft 2016).

4.7.3 Welke beleidsopties ondersteunen de ontwikkeling?

De recente ontwikkelingen op gebied van beleid en grootschalige projecten en de aanbevelingen in diverse recente onderzoeken bevatten een duidelijke lijst met te nemen acties die kunnen resulteren in de volgende beleidsrichtingen:

VIER

Beleidsoptie Start met de oprichting van een CCS­bedrijf, bijvoorbeeld in publiek-private samenwerking, inclusief regeling voor de financiering van de taken.

Indicatie kosten Niet nader bekeken.

Overwegingen Zorg voor verbindingsmogelijkheden tegen acceptabele kosten voor alle potentiële gebruikers. Richt een exploitatiemaatschappij op voor het transportnetwerk zoals dat eerder ook is gebeurd voor warmtenetwerken op land. Zorg dat de overheid aandeelhouder is in deze maatschappij, net als de overheid directe aandeelhouder is in NAM en via EBN aandeelhouder is in andere gas- en oliewinningsprojecten.

Beleidsoptie Ontwikkelen van een wettelijk kader dat het beschikbaar houden van geschikte offshore­faciliteiten/infrastructuur en velden voor CO2­opslag verplicht stelt (mogelijk onderdeel van takenpakket te vormen CCS-bedrijf).

Indicatie kosten Niet nader bekeken. Afhankelijk van de voorwaarden en kosten van risicoafdekking.

Overwegingen Regelen wettelijke aansprakelijkheden, verplichtingen en randvoorwaarden als onderdeel van dat wettelijk kader. Er is bijvoorbeeld duidelijk

omschreven welke maatregelen en procedures moeten worden genomen om risico’s tijdens exploitatie en na abandonneren te minimaliseren. Ook is er net als bij gas- en oliewinning een fonds voor afdekken van eventuele financiële, materiële en fysieke schades ontstaan tijdens exploitatie, tijdens en na abandonnering.

Het ligt voor de hand de oprichting van een CCS-bedrijf en zeker ook het beschikbaar houden van offshore-opslagfaciliteiten gepaard te laten gaan met een beleidsplan voor afvang van CO2. Indien de ontwikkelingen in het ETS te weinig perspectief bieden op de

gewenste termijn, kunnen specifieke beleidsmaatregelen worden overwogen en mogelijk instrumenten voor financiële compensatie voor bedrijven, als het ten koste kan gaan van hun concurrentiepositie. Dat kan een drukkend effect hebben op de prijs van ETS-rechten (waterbedeffect).

Beleidsoptie Stel een nationale routekaart voor CCS op, die duidelijkheid schept over afvang, de inrichting van de infrastructuur en de daarmee beschikbaar komende opslagcapaciteit

Indicatie kosten Niet nader bekeken.

Overwegingen Maatschappelijk draagvlak is een randvoorwaarde. Helder moet worden afgesproken welke varianten voor CO2-afvang en -opslag wel en niet aanvaardbaar zijn voor maatschappelijke partijen.

VIER

VIER

Beleidsoptie (zie ook paragraaf 4.4)

Traject voor afvangverplichting per bron uitstippelen aan de hand van de routekaart

Indicatie kosten Niet nader bekeken.

Overwegingen Dit kan volgen op of onderdeel zijn van het maken van een routekaart. Maatschappelijk draagvlak is een randvoorwaarde. Helder moet worden afgesproken welke varianten voor CO2-afvang en -opslag wel en niet aanvaardbaar zijn voor maatschappelijke partijen. Afvang en opslag van CO2 leidt tot minder vraag naar ETS-rechten, met drukkend effect op de prijs van ETS rechten en leidt door het waterbedeffect niet noodzakelijk tot EU-brede emissiereductie. Om die reden is inzet op beleid in EU-kader dat leidt tot krachtige prikkels voor deze maatregelen op EU-niveau ook een belangrijke optie.

Beleidsoptie (zie ook paragraaf 4.4)

Ontwikkel financiële instrumenten voor ondersteuning van exploitatie van afvang vanaf 2025. Bijvoorbeeld een SDE+-achtige constructie waar (een deel van) de meerprijs bovenop de ETS prijs vergoed wordt of andere stimulering voor investeringen in CO2-afvang bij bepaalde bronnen. Indicatie kosten Het huidige kostenniveau voor afvang bedraagt7 (Brownsort 2013; ECN 2011;

IEA 2013):

- 10-20 euro per ton CO2 voor industriële CO2-bronnen met CO2- concentraties > 90 procent;

- 40-50 euro per ton CO2 voor industriële CO2-bronnen met CO2- concentraties tussen 20-70 procent;

- 40-50 euro per ton CO2 voor kolencentrales (bij basislast productieprofiel);

- 60-80 euro per ton voor grote gasgestookte industriële vuurhaarden. Verwachte ETS-prijs rond 2025 ligt rond de 10-15 euro per ton maar is erg onzeker.

Overwegingen Afvang alleen stimuleren bij bronnen waar het niet te duur is, maatschappelijk geaccepteerd is, en waar geen andere

decarbonisatieopties beschikbaar zijn. Bij deze optie moet er rekening worden gehouden met het effect ervan op het ETS.

In document Opties voor energie- en klimaatbeleid (pagina 112-115)