• No results found

Carbon leakage

In document Opties voor energie- en klimaatbeleid (pagina 85-88)

De belangrijkste hernieuwbare energiebronnen zijn:

4.4 Verduurzaming van de industrie

4.4.2 Carbon leakage

Het effect van carbon leakage, ofwel dat bedrijven uit Nederland zouden weg- trekken of de productie zou verschuiven naar buitenlandse vestigingen – als gevolg van beleid om emissiereductie te bewerkstelligen – en elders doorgaan met hoge emissies, wordt nogal eens gebruikt om maatregelen in Nederland tegen te gaan. Onderzoek naar dit effect geeft een wisselend beeld, maar geen bewijs dat het daadwerkelijk optreedt (Ecorys 2013). Ten slotte kan verduurzaming ook leiden tot reductie van kosten op de lange termijn en daardoor de

concurrentiepositie op de lange termijn bevorderen. Daarnaast zijn er ook vestigingsplaatsfactoren waarin Nederland goed scoort, zoals een gunstige ligging van zeehavens, goede infrastructuur, een stabiele sociale situatie op de arbeidsmarkt en een hoog opleidingsniveau.

VIER

Beleidsoptie Tenderregeling voor ondersteuning bij procesvernieuwing in combinatie met verplichtende afspraken over toepassing en eventueel CO2­emissievermindering (mogelijk vast te leggen in vergunningen).

Indicatie kosten Overheidssubsidieprogramma. Niet nader bekeken.

Overwegingen Implementatie nieuwe processen die nog niet geheel marktrijp zijn, maar wel grote potentie hebben om in de toekomst in de markt een rol te spelen. Daarbij ook aandacht voor flexibiliteitsopties (demand-response) bij industriële processen, eventueel kennisbeleid voor ontwikkelen.

Of een benadering met een minder verplichtend karakter:

Beleidsoptie Extra subsidie voor demonstratieprojecten en implementatieonderzoek. Indicatie kosten Niet nader bekeken. De investeringskosten van demonstratieprojecten

variëren sterk, afhankelijk van het type proces en keuze voor een pilot of eerste grootschalige toepassing. Het kan afhankelijk van de schaalgrootte om 10 miljoen euro gaan, maar ook om honderden miljoenen.

Overwegingen Om te bepalen welke innovaties voor een dergelijke ondersteuning in aanmerking komen, is transparant additioneel beleid nodig. Een mogelijkheid hiervoor is een openbare webbased ‘denktank’ voor belangrijke innovaties. In een zogenoemde Innovatie Bibliotheek is transparant welke innovaties naar de markt zijn gekomen en welke in de ‘pijplijn’ zitten en op termijn te verwachten zijn. Door middel van een transparante ranking door experts kan focus worden gevonden welke technologische innovaties sterk zullen bijdragen in de doelstelling van CO2-emissiereductie en worden geen innovaties ‘vergeten’. De overheid ontwikkelt criteria, toetst maatschappelijk draagvlak, en zorgt waar nodig voor afstemming met het buitenland.

Bovenstaande opties zijn sterk gericht op innovatie en ingrijpende aanpassingen. Hierna volgen enkele opties die dichter bij het huidige beleid staan.

Beleidsoptie Aanscherpen MEE­en MJA3­convenanten.

Indicatie kosten In eerste instantie komen de kosten bij de betrokken bedrijven terecht, maar de energiebesparingsmaatregelen kunnen in veel gevallen rendabel zijn voor desbetreffende bedrijven.

Overwegingen Verplichting om inzicht te hebben in de energiestromen door een energiejaarrekening met energiebalans inclusief verliezen, gebaseerd op metingen van deelprocessen en analyse voor warmtestromen om te detecteren waar (onnodige) verliezen optreden en/of beter gebruikt of hergebruikt kunnen worden (PINCH-analyse). Lozing van restwarmte bij hoge temperatuurniveaus verbieden tenzij uit te leggen. Aandeel werkelijk toegepaste duurzame energie apart vermelden, naast een zogenoemde Key Perfomance Indicator (KPI) voor fossiele energieverbruik per eenheid van product. Momenteel wordt door RVO ook al aan aanscherping gewerkt. Invoeren van bovengenoemde budgetneutrale CO2-prijsprikkel kan het aanscherpen van MEE- en MJA3-convenanten overbodig maken.

VIER

VIER

Beleidsoptie Verscherpen handhaving wet milieubeheer.

Indicatie kosten Daadwerkelijke kosten liggen bij de overheid, voor handhaving en derving belastinginkomsten. In eerste instantie komen er ook kosten bij de betrokken bedrijven, maar de korte terugverdientijd maken de energiebesparingsmaatregelen snel rendabel voor desbetreffende bedrijven. Een variant is doorgerekend (ECN & PBL 2016) waarbij emissiereducties worden geschat op 1 megaton per jaar, en kosten- effectiviteit op -71 euro per ton in 2020 en -107 euro per ton in 2030. Overwegingen Hier is al aandacht voor. Gedacht kan worden aan het verplichten

van energieprestatiekeuringen (EPK’s) om de handhaving te kunnen aanscherpen. Daarbovenop kunnen maatregelen die onder de Wet milieubeheer vallen worden uitgebreid, door het uitbreiden van de jaarlijks te updaten lijst voor iedere industriesector met specifieke generieke maatregelen en/of een minimum aan energiezuinige types (labels en energie-klassen) en het opschroeven van de terugverdientijd. Aantoonplicht bij de bedrijven leggen in plaats van bij de handhavers.

Voor de toepassing van CCS in de industrie zijn er de volgende, elkaar aanvullende beleidsopties.

Beleidsoptie Subsidie voor een demonstratieproject voor CCS bij een gasgestookte installatie. Indicatie kosten Afhankelijk van de grootte van het project. In de NEV 2015 werd een

schatting van minimaal 420 miljoen euro geraamd voor een project zoals ROAD (ECN & PBL 2015).

Overwegingen Het gasverbruik bij de industrie is aanzienlijk en een belangrijk deel daarvan vindt plaats in relatief grote verbrandingsketels waarvoor CCS een optie is; een experiment is erop gericht om tot verdere optimalisatie van het afvangproces te komen.

Beleidsoptie (zie ook paragraaf 4.7)

Traject voor afvang verplichting per bron uitstippelen aan de hand van de routekaart.

Indicatie kosten Niet nader bekeken. Mede afhankelijk van condities waaronder verplichting wordt afgesproken.

Overwegingen Dit kan volgen op of onderdeel zijn van het maken van een routekaart. Maatschappelijk draagvlak is een randvoorwaarde. Helder moet worden afgesproken welke varianten voor CO2-afvang en -opslag wel en niet aanvaardbaar zijn voor maatschappelijke partijen. Afvang en opslag van CO2 leidt tot minder vraag naar ETS-rechten, met een drukkend effect op de prijs van ETS-rechten en leidt door het waterbedeffect niet noodzakelijk tot EU-brede emissiereductie. Om die reden is inzet op beleid in EU-kader dat leidt tot krachtige prikkels voor deze maatregelen op EU-niveau ook een belangrijke optie.

VIER

Beleidsoptie (zie ook hoofdstuk 4.7)

Financiële instrumenten voor ondersteuning van exploitatie van afvang vanaf 2025. Bijvoorbeeld een SDE+-achtige constructie waar (een deel van) de meerprijs boven op de ETS-prijs wordt vergoed of andere stimulering voor investeringen in CO2-afvang bij bepaalde bronnen.

Indicatie kosten Het huidige kostenniveau voor afvang bedraagt3 (Brownsort 2013; ECN 2011; IEA 2013):

– 10-20 euro per ton CO2 voor industriële CO2-bronnen met CO2-concentraties > 90 procent;

– 40-50 euro per ton CO2 voor industriële CO2-bronnen met CO2-concentraties tussen 20-70 procent;

– 40-50 euro per ton CO2 voor kolencentrales (bij basislast productieprofiel);

– 60-80 euro per ton voor grote gasgestookte industriële vuurhaarden. Verwachte ETS-prijs rond 2025 ligt rond de 10-15 euro per ton, maar is erg onzeker.

Overwegingen Afvang alleen stimuleren bij bronnen waar deze niet te duur is, maatschappelijk geaccepteerd is, en waar geen andere decarbonisatieopties beschikbaar zijn.

In document Opties voor energie- en klimaatbeleid (pagina 85-88)