• No results found

Hoofdstuk 5 De BaSO-fiche in het basisonderwijs

5.1 De Boterbloem

5.1.1 Het invoeren van de BaSO-fiche

5.1.1.1 De BaSO-fiche past in het plaatje

Zowel de directeur als de leerkrachten geven aan dat het gebruik van de BaSO-fiche aansluit bij hun schoolwerking en –visie. “Je bent daar mee bezig met die zorg, dus dat is niets nieuws.” (Bert). “Dus voor de leerkrachten hier is dat niet iets waarvan je zegt: ‘goh, wat komt er nu nog bovenop.’ Het is gewoon een logisch gevolg eigenlijk. We hebben ons leerlingvolgsysteem en in het zesde leerjaar wordt dat afgesloten met een BaSO-fiche.” (Bea). Aandacht voor zorg maakt dus deel uit van de lokale culturele norm in de school. Het thema “loopbaanbegeleiding voor leerlingen” wordt binnen de school als een belangrijke pijler van zorg gezien. “Ik denk dat dat hier altijd al is geweest, die bezorgdheid van: ‘waar

66

gaan die kinderen naartoe?’. Loopbaanbegeleiding voor de kinderen, daar zijn wij heel actief mee bezig (…) en op een bepaald moment is dit ook op het LOP gekomen, wat natuurlijk een goed initiatief is.” (Bert). De culturele normen binnen de school rond zorg en loopbaanbegeleiding komen overeen met de institutionele opvattingen die vervat zitten in de BaSO-fiche als artefact. Dit gegeven vormt een mogelijke verklaring voor de bereidheid van de school en zijn actoren om met de vernieuwing aan de slag te gaan. Deze culturele normen binnen de school worden gedragen door verschillende structuren. Zo komt het belang dat de school hecht aan zorg tot uiting in het bestaan van een zorgteam en MDO’s. De aanwezigheid van overgangsbesprekingen9 en een leerlingvolgsysteem zijn structuren die het belang van loopbaanbegeleiding weerspiegelen. Zowel de BaSO-fiche als artefact, als de werkcondities binnen de school zijn dus dragers van gelijklopende narratieve ideeën, namelijk dat zorg en loopbaanbegeleiding belangrijk zijn. Deze overeenstemming verklaart ook waarom de school ervoor kiest om met de BaSO-fiche te werken en dat de leerkrachten hier vrij snel en gemakkelijk in meegaan.

5.1.1.2 Onzekerheid

De directeur geeft aan dat het werken met de BaSO-fiche toch ook een aantal onzekerheden met zich mee brengt: “Je gaat het [werken rond zorg] een stukje officialiseren (…) en dat vraagt ook bepaalde competenties van mensen. Dat vraagt ook een meer ingebedde structuur in een school om dit te doen.” “Daar zit de angst soms, van ‘kan ik dit?’. Daar zit ook onder van, ja, ligt dat nu alleen aan ons? (…) Want het is niet alleen een zaak van een zesde leerjaar en een eerste middelbaar. Ja, dus daar liggen ook wel een heel aantal zorgen onder.” (Bert). Dit citaat geeft uiting aan opvattingen van de directeur over het effect van de vernieuwing op zijn leerkrachten. Deze opvattingen hebben een invloed op zijn handelen als directeur en bepalen zo mee welke werkcondities naar aanleiding van de komst van de BaSO-fiche worden geïnstalleerd binnen de school. De directeur installeerde namelijk verschillende structuren om tegemoet te komen aan de gevoelens van onzekerheid bij leerkrachten, die de vernieuwing met zich meebrengt. Zo worden de BaSO-fiches voor zorgleerlingen in overleg met de zorgcoördinator ingevuld en vullen de leerkrachten van het zesde leerjaar de andere BaSO-fiches samen in. Daarnaast tracht de directeur ervoor te zorgen dat de visie achter de BaSO-fiche heel duidelijk is voor de leerkrachten en maakt hij interne middelen vrij om met de BaSO-fiche aan de slag te gaan. “Eén, de visie moet duidelijk zijn voor leerkrachten, zodat ze weten waar ze aan toe zijn (…). Twee, een stuk

9

De overgangsbesprekingen vinden plaats aan het begin van het schooljaar. De leerkracht bespreekt dan haar nieuwe groep leerlingen met de leerkracht van het vorige leerjaar.

67 investering: in middelen investeren, tijd investeren…” (Roger). De keuze en verantwoording van deze structuren leggen dus een deel van de subjectieve theorie van de directeur bloot, namelijk dat het duidelijk maken van de visie achter een vernieuwing ervoor zorgt dat de onzekerheid die de vernieuwing met zich mee brengt, zal afnemen. Het implementatieproces van een vernieuwing is dus gemedieerd door processen van betekenisgeving, maar in die betekenisgeving spelen structurele gegevens duidelijk een rol (waaronder de BaSO-fiche).

De idee dat de BaSO-fiche onzekerheid met zich meebrengt zien we ook terug komen bij de leerkrachten. De BaSO-fiche heeft bijvoorbeeld een elektronische basis en de leerkrachten voelen zich niet steeds even competent om hiermee aan de slag te gaan. De keuze van de ontwikkelaars van de BaSO-fiche om een elektronische basis te gebruiken omwille van werkdrukverlaging en het verkomen van te uitgebreide fiches, heeft dus ook ongewenste effecten. Dit technische aspect van het artefact brengt namelijk met zich mee dat leerkrachten zich niet altijd even competent voelen om met het programma om te gaan. Brenda geeft bijvoorbeeld aan niet goed te zijn in technische zaken. Haar zelfbeeld sluit dus niet volledig aan bij activiteiten die het technische aspect van de BaSO-fiche met zich mee brengt, al lijkt dit haar zelfwaardegevoel niet te ondermijnen. “Die lijst is nu uit ons bestand verdwenen, ik weet niet hoe dat komt en nu moet ik telkens een voor een die naam opnieuw ingeven. (…) Dat zal wel iets administratief of iets technisch zijn, waar wij niet zo een grote krakken in zijn (lacht).” (Brenda).